Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:275

Zaaknummer

R.4473/14.59

Inhoudsindicatie

Klacht dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan met de deken gemaakte afspraken tijdens een kantoorbezoek en dat verweerder regelmatig niet reageert op brieven of verzoeken van de deken. Verweerder erkent de verwijten. Klacht gegrond. Maatregel voorwaardelijke schorsing vier weken.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 3 maart 2014, door de raad ontvangen op 4 maart 2014, heeft klager ambtshalve een klacht tegen verweerder ingediend.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 september 2014. Zowel klager als verweerder zijn daar verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Op 12 september 2013 heeft een lid van de Raad van Toezicht voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, samen met een medewerker van het bureau van de Haagse Orde, een bezoek gebracht aan het kantoor van verweerder in het kader van de toezichthoudende taak van de Raad van Toezicht als bedoeld in artikel 26 Advocatewet.

2.3 Tijdens het bezoek is verweerder te kennen gegeven dat hij bepaalde zaken diende te regelen en klager daarover voor een bepaalde datum diende te informeren.

2.4 Bij brief van 19 september 2013 heeft het lid van de Raad van Toezicht het met verweerder op 12 september 2013 gevoerde gesprek bevestigd.

2.5 Bij brief van 11 november 2013 heeft het lid van de Raad van Toezicht verweerder, daar hij na zijn brief van 19 september 2013 geen bericht had ontvangen, verzocht binnen één week nadien te reageren op de brief van 19 september 2013.

2.6 Bij brief van 17 januari 2014 heeft het lid van de Raad van Toezicht verweerder meegedeeld dat hij naar aanleiding van zijn brieven van 19 september en 11 november 2013 geen bericht van verweerder had ontvangen. Tevens is in die brief een dekenklacht aangekondigd, voor het geval verweerder niet binnen 10 dagen nadien de gevraagde stukken zou hebben gestuurd.

2.7 In meerdere zaken, zich afspelende tussen 2011 en 2013 heeft klager brieven gezonden waarin verweerder werd aangemaand om te reageren op berichten of verzoeken van klager.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat deze geen gehoor geeft aan het verzoek tot het aanleveren van stukken na afloop van een op zijn kantoor afgelegd kantoorbezoek. Klager acht het regelmatig niet reageren op brieven of verzoeken van of namens hem in strijd met gedragsregel 37 en ook overigens als gedrag dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is regel 37, die voorschrijft dat de advocaat, bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, verplicht is om alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens in bijzondere gevallen. 

Voorts is van belang de regel dat de advocaat zich zodanig dient te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad (regel 1).

5.2 Verweerder heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van de klacht de door klager gestelde feiten erkend. Wel heeft verweerder aangevoerd dat hij de kwestie van de inschrijving van het bestuur van de Stichting Derdengelden van zijn kantoor heeft aangepast en wel op 17 juli 2014, zijnde de laatste dag van de termijn die door klager daartoe was gesteld. Volgens verweerder heeft hij daarvan geen kopie aan de Orde gestuurd, omdat hij, gelet op de inhoud van de door klager ontvangen brief, dacht dat het gecheckt zou worden. 

Verweerder heeft ter zitting voorts aangevoerd dat zijn nalatigheid aan “laksigheid” is te wijten en dat hij er geen excuus voor heeft, anders dan dat hij een drukke praktijk heeft.

5.3 Gelet op het voorgaande is de klacht in alle onderdelen gegrond, nu verweerder niet heeft doen blijken van een aanvaardbare reden voor zijn nalatigheden.

 

6 MAATREGEL

 Bij het bepalen van de maatregel neemt de raad de veelvuldigheid van de verzuimen in aanmerking. Voorts neemt de raad in aanmerking dat verweerder weliswaar heeft meegedeeld dat hij zal zorgen dat het niet meer gebeurt, maar niet heeft kunnen aangeven welke maatregelen hij concreet heeft genomen om herhaling te voorkomen. Dit werd onderstreept door het feit dat verweerder ter zitting te kennen gaf verbaasd te zijn door de mededeling van klager dat de hoofdelijke omslag 2014 nog niet betaald was. 

Tenslotte neemt de raad in aanmerking dat verweerder door zijn voortdurend nalaten het dekenale toezicht op zijn praktijkuitoefening heeft gefrustreerd. De raad acht de hierna vermelde maatregel passend en geboden.  

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;

- legt als maatregel op schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken, met bepaling dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de Raad van Discipline anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 november 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT  Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

 

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl