Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:84

Zaaknummer

R. 4287/13.194

Inhoudsindicatie

Verzet. De plaatsvervangend voorzitter heeft geoordeeld dat het ontbreken van een schriftelijke vastlegging van de gemaakte afspraken onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De raad deelt die zienswijze niet en acht het verzet en de klacht gegrond voor zover die ziet op het verwijt dat verweerder tekort is geschoten in zijn belangenbehartiging door de met klager gemaakte afspraken niet schriftelijk vast te leggen. Voor het overige acht de raad het verzet ongegrond. Maatregel een enkele waarschuwing.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 1 september 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk K131 2013 bm/ksl, door de raad ontvangen op 3 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 18 september 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht verklaard, welke beslissing op 19 september 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 30 september 2013, door de raad ontvangen op 1 oktober 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 6 januari 2014 van de raad in aanwezigheid van klager en verweerder. Verweerder werd vergezeld door zijn kantoorgenote mr. A. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht heeft verklaard.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Klager heeft gesteld dat hij met het oog op de klachtprocedure ex artikel 12 Sv met verweerder had afgesproken dat hij de getuigen op het kantoor van verweerder zou verzamelen omdat de getuigen de Nederlandse taal niet goed beheersen. Verweerder heeft daar tegenover gesteld dat hij met klager had afgesproken dat deze getuigenverklaringen zou verzamelen omdat hij, verweerder, niet zelf met die getuigen wilde spreken om beïnvloeding te voorkomen, en dat hij in afwachting was van die getuigenverklaringen. Schriftelijke vastlegging van de gemaakte afspraken ontbreekt. De eerste brief die verweerder aan klager heeft gezonden dateert van een datum die is gelegen buiten de termijn van drie maanden voor het instellen van een artikel 12-procedure.

5.2 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is belangrijke afspraken met zijn cliënt steeds schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken, zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. De plaatsvervangend voorzitter heeft geoordeeld dat het ontbreken van schriftelijke vastlegging van de gemaakte afspraken onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Verweerder heeft immers bij brief van 6 februari 2013 klager in ieder geval om schriftelijke getuigenverklaringen gevraagd en heeft voor 3 april 2013 een afspraak met klager gemaakt die kort daarvoor door klager is afgezegd. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat klager door toedoen van verweerder in zijn belangen is geschaad. De raad deelt die zienswijze niet en acht het verzet en de klacht gegrond voor zover de klacht ziet op het verwijt dat verweerder tekort is geschoten in zijn belangenbehartiging.

5.3 De raad verenigt zich voor het overige met de uitgangspunten voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter die onder nummers 3.2 e.v. van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.4 De behandeling van het verzet heeft op die andere punten dan ook niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich te dien aanzien dan ook met diens beoordeling van de klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet voor het overige ongegrond is.

 

6 MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

-  verklaart het verzet gegrond voor zover dat ziet op het eerste klachtonderdeel (tekortschieten in de belangenbehartiging);

- verklaart het eerste klachtonderdeel gegrond;

- legt aan verweerder daarvoor de maatregel van enkele waarschuwing op;

- verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 maart 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Van deze beslissing kan voor zover het het ongegrond verklaarde gedeelte van het verzet betreft, geen hoger beroep worden ingesteld.

Voor zover het het gegrond verklaarde gedeelte van het verzet betreft, kan van deze beslissing hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl