Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:89

Zaaknummer

13-319A

Inhoudsindicatie

“Klacht over eigen advocaat. Verweerster heeft nagelaten tijdig cassatiemiddelen in te dienen waardoor klager in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk is verklaard. Klacht gegrond. Niet is gebleken dat verweerster nadat klager haar aansprakelijk had gesteld in haar opstelling jegens klager tekort is geschoten.”

Uitspraak

Beslissing van 8 april 2014

in de zaak 13-319A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 oktober 2013 met kenmerk 40-13-0777, door de raad ontvangen op 25 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 februari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van: onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 tot en met 19.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft klager zowel in eerste aanleg als in hoger beroep bijgestaan in een strafzaak. In hoger beroep werd klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar.

2.3 Verweerster heeft op verzoek van klager cassatieberoep ingesteld. Bij beslissing van de Hoge Raad van 5 maart 2013 is klager in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard omdat hij niet binnen de gestelde termijn cassatiemiddelen had ingediend.

2.4 De medeplichtigen van klager namens wie wel cassatiemiddelen zijn gediend, hebben strafvermindering gekregen wegens overschrijding van de redelijke termijn. Klager heeft verweerster aansprakelijk gesteld voor de schade die hij lijdt doordat hij maanden langer in detentie moet blijven dan het geval zou zijn geweest als verweerster het cassatiemiddel op basis van overschrijding van de redelijke termijn wel had ingediend.

2.5 Verweerster heeft de zaak gemeld bij haar beroepsaansprakelijk-heidsverzekeraar. De verzekeraar heeft vervolgens besloten klager geen vergoeding van schade aan te bieden omdat de gevolgen van het wel indienen van het bewuste cassatiemiddel niet duidelijk zouden zijn en klager de (hoogte van de) schade niet zou hebben aangetoond.

2.6 Bij brief met bijlagen van 15 mei 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij heeft nagelaten cassatiemiddelen in te dienen met als gevolg dat klager in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk is verklaard;

b) zij zich ten onrechte niet schadeplichtig acht en ook niet serieus omgaat met de aansprakelijkstelling door klager.

4 BEOORDELING

4.1 De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij of zij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of er sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Tegen klachtonderdeel a) voert verweerster geen verweer: zij erkent dat zij een beroepsfout heeft gemaakt door geen cassatiemiddel gericht op de overschrijding van de redelijke termijn in te dienen. Verweerster bevestigt dat het zeer waarschijnlijk is dat klager strafkorting zou hebben gekregen als dit wel was gebeurd.

4.3 Door de termijn voor het indienen van cassatiemiddelen ongebruikt te laten verstrijken, heeft verweerder de norm van artikel 46 Advocatenwet geschonden. Klachtonderdeel a) is daarmee gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4 Klager verwijt verweerster dat zij haar aansprakelijkheid en de schade die hier voor klager uit voortvloeit niet heeft behandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat betaamt.

4.5 Bij de beoordeling van klachtonderdeel b) stelt de raad voorop dat het onder omstandigheden verwijtbaar kan zijn als de advocaat die een evidente beroepsfout heeft gemaakt, de cliënt op enige wijze tracht af te houden van schadevergoeding. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een advocaat weigert de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de fout op de hoogte te brengen of wanneer de advocaat de fout en mogelijke schadeplichtigheid voor de cliënt verzwijgt. De vraag is of verweerster jegens klager de zorgvuldigheid heeft betracht die van haar onder deze omstandigheden verwacht mocht worden.

4.6 Dat verweerster is tekort geschoten nadat klager haar aansprakelijk heeft gesteld, is de Raad niet gebleken. Bij brief van 17 april 2013 heeft verweerster onder meer voorgesteld dat zij de zaak bij haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar zal melden. Op 29 april 2013 heeft klager verweerster opnieuw aangeschreven waarop verweerster bij brief van 7 mei 2013 heeft gereageerd. Kort daarna heeft verweerster de stukken in handen van de verzekeraar gesteld. Verweerster wist dat klager zich inmiddels tot een andere advocaat had gewend. De verzekeraar heeft nadien gereageerd als vermeld onder 2.5.

4.7 De raad stelt vast dat verweerster niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gereageerd op de aansprakelijkstelling door klager. Verweerster heeft haar verzekeraar van de zaak op de hoogte gebracht. Het feit dat deze zich op het standpunt heeft gesteld dat er geen gronden zijn voor betaling van schadevergoeding, betekent niet zonder meer dat daarvan aan verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Van verweerster kan niet worden verlangd dat zij zelf schadevergoeding aanbiedt, zo zij daartoe financieel al in staat zou zijn, wanneer de verzekeraar niet bereid is de aansprakelijkheid te dekken. Wel dient zij te bevorderen dat de cliënt wordt gewezen op de mogelijkheid een andere advocaat te raadplegen. In dit geval was daaraan al voldaan. De omstandigheid dat verweerster wel haar fout heeft erkend, maakt dit alles niet anders.

4.8 Het bovenstaande brengt met dat klachtonderdeel b) ongegrond is.

5 MAATREGEL

5.1 De raad acht, gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding en de omstandigheid dat verweerster niet eerder door de tuchtrechter bestraft zijn, de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. K. Straathof, J.H.P. Smeets, M.J. Westhoff, M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl