Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:71

Zaaknummer

R. 4190/13.97

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

In de klachtprocedure gaat het onder meer om berichten die door verweerder op de website van ANP Pers Support zijn geplaatst. De Raad overweegt dat uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat in de persberichten onjuiste informatie is vermeld. Dit blijkt onder meer uit een reactie van de Reclame Code Commissie. Ten onrechte is verwezen naar de persoon van klaagster, terwijl zij niet betrokken was in de procedure bij de Reclame Code Commissie. Tevens is in een ander persbericht de indruk gewekt dat de klacht bij de Reclame Code Commissie klaagster betrof.

Inhoudsindicatie

Dit klachtonderdeel wordt gegrond verklaard.

Inhoudsindicatie

Met betrekking tot twee andere klachtonderdelen overweegt de Raad dat de advocaat een ruime mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt en dat een advocaat in beginsel slechts de belangen van zijn cliënt te behartigen heeft en niet de belangen van de wederpartij. Het starten van een procedure bij een onbevoegde rechtbank alsmede het niet-verschenen zijn bij zittingen van de Stichting Reclame Code Commissie is in casu niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Deze klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

Inhoudsindicatie

Aan verweerder wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 15 mei 2013 met kenmerk R 12/13/62, door de raad ontvangen op 16 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Klaagster is anesthesioloog en voorzitter van de V. (red.)

2.2 Op 14 november 2012 heeft verweerder een bericht geplaatst op de website van ANP Perssupport met als titel “RCC straft [klaagster] (V. (red.)) voor misleidende advertentie”. In het artikel is onder meer opgenomen:

“(…)

Naar aanleiding van een klacht van (…) vindt de voorzitter van de Reclame Code Commissie (RCC) dat de voorzitster van de V (red.) maar eens moet uitleggen waarom ze maar doorgaat patiënten aan een behandeling bloot te stellen die geen toegevoegde waarde heeft, aanzienlijk duurder is, risico’s geeft voor patiënten en niet evidence-based of efficiënt is.  

(…)

In oktober van dat jaar [2004; griffier] is de Stichting M., waar de voorzitster van V. (red.) werkt, opgericht uitsluitend om die niet evidence-based en niet efficiënte maar wel aanzienlijk duurdere behandeling toe te passen.

(…)

De voorzitster van de V. (red.) heeft nu veertien dagen de tijd om te vertellen waarom dat niet in de advertentie wordt vermeld. 

(…)”

2.3 Naar aanleiding van de publicatie van 14 november 2012 heeft de Reclame Code Commissie een reactie gestuurd naar het ANP inhoudende:

“De Reclame Code Commissie (RCC) heeft hier geen uitspraak over gedaan. In de bewuste procedure is er bij wijze van ‘tussenbeslissing’ door de voorzitter van de RCC uitsluitend geoordeeld over de vraag of er sprake is van reclame, maar niet over de vraag of de reclame goed of fout is.

De voorzitter geeft enkel vastgesteld dát er sprake is van reclame. Tegen dit oordeel kan nog beroep worden ingesteld. Voor het overige is nog geen beslissing genomen. Het bericht dat [klaagster] voor de onderhavige reclame is “gestraft” kunnen wij in het geheel niet plaatsen”.

2.4 Op 19 februari 2013 heeft verweerder een bericht geplaatst op de website van perssupport en daarin onder meer gesteld:

“(…)

Die klachten leidde tot de onbegrijpelijke uitspraken van de Reclame Code Commissie dat de werkgevers van [klaagster], M. en M., hun patiënten niet op de gevaren hoeven te wijzen.

(…)

“Jarenlang is [klaagster] voortgegaan patiënten in gevaar te brengen met haar afkicken onder algehele narcose behandeling, waarvoor geen richtlijnen zijn, betaald uit de algemene middelen (AWBZ).

“ Ooit is de vereniging V (red.) opgericht uit zorg voor de misstanden in de gezondheidszorg. Nu lijkt het meer een vrijbrief voor zelfverrijking waarbij patiënten aan gevaarlijke, dure en onnodige behandelingen worden blootgesteld.” 

(…)”

2.5 Verweerder is een procedure begonnen bij de kantonrechter te Amsterdam. In deze procedure is op 4 april 2013 een mondelinge behandeling geweest. De kantonrechter heeft zich bij vonnis van 11 april 2013 onbevoegd verklaard en de zaak ter verdere behandeling verwezen naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam.

2.6 Bij brief met bijlagen van 28 maart 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij

a. op de website van ANP Perssupport aantoonbaar onjuiste informatie en smadelijke berichten heeft geplaatst met de bedoeling om klaagster in haar persoon te schaden;

b. een aantal malen niet verschenen is bij zittingen van de Stichting Reclame Code Commissie dan wel zittingen op het laatste moment heeft afgezegd;

c. de vereniging, waarvan klaagster voorzitter is, gedagvaard heeft bij de kantonrechter, in het kader van voorlopige voorzieningen terwijl de rechtbank bevoegd was om van de vordering kennis te nemen.

 

4 VERWEER

4.1 De door verweerder op de website geplaatste publicaties geven een correct beeld van de situatie en bevatten geen onjuistheden. De berichten passen in de procedures die de cliënten van verweerder voeren en waarvoor deze de bijstand van verweerder zoeken. Verweerder heeft een ruime vrijheid om de belangen van zijn cliënten te behartigen. Het past klaagster niet om deze kwestie aan de tuchtrechter voor te leggen. Daarvoor is de burgerlijke rechter het geëigende forum.

4.2 Het is aan verweerder om, in overleg met zijn cliënt, te bepalen of hij al dan niet een behandeling bij de Reclame Code Commissie of het Regionaal Tuchtcollege bijwoont. Op het moment dat verweerders cliënt beslist zich terug te trekken uit een zaak, is verweerder niet gehouden om te verschijnen.

4.3 Bovendien geldt ten aanzien van de zitting bij het tuchtcollege dat verweerder eerst contact met de raadsman van klaagster heeft opgenomen om hem mee te delen dat verweerder van plan was niet naar de zitting te komen. De raadsman van klaagster heeft toen zelf besloten ook niet te verschijnen. Dat klaagster zelf wel verschenen is, kan verweerder niet verweten worden.

4.4 Verweerder is gewoon om zaken tegen de V. (red.) voor te leggen aan de kantonrechter. Dit gebeurt vaak omdat de Vereniging zich laat bijstaan door oud-advocaten en er bij de kantonrechter geen verplichte procesvertegenwoordiging is. In deze zaak heeft de cliënt van verweerder de zaak zelf bij de kantonrechter aangebracht, waarna verweerder later op verzoek van diens cliënt zijn belangen heeft behartigd. De zaak is, doordat de Vereniging onbevoegdheid bepleit had, verwezen naar de rechtbank en wel in de staat waarin zich de procedure bevond.

4.5 Alle klachtonderdelen dienen ongegrond verklaard te worden.

 

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de procedure bij de Reclame Code Commissie betrekking had op stichtingen, waarbij klaagster werkzaam was. Van betrokkenheid van de vereniging, waar klaagster voorzitter van is, is geen sprake. Uit de reactie van de Reclame Code Commissie op het eerste persbericht volgt verder dat hetgeen verweerder gesteld heeft over het straffen van klaagster onjuist is. Uit de reactie van de Reclame Code Commissie blijkt verder dat ten onrechte verwezen wordt naar de persoon van klaagster, aangezien de procedure betrekking heeft op een (voormalige) werkgeefster van klaagster. De stichting, en niet klaagster, heeft die twee weken de tijd gekregen om te reageren.

5.2 Met betrekking tot het tweede persbericht geldt dat nu de procedures bij de Reclame Code Commissie niet klaagster betroffen doch (voormalige) werkgeefsters van klaagster en de vereniging evenmin partij was, het onjuist was om klaagster bij naam te noemen en aldus de indruk te wekken dat de klacht bij de Reclame Code Commissie haar betrof. De raad is van oordeel dat de uitspraak van verweerder dat klaagster een vrijbrief lijkt te hebben gekregen van de Reclame Code Commissie misleidend is.

5.3 Het klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.4 Een advocaat heeft een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze, die hem passend voorkomt. Het zich terugtrekken uit een procedure, omdat de cliënt dat doet of het niet verschijnen ter zitting acht de raad op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Gesteld noch gebleken is dat door het zich terugtrekken of het niet verschijnen klaagster op ontoelaatbare wijze in haar belangen is geschaad.

5.5 Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.6 Verweerder heeft onweersproken gesteld dat zijn cliënt de betreffende procedure heeft geëntameerd en dat hem eerst later verzocht is zijn cliënt bij te staan. Ook indien verweerder zelf de procedure onjuist zou hebben ingeleid, oordeelt de raad dat dit niet per definitie tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is. De advocaat heeft in beginsel slechts de belangen van zijn cliënt te behartigen en niet de belangen van een wederpartij. Derhalve is het beginnen van een procedure bij een onbevoegde rechtbank in beginsel niet bij een wederpartij tuchtrechtelijk verwijtbaar. De gevolgen daarvan moeten in de betreffende procedure worden geregeld.

5.7 De raad is niet gebleken van andere feiten of omstandigheden, die maken dat er sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

5.8 Het klachtonderdeel is ongegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

-  verklaart klachtonderdeel a. gegrond;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van berisping.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 januari 2014.

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 21 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl