Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:237

Zaaknummer

48/13

Inhoudsindicatie

Een advocaat mag niet zonder toestemming van de wederpartij  het verslag van een viergesprek (betrefffende een echtscheidingsconvenant)  in de procedure overleggen omdat dit onvermijdelijk de uitkomst van onderhandelingen bevat. De advocaat mocht in dit geval een aan het echtscheidingsvonnis gehecht echtscheidingconvenant ten uitvoer laten leggen, nu dit in het belang van haar cliënte was en duidelijk was dat het convenant gelding had en er ook een betalingsachterstand was. Klacht gedeeltelijk gegrond; waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 9 mei 2014

in de zaak 48/13

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 16 april 2013 met kenmerk 012/013 KA011, door de raad ontvangen op 17 april 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 februari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van verweerster van 13 februari 2014.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Op 9 september 2009 is tussen klager en zijn toenmalige echtgenote de echtscheiding uitgesproken. Daarbij is bevolen de huwelijksgemeenschap en pensioenrechten te verdelen conform het echtscheidingsconvenant.

2.3    Er heeft op 27 mei 2010 een viergesprek tussen de voormalige echtelieden en hun (toenmalige) raadslieden plaats gevonden. Daarvan is een verslag gemaakt door verweerster. In oktober 2010 is een alimentatieprocedure gevoerd tussen de gewezen echtelieden.

2.4    Op 12 augustus 2011 heeft de deurwaarder op verzoek van verweerster executoriaal beslag gelegd onder de werkgever van klager, de regiopolitie te D. Bij vonnis in kort geding van 12 september 2011 is het beslag opgeheven met veroordeling van verweersters cliënte in de kosten. Het vonnis is bij arrest van het Hof L. van 6 november 2012 bekrachtigd.

2.5    Bij brief met bijlagen van 28 november 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    zij in de alimentatieprocedure het verslag van het viergesprek heeft overgelegd aan de rechtbank. Klager was het in het geheel niet eens met dit verslag en had dit ook via zijn advocaat aan verweerster laten weten;

b)    verweerster zonder titel executoriaal beslag heeft laten leggen. Beslaglegging kan in klagers werkkring worden opgevat als plichtsverzuim. Verweerster heeft klager daardoor in een kwaad daglicht gesteld. Zij heeft gehandeld in strijd met de regel dat zij in financiële aangelegenheden nauwgezet en zorgvuldig moet handelen;

c)    verweerster onjuiste feitelijke gegevens verstrekt heeft door te stellen dat klager een achterstand in zijn betalingsverplichtingen had jegens haar cliënte;

d)    er door verweerster een kansloze hoger beroepsprocedure is gevoerd omdat zij het niet eens was met de proceskosten veroordeling in eerste aanleg.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Het gespreksverslag is geen confraternele correspondentie.

Ad klachtonderdeel b en c)

4.2    Verweersters cliënte is de dupe geworden van het feit dat er in eerste instantie geen echte executoriale titel is verkregen. Uit de beschikkingen van de rechtbank van 9 februari 2011 en 9 september 2011 kan worden afgeleid dat de betalingsverplichting van de man nog steeds gold en dat hij dus een betalingsachterstand had.

Ad klachtonderdeel d)

4.3    De proceskostenveroordeling in het kort geding vonnis is zeer ongebruikelijk omdat het om een procedure tussen ex-echtelieden ging. Van een proceskostenveroordeling alleen kan geen hoger beroep worden ingesteld. Het instellen van hoger beroep kan niet als klachtwaardig worden aangemerkt.

 

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    De raad is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht gegrond is.

Het staat tussen partijen vast dat het viergesprek tot doel had om afspraken te maken over aanpassingen van (delen van) het tussen de voormalige echtelieden gesloten echtscheidingsconvenant. De vastlegging van het gesprek behelsde dus onvermijdelijk de uitkomsten van (schikkings-)onderhandelingen. Verweerster had niet zonder toestemming van klager en zeker niet zonder enig vóóroverleg dit verslag in het geding mogen brengen. Dit temeer nu uit de stukken blijkt dat er geen overeenstemming was over de inhoud, waarbij het feit dat verweerster dit ook aan de rechtbank heeft laten weten haar niet kan disculperen.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    Dit onderdeel van de klacht moet bezien worden in het licht van het feit dat klager verwijten maakt aan de advocaat van zijn wederpartij, zijn ex-echtgenote. Uitgangspunt is dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt in de wijze waarop deze de belangen van een cliënt behartigt. Het ten uitvoer (doen) leggen van een door de rechtbank aan een echtscheidingsvonnis gehecht echtscheidingsconvenant is, door de afhankelijkheid van de precieze formulering in vonnis dan wel convenant, geen sine cure en leidt dan ook regelmatig tot executiegeschillen. Er is veel jurisprudentie op dit terrein, wat al aangeeft dat deze materie veel stof tot juridische discussie geeft. Hoewel dus in dit geval zowel rechtbank als Hof (de cliënte van) verweerster in het ongelijk hebben gesteld en ook de executerende deurwaarder tuchtrechtelijk op de vingers is getikt, betekent dat, in het licht van het voorgaande, nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de deurwaarder in dit geval opdracht tot beslaglegging te geven. Duidelijk was dat het convenant nog gelding had en dat er een achterstand in de betalingen was.  Zoals verweerster betoogde stond het water haar cliënte aan de lippen en heeft zij er daarom voor gekozen executoriaal beslag te leggen. De raad acht de klacht derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.3    Ook dit onderdeel van de klacht is ongegrond naar het oordeel van de raad. Verweerster mocht zich, gelet op de beschikkingen, op het standpunt stellen dat klager zich niet hield aan de uit het convenant voortvloeiende financiële verplichtingen, zodat er een achterstand in de betalingen was ontstaan. Derhalve is geen onjuiste informatie verstrekt.

Ad klachtonderdeel d)

5.4    De raad is van oordeel dat het instellen van hoger beroep tegen het kort gedingvonnis valt binnen de vrijheid die verweerster heeft om te bepalen op welke wijze zij de belangen van haar cliënte behartigt. Deze voelde zich gegriefd door het vonnis en dan is hoger beroep onvermijdelijk.

 

6    MAATREGEL

6.1    De raad acht de maatregel van een enkele waarschuwing op zijn plaats gezien het grote belang van vertrouwelijkheid, met name ook in echtscheidingsprocedures.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart onderdeel a. van de klacht gegrond oordeelt;

-    verklaart de overige onderdelen van de klacht ongegrond;

-    legt verweerster de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

Aldus gewezen door mr. F. P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, E. van Asselt-Pronk, M.I. van Horssen-Bok, L.J. van der Veen, M.E. Derix, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 mei 2014.

 

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op        mei 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord- Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl