Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:281

Zaaknummer

14-51

Inhoudsindicatie

Verweerster trad op als advocaat van de wederpartij. Niet gebleken dat de belangen van klaagster onnodig door het (niet) handelen van verweerster zijn geschaad, al zijn de gevolgen van de echtscheiding voor klaagster zeer ingrijpend. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 13 oktober 2014

in de zaak 14-51

naar aanleiding van de klacht van:

      [    ]

klaagster

tegen:

[    ]

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 25 maart 2014 met kenmerk K13/179, door de raad ontvangen op 28 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 juni 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief en de daarbij gaande bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    De klacht betreft het optreden van verweerster als advocaat van de wederpartij, de inmiddels ex-echtgenoot van klaagster. Aanvankelijk trad voor de wederpartij op mr. J. te A. en nadien mr. M., de stagiaire van verweerster. Tegen mr. M. is eveneens een klacht ingediend.

2.3    De kwestie waarin verweerster klaagster ex-echtgenoot bijstond betrof de (voor klaagster) zeer problematisch verlopen echtscheiding. Klaagster was in gemeenschap van goederen gehuwd. De echtelijke woning is door de ex-echtgenoot van klaagster zonder haar toestemming verhuurd aan een derde. De huurpenningen, zo de betaling daarvan al heeft plaatsgevonden, zijn niet gedeeld met klaagster. Op  vordering van klaagster is de huurder in kort geding veroordeeld om de woning te ontruimen. Tijdens de periode waarin de woning werd verhuurd, is een forse achterstand in de verplichtingen voortvloeiende uit de hypothecaire geldlening ontstaan. Onder druk van de hypotheeknemer is de woning  verkocht. De hypotheekschuld kon na verkoop niet volledig worden afgelost. Daarnaast zijn er andere schulden die in de verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen dienden te worden betrokken. De kinderalimentatie, die bij beschikking voorlopige voorzieningen is bepaald, heeft de cliënt van verweerster niet voldaan. Klaagster heeft het LBIO ingeschakeld. Op de bij de heer Willemsen aanwezige inboedelgoederen is beslag gelegd. Namens haar cliënt heeft verweerster op 12 december 2013 aan de beslagleggende deurwaarder kopieën van twee onderhandse akten gestuurd waaruit bleek dat haar cliënt de inboedelgoederen in oktober 2012 (voordat de verdeling tot stand kwam) had verkocht aan, en vervolgens terug gehuurd van, een derde.  Klaagster is in ernstige financiële problemen geraakt door de gevolgen van de echtscheiding.

2.4    Verweerster en haar kantoorgenote mr. M. stonden de ex-echtgenoot uitsluitend bij in het kader van de echtscheiding en de daaruit voortvloeiende verdelingsprocedure. In de huurkwestie werd de heer Willemsen niet bijgestaan door verweerster. In de procedure heeft verweerster zich over de verdeling van de diverse bestanddelen van de ontbonden gemeenschap van goederen gemotiveerd uitgelaten.

2.5    Op 17 december 2013 heeft de mondelinge behandeling met betrekking tot de verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen plaatsgevonden. Er bestond overeenstemming over het feit dat 3 februari 2012 als peildatum voor de omvang van de gemeenschap van goederen heeft te gelden. Verweerster heeft de onderhandse akten waaruit bleek dat haar cliënt de inboedelgoederen in oktober 2012, vóór de verdeling, aan een derde heeft verkocht, niet in de procedure gebracht.

2.6    Bij e-mail van 11 november 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    Alle aanschrijvingen van mijn advocaat te negeren en ook klaagster zelf niet te antwoorden;

b)    Geen oog te hebben voor de belangen van klaagster en de gevolgen die het optreden van verweerster voor klaagster heeft;

c)    De rechtbank (ten behoeve van de zitting van 17 december 2013) niet te informeren over stukken (onderhandse akten met betrekking tot de inboedelgoederen) die verweerster wel naar de deurwaarder heeft gezonden.

3.2    Ter zitting van de raad van 16 juni 2014 heeft klaagster naar voren gebracht dat de klacht ook ziet op het feit dat verweerster haar stagiaire mr. M., die haar ex-echtgenoot aanvankelijk bijstond, onvoldoende heeft begeleid.

4    VERWEER

4.1    Verweerster ontkent niet op vragen en stellingen van (de advocaat van) klaagster te hebben gereageerd. Het is haar niet toegestaan rechtstreeks, buiten haar advocaat om, contact met klaagster te hebben. In de aanhangige procedure zijn de standpunten van haar cliënt verwoord. Verweerster en haar voorgangster mr. M. traden niet op voor de heer Willemsen in de huur-/ontruimingskwestie. Verweerster is afgegaan op mededelingen van haar cliënt.

4.2    De twee onderhandse akten met betrekking tot de inboedelgoederen ontving verweerster nadat de termijn voor het inbrengen van stukken bij de rechtbank was verstreken. Verweerster heeft de rechtbank niet onjuist geïnformeerd. De inboedelgoederen zijn na de peildatum door haar cliënt vervreemd. Op de peildatum behoorden de inboedelgoederen nog tot ontbonden gemeenschap van goederen. De aktes zijn aan de deurwaarder gestuurd in verband met de mogelijke uitwinning van het beslag.

5    BEOORDELING

5.1    Bij de beoordeling van de klacht dient het volgende voorop gesteld te worden. Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te voldoen;  de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. (Zie: Hof van Discipline 15-4-2013, 6491)

5.2    Ter zitting van de raad heeft klaagster naar voren gebracht dat de klacht ook ziet op de wijze waarop verweerster haar voormalige stagiaire mr. M., die aanvankelijk de zaak in behandeling had, heeft begeleid. De raad zal zich hierover niet inhoudelijk uit kunnen laten. Het onderzoek van de deken heeft zich hierop niet toegespitst, terwijl het oordeel over dit verwijt afhankelijk is van het oordeel naar aanleiding van de klacht tegen mr. M.. De raad heeft daarvan geen kennis kunnen nemen.

5.3    Klachtonderdeel a.

    Niet kan worden vastgesteld dat verweerster of haar voormalige stagiaire mr. M. niet hebben gereageerd op brieven of verzoeken van klaagster of haar advocaat. Verweerster was in haar reacties afhankelijk van de informatie en de reactiesnelheid van haar cliënt. Een reactie volgde wel, zij het dat klaagster, gelet op de urgentie die van de problematiek voor klaagster uitging, om begrijpelijke redenen een meer spoedige en meer inhoudelijke reactie had willen zien. Verweerster heeft voorts het standpunt van haar cliënt gemotiveerd in de procedure naar voren gebracht. Een advocaat is niet gehouden om op alle brieven en verzoeken van, en binnen de daarvoor gestelde termijn door, de (advocaat van de) wederpartij te reageren. Klachtonderdeel a. is dan ook ongegrond.

5.4    Klachtonderdeel b.

    Gelet op de maatstaf zoals die is verwoord onder 5.1 is niet gebleken  dat verweerster zich van ongeoorloofde middelen heeft bediend of is opgetreden zonder enig noemenswaardig voordeel van haar cliënt te beogen waardoor onevenredig nadeel aan klaagster is toegebracht. De voor klaagster ingrijpende gevolgen van de echtscheiding zijn veroorzaakt door omstandigheden die buiten verweerster zijn gelegen. Gedragingen of  nalaten te handelen van haar cliënt kan verweerster niet worden verweten. Klachtonderdeel b. is dan ook ongegrond.

5.5    Klachtonderdeel c.

    Verweerster heeft de onderhandse akten met betrekking tot de verkoop en het terug huren van inboedelgoederen die zij van haar cliënt een week voor de zitting van 17 december 2013 ontving, niet in de procedure gebracht. Verweerster heeft op basis van de informatie die zij van haar cliënt ontving de afweging gemaakt dat de akten niet relevant waren, omdat de omvang van de gemeenschap op de peildatum vaststond. Het was naar het oordeel van verweerster niet in het belang van haar cliënt de akten te overleggen. Gelet op de onder 5.1 geformuleerde maatstaf is geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten van verweerster. Klachtonderdeel c. is derhalve eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. C.J. Lunenberg-Demenint, R.J.A. Dil, J.R.O. Dantuma en L.A.M.J. Pütz, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.