Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-07-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:199
Zaaknummer
14-164NH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Vrijheid van handelen. Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Gedragsregel 18 niet van toepassing.
Uitspraak
Beslissing van 18 juli 2014
in de zaak 14-164NH
naar aanleiding van de klacht van:
1. de heer
2. Mevrouw
p/a gemachtigde:
klagers
tegen:
mr.
advocaat te
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 23 juni 2014 met kenmerk td/np/13-449, door de raad ontvangen op 26 juni 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerder heeft klagers bij brief van 8 oktober 2013 aangeschreven wegens inbreuk op de auteurs- en modelrechten van zijn cliënte.
1.3 De gemachtigde van klagers (hierna: de heer G.) heeft bij brief van 11 oktober 2013 gereageerd. De heer G. heeft (onder meer) geschreven:
Laat ik beginnen met duidelijk te maken dat de toon van uw correspondentie noch cliënten noch mij bevalt en die als buitenproportioneel wordt ervaren.
(…)
Het ware wel zo vriendelijk geweest, zo u informatie wenste te verzamelen over de herkomst van een bepaald product dat u, c.q. uw cliënte mijn cliënten op een vriendelijker wijze had benaderd. U stampt met uw optreden als een olifant door een porseleinkast en maakt overleg vrijwel onmogelijk. Noch cliënten, noch ondergetekende voelen de behoefte om lang met u of uw cliënte te communiceren.
(…)
Eerst nadat uw cliënte zou hebben aangetoond dat mijn cliënten auteurs- en modelrechten van uw cliënte zouden hebben geschonden, hetgeen absoluut niet het geval is en niet is aangetoond met de prints die u bij uw schrijven had gevoegd, (…) kunt u heel misschien een inhoudelijke reactie krijgen op de rest van uw schrijven.
1.4 Bij brief van 16 oktober 2013 aan de heer G. heeft verweerder (onder meer) geschreven:
(…)
Cliënte betreurt het indien uw cliënten een onjuiste indruk hebben gekregen van de brief die ik namens cliënten heb gezonden. Cliënte heeft geen ander doel dan uw cliënten te informeren en de inbreuk te doen stoppen.
(…)
Tenslotte merk ik namens cliënte op dat overleg tot de mogelijkheden behoort, echter dat zij het initiatief hiertoe bij uw cliënten legt. Uiteraard kunt u altijd telefonisch contact met mij opnemen om de kwestie te bespreken.
1.5 Bij brief van 17 oktober 2013 aan verweerder heeft de heer G. (onder meer) geschreven:
(…)
Daarnaast probeert u via een vorm van intimidatie cliënten angst aan te jagen door te wijzen op een (eventuele) kostenveroordeling en een schadeclaim. U weet natuurlijk erg goed dat u zoiets wel aan de rechter kunt vragen, maar dat het de rechter is die daarover beslist.
(…)
Omdat cliënten betrouwbare ondernemers zijn en altijd te goeder hun zaak hebben geëxploiteerd en exploiteren zijn zij bereid, hoewel zij zoals reeds gemeld met uw cliënte niets meer te maken willen hebben, in het kader van deze kwestie uw cliënte te woord te staan. Daartoe wordt u met uw cliënte uitgenodigd voor overleg op het bedrijf van mijn cliënten.
(…)
Verdere schriftelijke correspondentie in deze kwestie lijkt mij niet nuttig. Het is dus nu aan u en uw cliënte of we elkaar ontmoeten in Oss of bij de Voorzieningenrechter in ’s-Hertogenbosch.
1.6 Verweerder heeft per e-mail op de brief van de heer G. gereageerd en (onder meer) geschreven:
Zoals ik eerder aangaf, stel ik telefonisch overleg voor om deze kwestie proberen op te lossen. Het is daarvoor niet nodig om naar Oss af te reizen, hoewel de uitnodiging wordt gewaardeerd. U (of uw cliënten) mogen mij bellen en indien u daar geen bezwaar tegen heeft, zal ik u proberen te bellen. Graag verneem ik van u.
1.7 Bij e-mail van 18 oktober 2013 aan verweerder heeft de heer G. (onder meer) geschreven:
Telefonisch overleg met u wordt niet geapprecieerd. Ik ga niet in overleg met u of uw cliënte buiten de aanwezigheid van mijn cliënten. Onderonsjes zijn niet mijn stijl. Bovendien: als u nog iets wezenlijks te melden zou hebben in een dergelijk telefoongesprek, dat nog niet zou zijn gecommuniceerd, dan zou u dat ook op schrift kunnen stellen.
1.8 Na een reactie van verweerder per e-mail heeft de heer G. namens klagers per e-mail bevestigd dat zij de verkoop van de gewraakte stof hebben gestaakt en gestaakt zullen houden totdat duidelijkheid is verkregen of de claim van de cliënte van verweerder terecht is. Opnieuw heeft de heer G. aangegeven niet telefonisch met verweerder te willen overleggen. Verweerder heeft zich vervolgens tot klagers gewend met het verzoek om hem een kopie van de inkoopfacturen van de stof te verstrekken. De heer G. heeft zijn onvrede over dit rechtstreeks benaderen van zijn cliënten opnieuw geuit.
1.9 Bij e-mail van 15 november 2013 heeft de heer G. namens klagers een klacht tegen verweerder ingediend bij het kantoor van verweerder.
1.10 Op 26 november 2013 heeft de klachtencommissaris van het kantoor van verweerder de heer G. per e-mail meegedeeld te concluderen dat verweerder niet klachtwaardig heeft gehandeld.
1.11 Bij brief met bijlagen van 6 december 2013 aan de deken heeft de heer G. namens klagers de onderhavige klacht jegens verweerder ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) zich onnodig grievend jegens klagers heeft uitgelaten en hen ongepast heeft geïntimideerd zonder een begin van bewijs te bieden;
b) zich keer op keer rechtstreeks tot klagers heeft gewend, wetende dat zij een gemachtigde hebben.
3 VERWEER
3.1 Verweerder stelt voorop dat klagers de wederpartij van zijn cliënte zijn bij wie bedrukte stoffen zijn aangetroffen die inbreuk maken op het intellectueel eigendomsrecht van zijn cliënte. Verweerder heeft klagers aangeschreven wegens de door hen gepleegde inbreuk. Op de reactie van de heer G. heeft verweerder tevergeefs gepoogd om een oplossing te bespreken. Gezien de opstelling van de heer G., dat overleg mogelijk was maar in ieder geval niet telefonisch en niet buiten aanwezigheid van klagers, heeft verweerder klagers rechtstreeks aangeschreven louter om te proberen een procedure af te wenden.
4 BEOORDELING
4.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan de hand van deze maatstaf toetsen.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Klagers verwijten verweerder dat hij zich onnodig grievend jegens hen heeft uitgelaten en hen ongepast heeft geïntimideerd door – in de woorden van de heer G. – geheel onnodig als een olifant door de porseleinkast te stampen. Dit verwijt heeft de heer G. verweerder reeds naar aanleiding van de brief van 8 oktober 2013, zijnde de eerste sommatiebrief aan klagers, gemaakt. Klagers – althans de heer G. – hebben de toon van de correspondentie als buitenproportioneel ervaren. In reactie daarop heeft verweerder gesteld dat hij de toonzetting van zijn correspondentie zakelijk en neutraal heeft proberen te houden, maar de zaken wel zo voor te stellen als ze zijn, zodat klagers de kwestie serieus zouden nemen. Naar het oordeel van de voorzitter kan de toonzetting van de correspondentie van verweerder niet als onnodig grievend worden beschouwd. Mogelijk heeft de wijze waarop de heer G. op deze correspondentie reageerde de toonzetting van de brieven van verweerder verscherpt, maar van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake. Het klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
4.3 Met dit klachtonderdeel verwijten klagers verweerder dat hij zich keer op keer rechtstreeks tot hen wendde, terwijl hij wist dat zij werden bijgestaan door de heer G. Verweerder heeft toegelicht dat hij zich genoodzaakt zag om zich rechtstreeks tot klagers te wenden nu de heer G. weigerde om hem telefonisch te woord te staan. Weliswaar heeft de heer G. verweerder namens klagers uitgenodigd om naar het bedrijf van klagers te komen voor overleg, maar verweerder heeft gemotiveerd uitgelegd waarom hij dat niet opportuun vond. Nu de heer G. als gemachtigde van klagers weigerde om verweerder telefonisch te woord te staan, kon verweerder teneinde een oplossing in der minne te onderzoeken weinig anders dan zich rechtstreeks tot klagers te wenden. De heer G. kan zich evenmin op gedragsregel 18 beroepen, nu deze gedragsregel uitsluitend voor advocaten geldt. Het klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 18 juli 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 juli 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klagers
en per gewone post aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.