Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:294

Zaaknummer

22/14

Inhoudsindicatie

De advocaat dient een transparante en sluitende boekhouding bij te houden waardoor een overzichtelijke en correcte afwikkeling van ontvangen gelden en verrekende declaraties en verschotten jegens de cliënt kan plaatsvinden. Bovendien dient de cliënt uitdrukkelijk in te stemmen met verrekening van gelden van de derdengeldrekening van de advocaat met diens declaraties. Een advocaat moet zijn boekhouding zodanig voeren dat niet achteraf antedatering van declaraties hoeft plaats te vinden. Klacht ten dele gegrond. Schorsing van 3 maanden, waarvan 2 voorwaardelijk.

Uitspraak

Beslissing van 19 september 2014

in de zaak 22/14

naar aanleiding van de klacht van:

 

de besloten vennootschap [    ]

en haar aandeelhouders/bestuurders

de heren [    ] en [    ]

klagers

gemachtigde: mr. [    ]

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

gemachtigde: mr. [    ]

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 31 januari 2014 met kenmerk K 12/106, binnengekomen bij de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2014 en vervolgens doorgezonden bij brief van 24 maart 2014 aan de griffie van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden afdeling Noord, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement G. de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 juni 2014 in aanwezigheid van A. en B., tevens namens C. B.V., hierna te noemen C., en hun gemachtigde mr. X. alsmede verweerder en diens gemachtigde mr.Y. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klagers bijgestaan in de periode van 12 december 2009 tot 22 september 2011 in diverse juridische kwesties,  heeft meer dan 690 incassodossiers behandeld en heeft klagers van advies gediend. Na 22 september 2011 heeft de huidige gemachtigde van klagers de juridische dienstverlening aan klagers voortgezet.

2.3    In het kader van de overdracht en de daarmee in verband staande financiële afrekening zijn tussen klagers en verweerder diverse procedures, waaronder een kortgeding, gevoerd. Tevens zijn over en weer (conservatoire) beslagen gelegd op tegoeden in verband met deze afrekening.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder excessief heeft gedeclareerd, in die zin dat een minimum rekeneenheid wordt gehanteerd van 10 minuten met een onjuiste afronding, een te hoog tarief wordt gerekend en ten onrechte reiskosten in rekening worden gebracht. Ook wordt er dubbel gefactureerd doordat uren in rekening worden gebracht, terwijl een incassotarief is afgesproken en overschotten van voorschotnota’s worden niet gecrediteerd.

b)    verweerder een ondoorzichtige, onvolledige en niet sluitende administratie houdt waardoor een correcte afrekening met betrekking tot in dossiers ontvangen gelden en verrekende declaraties en verschotten in de zaken van klagers bijna twee jaar lang uitbleef. Uiteindelijk is een bedrag van €  17.766,76 aan klagers voldaan. Ook wordt nagelaten verzonden declaraties in kopie te verstrekken en deugdelijk te specificeren. Dit klachtonderdeel richt zich met name op de ondeugdelijkheid van de gevoerde financiële administratie van klagers’ dossiers waardoor het verkrijgen van inzicht in de wijze waarop er gedeclareerd is bijzonder moeilijk is gebleken en de gevoerde financiële administratie tenminste onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. Verweerder kan niet volstaan met verwijzing naar de deugdelijkheid van het door hem gekozen Fidura boekhoudprogramma van Kluwer.

c)    verweerder declaraties en voorschotnota’s heeft geantedateerd.

d)    verweerder bij de overdracht van dossiers en andere stukken onjuist heeft gehandeld in die zin dat deze niet dan wel te laat zijn verstrekt.

e)    verweerder diverse procedures niet juist heeft gevoerd. Klagers hebben hiervan voorbeelden genoemd in hun inleidende klachtbrief d.d. 23 maart 2012, afkomstig van hun huidige gemachtigde.

f)    verweerder zonder uitdrukkelijke instemming van klagers openstaande declaraties, dan wel voorschotnota’s, heeft voldaan door middel van verrekening met derdengelden.

g)    verweerder een geldleningsovereenkomst heeft gesloten met klagers.

h)    verweerder zich onheus heeft uitgelaten jegens klagers over hun nieuwe gemachtigde mr. X.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Alle declaraties zijn conform opdracht en met instemming van klagers opgesteld. Er is geen sprake van excessief declareren. Klagers hebben steeds ingestemd met betaling, dan wel verrekening. Dubbele facturering door naast het incassotarief ook op uurbasis te declareren is niet aan de orde. Het in rekening gebrachte honorarium is gebaseerd op de tussen partijen gemaakte afspraken en de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden. Ook de in rekening gebrachte kosten zijn gebaseerd op gemaakte afspraken. In de overeenkomst van opdracht is vastgelegd dat ook reiskosten gedeclareerd zouden worden en wel tegen een bedrag van € 0,35 per kilometer. Afgesproken was dat in alle zaken tegen een uurtarief van € 150,00 zou worden gedeclareerd. Wat betreft de rekeneenheid voert verweerder aan dat het Fidura programma een rekeneenheid hanteert van 5 minuten, telkens te verhogen met 5 minuten. Dit is volstrekt gebruikelijk in de advocatuur en betreft geen excessief declareren. Ten aanzien van het verwijt dat overschotten van voorschotnota’s niet worden gecrediteerd voert verweerder aan dat een en ander uitvoerig is besproken in een sessie met de accountant van C. Bovendien crediteert het Fidura programma automatisch bij beëindiging van de zaak de overschotten van de voorschotnota’s.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    De administratie is wel degelijk adequaat en sluitend te noemen. Verweerder maakt gebruik van het Fidura. Het is juist dat bij nadere beschouwing is geconstateerd dat klagers een bedrag van € 17.766,76 te weinig gerestitueerd hebben gekregen. Toen zulks bleek is dit bedrag onmiddellijk overgemaakt. Declaraties en de daarbij behorende specificaties zijn steeds tijdig aan klagers gezonden. Ook op een verzoek daartoe zijn de benodigde kopieën verstrekt.

Ad klachtonderdeel c)

Van antedateren is geen sprake geweest. In 2011 zijn een drietal onjuiste interne boekingen gedaan. De noodzakelijke facturen zijn in 2013 opgemaakt in het kader van de definitieve afwikkeling. Als datum voor de facturen is aangesloten bij de laatste factureringsdatum in de desbetreffende dossiers. Dit is gedaan omdat het Fidura programma niet op een andere manier fouten kan corrigeren.

Ad klachtonderdeel d)

4.3    Na de overname van de zaken door de huidige gemachtigde van klagers, zijn de dossiers en de benodigde stukken onverwijld ter beschikking gesteld van de nieuwe gemachtigde van klagers.

Ad klachtonderdeel e)

4.4    De gevoerde procedures en de daarbij behorende proceshandelingen zijn steeds in overleg met en met instemming van klagers gevoerd. Indien geen stukken, althans onvoldoende stukken ter onderbouwing van stellingen aanwezig zijn, kan zulks verweerder niet worden verweten. Ten aanzien van het door klagers genoemde voorbeeld met betrekking tot de procedure tegen U. waarin een  rapport is opgesteld dat niet is overgelegd in de procedure, omdat het nadelig was voor C., voert verweerder aan dat in plaats daarvan is besloten een andere expert te benoemen en die alsnog een rapport op te laten stellen. Dit rapport is juist wel in het geding gebracht.

4.5    Ten aanzien van dezelfde procedure wordt verweerder verweten dat hij heeft verzuimd de reconventionele vordering te onderbouwen. Dat is in zoverre juist dat er niets viel te onderbouwen. Uit het dossier blijkt afdoende dat aan C. is verzocht stukken aan te leveren waaruit zou blijken dat die reconventionele vordering bestaat, maar C. kon die stukken niet aanleveren. Ook dit valt verweerder niet te verwijten. Klager weerlegt in zijn brief van 28 augustus 2012 aan de Orde van Advocaten in het toenmalige arrondissement A. nog enkele specifieke verwijten van de kant van C. omtrent de kwaliteit van zijn werkzaamheden. Ook ten aanzien van de overige door klagers genoemde  voorbeelden betwist verweerder dat de kwaliteit van zijn werkzaamheden beneden de maat is geweest.

Ad klachtonderdeel f)

4.6    Voor zover verrekening heeft plaatsgevonden vanuit de Stichting Derdengelden met nota’s van verweerder is dat steeds gebeurd met de uitdrukkelijke instemming van klagers. Klagers hebben nimmer geprotesteerd tegen welke verrekening dan ook. Bovendien zijn er nauwelijks derdengelden geweest. Daar waar derdengeldbetalingen hebben plaatsgevonden betrof het betalingen van C. van facturen, die dus niet bedoeld waren voor de derdengeldrekening, maar voor de betaalrekening van het kantoor van verweerder. Met instemming van C. zijn die betalingen dan ook telkens overgemaakt naar kantoor. Een overzicht van de ingekomen en uitgegeven derdengelden is verscheidene malen aan de gemachtigde van C. gezonden.

Ad klachtonderdeel g)

4.7    De gestelde leningsovereenkomst betrof een voorschot en geen lening.

Ad klachtonderdeel h)

4.8    Verweerder ontkent dat hij zich jegens klagers onheus heeft uitgelaten over de huidige gemachtigde van klagers. Deze stelling is ook niet onderbouwd.

4.9    Als algemene toelichting voert verweerder aan dat vanwege de hoeveelheid aangebrachte feiten en omstandigheden, hij uiteindelijk zijn accountant opdracht heeft gegeven een gedetailleerd onderzoek te doen, waarvan de conclusies zijn neergelegd in de rapportage van 22 mei 2013. Daaruit blijkt uiteindelijk dat nog een bedrag aan klagers gerestitueerd diende te worden van € 17.766,76, hetgeen inmiddels is betaald.

 

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Dit klachtonderdeel heeft betrekking op het verwijt dat verweerder excessief zou hebben gedeclareerd in die zin dat een minimum rekeneenheid van 10 minuten wordt gerekend en voorts dat ten onrechte reiskosten in rekening worden gebracht. De raad overweegt hieromtrent dat verweerder heeft aangevoerd dat in zijn boekhoudprogramma Fidura met rekeneenheden van 5 minuten wordt gerekend en vervolgens wordt verhoogd met telkens 5 minuten. De raad is van oordeel dat dit gebruikelijk is en niet onjuist. Ten aanzien van de reiskosten merkt de raad op dat verweerder gemotiveerd heeft aangegeven dat dit in overeenkomst van opdracht staat vermeld. Zulks is niet weersproken. Derhalve kan niet gesteld worden dat verweerder ten onrechte € 0,35 per kilometer in rekening heeft gebracht. Voorts is niet komen vast te staan dat er dubbel werd gedeclareerd. Dat wil zeggen dat er naast het incassotarief ook op uurbasis in dezelfde zaak werd gedeclareerd. Hoewel uitzonderlijk veel stukken en financiële overzichten zijn overgelegd, is  voorshands niet vast te stellen of sprake is geweest van excessief declaratiegedrag van verweerder, omdat dat inhoudelijke beoordeling van de zaken vergt. Ter zitting hebben klagers ook gesteld zich te realiseren dat de raad zich hierover niet kan uitlaten en dat een begrotingsprocedure zal worden opgestart.  Voor zover de klachtonderdelen hierop betrekking hebben is dit ongegrond. Ten aanzien van de bezwaren met betrekking tot de creditering van overschotten van voorschotnota’s verwijst de raad naar hetgeen onderstaand bij de beoordeling van klachtonderdelen b en c wordt gesteld en geoordeeld omtrent de deugdelijkheid van de administratie van verweerder. 

Ad klachtonderdeel b en c)

5.2    Ten aanzien van deze klachtonderdelen stelt de raad vast dat deze gezamenlijk kunnen worden behandeld. Het gaat hier over de wijze van administratievoering door verweerder, die volgens C. ondoorzichtig, onvolledig en niet sluitend is, waardoor geen correcte afrekening tot stand is gekomen met betrekking tot ontvangen gelden en verrekende declaraties, terwijl voorschotten te lang uit bleven staan. Ook heeft verweerder nagelaten declaraties in kopie te verstrekken en deze deugdelijk te specificeren. Ook het verwijt omtrent het antedateren van declaraties en voorschotnota’s hangt samen met het verwijt betreffende de administratievoering. Tevens gaat de raad in op het verwijt omtrent het niet crediteren van overschotten van voorschotnota’s.

5.3    De raad overweegt ten aanzien van het verwijt dat de administratie van verweerder niet inzichtelijk is en de financiële stand van zaken in de verhouding tussen klagers en verweerder niet op eenvoudige wijze is te herleiden, als volgt. De raad stelt vast dat verweerder een grote hoeveelheid stukken heeft overgelegd maar dat een helder en beknopt overzicht ontbreekt. Bovendien wisselt het  door verweerder ingenomen standpunt regelmatig. Zo blijkt, naar het oordeel van de raad, onder andere uit de brief van de gemachtigde van verweerder aan de deken van 17 mei 2013 dat de administratie niet overzichtelijk is. De gemachtigde van verweerder schrijft daarin dat uit de rapportage van de accountant niet blijkt dat C. nog een bedrag van € 29.789,86 exclusief BTW van verweerder tegoed zou hebben en vervolgens dat verweerder nog een bedrag van bijna € 100.000,00 van C. te vorderen heeft. Daarbij geeft hij aan dat dat bedrag weliswaar te hoog is omdat een aantal verrekeningen en betalingen van specifiek genoemde rekeningnummers waarvan de overzichten ontbreken, nog niet zijn verwerkt en dat hetzelfde geldt met betrekking tot de verrekening van een aantal voorschotbedragen die in de overzichten van verweerder wel zijn meegenomen. Dan volgt de conclusie dat verweerder nog steeds van mening is dat hij een vordering heeft op C., ook na verrekening van de nog niet verwerkte voorschotten. De verwachting is dat de vordering wel lager zal liggen dan het eerder genoemde bedrag van € 22.401,71. De raad is van oordeel dat hieruit genoegzaam blijkt dat de administratie niet helder is en niet duidelijk weergeeft wat de financiële verhouding tussen C. en verweerder is.

5.4    Ook uit de brief van de gemachtigde van verweerder van 24 mei 2013 aan de deken blijkt van onduidelijkheid en de berekeningen komen weer anders uit. De gemachtigde van verweerder schrijft daar dat de ontvangen bedragen mogelijk hoger uitvallen en uitkomen op € 40.203,02. Dit is niet met zekerheid te zeggen omdat de accountant van verweerder ook bedragen zonder dossiernummer en/of verwijzing naar klagers heeft meegenomen, daar waar hij meer dan redelijke vermoedens heeft dat deze ook in het kader van incassodossiers zijn betaald. Het betreffen dan dossiers zonder omschrijving, of enkel met kenteken dan wel een andere verwijzing waaruit blijkt dat dit mogelijk met klagers te maken heeft. Vervolgens, na verdere rapportage van de accountant van verweerder en commentaar van de gemachtigde van klagers, moet worden vastgesteld dat verweerder in het geheel geen aanspraak op betaling meer kan maken; integendeel, verweerder dient een bedrag van € 17.766,76 aan C. te betalen. De raad merkt op dat de accountant van verweerder uitdrukkelijk schrijft dat hij geen conclusies trekt, maar enkel feiten op een rij zet.

5.5    Ten aanzien van de specificaties overweegt de raad dat een advocaat zijn declaraties steeds nader dient te specificeren, indien de cliënt daarom vraagt. Voor zover een advocaat zijn cliënt bedragen bij wijze van voorschot laat betalen, dient hij daarvan een overzicht bij te houden en zijn cliënt hierover steeds te informeren. Verrekening met reeds eerder betaalde voorschotten dient op de facturen te worden aangeduid onder verwijzing naar de eerdere factuur en het bedrag van de voorschotdeclaratie. Verweerder is er niet in geslaagd hierin voldoende duidelijkheid te verstrekken. Dit blijkt alleen al uit het feit dat de bedragen die C. nog zou moeten betalen, enige malen bijgesteld zijn, waarbij het om forse afwijkingen gaat en niet om marginale bijstellingen die op een kennelijke vergissing berusten. Uiteindelijk heeft ook verweerder moeten constateren dat hij nog meer dan € 17.000,00 aan C. diende te betalen. Uit de overgelegde stukken is geenszins af te leiden dat de financiële verhouding en administratie van verweerder ten opzichte van klager overzichtelijk en helder was. De raad rekent dit verweerder aan. Ook de wijze van verrekening is ondoorzichtig. Gebleken is dat grote bedragen, waarvan klager stelt dat het geen voorschotbetalingen waren, wel als zodanig door verweerder zijn aangemerkt. Bovendien als er al een eindafrekening komt, wordt een eventueel ten gunste van klagers resterend bedrag weer als voorschot aangemerkt. Terecht verwijten klagers verweerder dan ook dat de creditering van overschotten van voorschotnota’s niet duidelijk is. Daardoor is volstrekt onoverzichtelijk geworden wat de financiële verhouding tussen verweerder en klagers was.

5.6    Ten overvloede overweegt de raad ten aanzien van de stellingen van verweerder dat hij, onmiddellijk toen de grote bedragen op zijn rekening werden gestort door klagers, te weten € 88.000,00, € 50.000,00 en € 100.000,00, de deken heeft geïnformeerd hieromtrent. Dit komt in een vreemd daglicht te staan gelet op het feit dat uit de stukken blijkt (productie 1 bij de pleitnota van de gemachtigde van verweerder in het kort geding dat op 2 februari 2012 heeft plaatsgevonden) dat genoemde bedragen op 28 en 29 juli 2011 zijn binnengekomen bij verweerder. Vaststaat dat klagers zich eind september 2011  al tot hun huidige gemachtigde hebben gewend. Vaststaat tevens dat eerst op 4 oktober 2011 bij de deken advies wordt gevraagd over het drietal forse bedragen dat door klagers op 28 en 29 juli 2011 op de rekening van verweerder is gestort. De vraag dringt zich op waarom verweerder ruim twee maanden wacht met het vragen van advies aan de deken. Ten aanzien van het antedateren is de raad van oordeel dat verweerder hier evenmin juist in heeft gehandeld. De gang van zaken is zeer ondoorzichtig. In ieder geval heeft verweerder toegegeven dat hij in 2013 nota’s heeft opgemaakt die betrekking hebben op 2011. Het verweer dat het aan het Fidura programma van Kluwer ligt is onvoldoende. Wat er van zij, in ieder geval is ook dit een aanwijzing van een ondoorzichtige en onduidelijke financiële administratie. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdelen b en c zijn derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.7    Naar het oordeel van de raad is dit klachtonderdeel onvoldoende onderbouwd. Klagers hebben aangegeven dat zij telkens om andere stukken hebben moeten vragen, omdat niet tijdig alle stukken zijn verstuurd. De raad acht niet onaannemelijk dat, gelet op de hoeveelheid stukken, eerst  achteraf gebleken is dat nog enkele stukken misten. Dit is begrijpelijk en niet verwijtbaar. Voorshands is in ieder geval niet komen vast te staan dat bewust stukken zijn achtergehouden. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.8     Met betrekking tot dit klachtonderdeel hebben klagers aangevoerd dat er in de procedure van C. tegen U. een rapport niet is overgelegd en dat verweerder in dezelfde procedure een reconventionele vordering heeft ingediend, maar heeft verzuimd deze met stukken te onderbouwen. In een andere procedure zou verweerder verzuimd hebben verweer te voeren, zodat dit pas bij dupliek kon worden gedaan, waarna de rechtbank aan het verweer voorbij is gegaan. Ook zou verweerder niet bereikbaar zijn geweest voor overleg met de bank toen deze met parate executie dreigde. Ter adstructie van deze voorbeelden hebben klagers weliswaar enige stukken overgelegd, waaronder een tweetal vonnissen, maar zonder nadere toelichting daarop. Verweerder heeft gemotiveerd de verwijten bestreden. Ten aanzien van het rapport heeft hij aangevoerd dat dit ongunstig was voor C. zodat het om die reden niet is overgelegd en ten aanzien van de reconventionele vordering heeft hij aangevoerd dat de onderbouwing eenvoudigweg ontbrak. Op grond van bovenstaande is de raad van oordeel dat in deze tuchtzaak niet kan worden vastgesteld dat verweerder ten aanzien van de kwaliteit van de werkzaamheden onder de maat heeft gepresteerd, zodat dit klachtonderdeel, als zijnde onvoldoende onderbouwd, ongegrond is.

Ad klachtonderdeel f)

5.9    Dit verwijt betreft het zonder uitdrukkelijke toestemming van klagers verrekenen van declaraties c.q. voorschotnota’s met derdengelden.

De raad overweegt hieromtrent dat volgens de voor advocaten geldende regels dit slechts geoorloofd is indien de cliënt daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd. Artikel 6 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit bepaalt in lid 6 dat de advocaat derdengelden slechts mag aanwenden voor betaling van een eigen declaratie indien de cliënt daarmee ondubbelzinnig instemt en de advocaat dit onverwijld schriftelijk vastlegt met verwijzing naar een specifiek omschreven declaratie en het verschuldigde bedrag. Hoewel niet aantoonbaar is dat in geen enkel geval aan deze voorwaarden is voldaan staat in ieder geval als onweersproken vast (verweerder heeft dat erkend) dat in een aantal gevallen aan deze eisen niet is voldaan. Niet exact is vast te stellen om welke bedragen het gaat, maar vaststaat dat het om betrekkelijk grote bedragen gaat waarin in strijd is gehandeld met de regelgeving. In ieder geval is niet komen vast te staan dat toestemming is verleend om de bedragen van € 50.000,00, € 88.000,00 en € 100.000,00 die door verweerder op 28 en 29 juli 2011 zijn ontvangen en als voorschotbedragen zijn aangemerkt met openstaande declaraties te verrekenen. In bijlage 35 van de brief van verweerder aan de deken d.d. 20 februari 2013, productie 9 (een e-mailbericht van klager aan verweerder van 26 juni 2011) wordt gesteld dat er geld uit de incasso’s komt maar dat dat niet voldoende is om alle openstaande facturen te kunnen voldoen. Voor zover verweerder bedoelt dat dit als toestemming moet worden aangemerkt om te verrekenen, is dit niet juist. De raad heeft bovenstaand uiteen gezet welke eisen aan verrekening worden gesteld. De algemene mededeling zoals zojuist weergegeven, is onvoldoende. Hetzelfde geldt voor een e-mailbericht van 26 juni 2011 van 18:52:55 uur, waarin ook in algemene termen van verrekening wordt gesproken en ook in vrijwel alle overige e mailberichten van klagers aan verweerder en omgekeerd wordt in algemene zin over verrekening gesproken. Dit is niet conform de voor advocaten geldende regelgeving zodat dit klachtonderdeel gegrond is.

Ad klachtonderdeel g)

5.10    Verweerder heeft aangevoerd dat dit een onjuiste omschrijving betreft. Het gaat niet om een lening maar om het feit dat er een voorschot openstaat van €  20.000,00. De raad is echter van oordeel dat deze weergave niet overeenstemt met onder andere een e mailbericht van verweerder van 13 april 2011 aan klagers waarin hij (naast enige andere financiële kwesties) schrijft:

“Dan is er de 20.000 lening, waarvan ik gisterenavond begreep dat die toch niet vervroegd terug hoeft naar jou, ik hoor daarover wel als je het toch nodig hebt”.

Voorts in een e-mailbericht van dezelfde datum te 0:30 uur schrijft verweerder:

“Ik kan m niet meer vinden, maar ik had je geschreven dat jij dus 20.000 van mij krijgt (lening); ik 22 van jou (factuur, aan je vader gegeven overzicht)……”

Voorts schrijven klagers in een e-mailbericht van 11 april 2011 aan verweerder:

“De andere 20 k (lening) kom ik eind deze of begin volgende week ophalen.”

In diverse andere e-mailberichten van dezelfde datum wordt steeds gesproken over een lening van 20k. Dit wordt in de antwoordmails van verweerder niet weersproken. De raad houdt het er dan ook voor dat er van moet worden uitgegaan dat er een bedrag van € 20.000,00 is geleend aan verweerder door klagers. De raad acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar. Een advocaat verliest zijn onafhankelijkheid als hij geld leent van een cliënt. Dit is ongewenst. Daardoor ontstaat het gevaar van belangenverstrengeling en het feit dat de advocaat niet vrij meer is om enkel de belangen van zijn cliënt te behartigen omdat hij een eigen belang krijgt. Dit klachtonderdeel is eveneens gegrond.

Ad klachtonderdeel h)

5.11    Weliswaar zijn de door verweerder gebezigde bewoordingen niet positief bedoeld maar niet gesteld kan worden dat deze onnodig grievend zijn. De raad houdt rekening met het feit dat verweerder waarschijnlijk teleurgesteld was door het feit dat een grote cliënt van wie hij veel werk kreeg, overstapte naar een andere advocaat. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende en met name het feit dat de raad van oordeel is dat verweerder er niet voor heeft gezorgd dat de financiële verhouding tussen klagers en hem helder en duidelijk was, doen de raad tot onderstaande maatregel besluiten.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt de klachtonderdelen a (voor zover betrekking hebbend op het niet-crediteren van overschotten van voorschotnota’s) b, c, f en g gegrond;

-    oordeelt de klachtonderdelen a (voor het overige), d, e en h ongegrond;

-    legt verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden;

-    bepaalt dat daarvan twee niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in art. 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-    stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat;

-    bepaalt dat het onvoorwaardelijke gedeelte van deze schorsing ingaat veertien dagen na het in kracht van gewijsde van deze beslissing, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van alle eventueel eerder onherroepelijk geworden schorsingen en dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.

 

Aldus gewezen door mr. M.M. Lorist, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, J.A. Holsbrink, W.H. Kesler, N.H.M. Poort, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 september 2014.

 

griffier                                                    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl