Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:243

Zaaknummer

08/14

Inhoudsindicatie

 Klacht betreft optreden van de advocaat van de wederpartij, die een ruime mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. In casu is niet komen vast te staan dat de advocaat de grenzen van zijn vrijheid heeft overschreden. Devoorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond geoordeeld.

Uitspraak

Beslissing van 12 maart 2014

in de zaak 08/14

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de waarnemend deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel van 12 februari 2014 door de raad ontvangen op 14 februari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.2    Klager is verwikkeld in de nasleep van een echtscheidingsprocedure. Verweerster is de raadsvrouwe van de voormalige echtgenote van klager. Op 10 januari 2013 heeft een kort geding gediend bij de rechtbank Oost-Nederland (thans rechtbank Overijssel), locatie Almelo.

 

2    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster tijdens het kort geding heeft aangevoerd dat zij heeft vernomen dat klager zijn woning verhuurde. Bovendien deelde zij mee dat klager het financieel nog niet zo slecht had. Klager heeft ontkend dat hij de woning heeft onderverhuurd. De raadslieden van klager zijn getuige geweest van de uitlatingen van verweerster;

b)    verweerster eerst ter zitting een pleitnota heeft uitgereikt terwijl zij voldoende tijd had om enige dagen voor het kort geding de pleitnota naar de advocaat van klager te sturen. Klager had zich dan beter kunnen voorbereiden. Verweerster heeft de rechter hiermee willen beïnvloeden.

 

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

3.1    Verweerster betwist dat zij zich onnodig grievend ter zitting heeft uitgelaten. Zij heeft ter zitting gemeld dat haar cliënte het vermoeden had dat klager de voormalige echtelijke woning onderverhuurde en daarvoor inkomsten ontving. Het vermoeden van de cliënte van verweerster was gebaseerd op informatie die zij vanuit de directe omgeving van klager had ontvangen. Een familielid van klager zou de voormalige echtelijke woning huren totdat zijn in aanbouw zijnde nieuwbouwwoning gereed was.

3.2    Voorts stelt verweerster dat zij de advocaat is van de wederpartij. Zij behoeft als zodanig geen onderzoek te doen naar de juistheid van hetgeen haar cliënte haar toevertrouwt. Een advocaat hoeft niet aan waarheidsvinding te doen. Dit zou in zeer bijzondere omstandigheden anders kunnen zijn. Er was geen aanleiding om te vermoeden dat de gewraakte passages wellicht niet juist waren. Verweerster verwijst naar een uitspraak van de raad van discipline ’s-Hertogenbosch d.d. 14 mei 2012, alsmede de voorzittersbeslissing van de raad van discipline Arnhem (thans raad van discipline Arnhem-Leeuwarden) d.d. 7 maart 2012. Verweerster meent dan ook dat zij zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    Verweerster voert aan dat zij de pleitnota tijdens de zitting, direct voorafgaande aan het pleidooi, aan de voorzieningenrechter en aan de advocaat van klager heeft overhandigd. De advocaat van klager heeft vervolgens gerepliceerd. Verweerster is van mening dat zij niet gehouden is de inhoud van de pleitnota in een kort geding voorafgaande aan de zitting aan de advocaat van de wederpartij kenbaar te maken. De producties had verweerster, met inachtneming van de daarvoor geldende termijn, aan de advocaat van klager toegezonden. De producties vormden de basis van de pleitnota. Verweerster is dan ook van mening dat zij zich ter zitting van 10 januari 2013 niet onbehoorlijk heeft gedragen.

 

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het in dezen gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager, waarbij volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn/haar cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn/haar cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat

1.    zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij;

2.    feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn;

3.    (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn/haar cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.2    Met betrekking tot de onder 2 genoemde beperking dient voorts in het oog te worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn/haar cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat deze cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.3    De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.4    De voorzitter komt tot het oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De gewraakte uitlating is niet onnodig grievend omdat verweerster slechts het standpunt van haar cliënte heeft verwoord en in beginsel mocht afgaan op hetgeen zij van haar cliënte heeft vernomen, terwijl niet gebleken is dat zich een uitzonderingssituatie voordeed op grond waarvan zij dit niet mocht doen. Zij is  gebleven binnen de grenzen van de haar toekomende vrijheid. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.5    De voorzitter is van oordeel dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is. Immers, een advocaat behoeft zijn pleitnota niet vooraf aan de advocaat van de wederpartij te zenden. Een pleitnota wordt eerst ter zitting voorgelezen en aan de rechter en de wederpartij overhandigd, zodat de wederpartij daarop vervolgens kan reageren. Verweerster heeft dus in overeenstemming met de geldende regels betreffende de wijze van procederen gehandeld.

 

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 12 maart 2014.

 

griffier                                                                     voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op        maart 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

 

en per gewone post aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel.

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem - Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ  Assen (fax: 0592-305759). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.