Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:186

Zaaknummer

14-064NH

Inhoudsindicatie

Executieperikelen kort geding vonnis en communicatie met tegenpartij. Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 15 juli 2014

in de zaak      14-064NH

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen:

Advocaat te

 

Verweerder

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 12 maart 2014 met kenmerk td/np/13-252, door de raad ontvangen op 13 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 2 juni 2014 in aanwezigheid van klager, zijn gemachtigde en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 20 op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager is al langere tijd verwikkeld in juridische geschillen met zijn ex-echtgenote. In deze zaak gaat het om de verkoop van de voormalige echtelijke woning, die nog gemeenschappelijk eigendom is, maar door klager wordt bewoond.

2.2 Verweerder trad op als advocaat voor de ex-echtgenote. Naar aanleiding van het feit dat de borden, waaruit blijkt dat de woning te koop stond, waren verwijderd, heeft verweerder voor zijn cliënte een kort geding geëntameerd. Als eis formuleert verweerder een veroordeling tot terugplaatsing van het te koop bord in de tuin, zodanig dat het vanaf de straat goed zichtbaar is.

2.3 De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland wijst de vordering conform het petitum toe bij vonnis van 18 april 2013. 2.4 Bij de beoordeling verwerpt de voorzieningenrechter diverse verweren van klager waaronder de stelling dat het bord niet kon worden teruggeplaatst vanwege vorst in de grond. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat een bord dat achter het raam is geplaatst minder opvalt dan een bord in de tuin.

2.4 Op 24 april 2013 ontvangt verweerder een e-mail van zijn cliënte waaruit blijkt dat het bord niet in de tuin maar tegen de gevel is geplaatst.  

2.5 Op 26 april 2013 heeft een deurwaarder in opdracht van de cliënte van verweerder het vonnis betekend en aanspraak gemaakt op de dwangsom vermeerderd met kosten.

2.6 De deurwaarder heeft vervolgens nogmaals een exploot uitgebracht waarbij aanspraak is gemaakt op het maximum aan te verbeuren dwangsommen ad € 3.000,--, vermeerderd met kosten.

2.7 Per e-mail van 30 april aan verweerder stelt klager zich op het standpunt dat hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan en betwist hij dwangsommen verschuldigd te zijn.

2.8 Verweerder beantwoordt de e-mail op 1 mei 2013. Hij wijst erop dat het bord middenin het gras moet worden geplaatst en niet tegen de gevel.

2.9 De executie van de dwangsommen is uiteindelijk niet doorgezet, aangezien de cliënte van verweerder vreesde dat dit gevolgen zou hebben voor de betaling van de hypotheektermijnen hetgeen haar zou kunnen raken als mede-eigenares van de woning.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder tot invordering van de dwangsommen is overgegaan terwijl klager aan het vonnis van 18 april 2013 had voldaan;

b) een fatsoenlijke communicatie in de weg heeft gestaan door een gesprek met de gemachtigde van klager te weigeren;

c)  zelf geld te ontvangen door te trachten de dwangsommen te incasseren.

4. BEOORDELING

4.1 Ad klachtonderdeel a:

De advocaat komt een grote mate van vrijheid toe de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze die hem passend voor komt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. De raad zal het handelen van verweerder aan deze maatstaf toetsen.

4.2 Uit de overwegingen in het vonnis blijkt niet dat klager geen aanleiding heeft gegeven tot het entameren van het kort geding. De voorzieningenrechter verwerpt het betoog van klager dat het geplaatst houden van het bord hem bemoeilijkt door baldadige kinderen of door vorst in de grond. De klacht richt zich dan ook niet tegen het feit dat verweerder voor zijn cliënte het kort geding heeft gevoerd; het beeld ontstaat dat klager hindernissen opwierp bij de verkoop van de gemeenschappelijke woning.

4.3 Ter zitting is een foto getoond waarop te zien valt dat het bord na het kort geding-vonnis betrekkelijk dicht bij het raam en niet in het midden van de tuin is geplaatst. Partijen twisten niet over de vraag dat de getoonde foto de plek weergeeft waar klager het bord heeft geplaatst toen verweerder voor zijn cliënte aanspraak maakte op de dwangsommen. Zij twisten wel over de vraag of deze plek voldoet aan het vonnis. Klager heeft afgezien van een executiegeschil.

4.4 Het vonnis maakte klager naar het oordeel van de raad voldoende duidelijk waar het bord diende te worden geplaatst, hetgeen verweerder ten overvloede heeft bevestigd in zijn e-mail van 1 mei 2013. Gelet op hetgeen aannemelijk is geworden omtrent de wijze waarop verweerder uitvoering gaf aan het vonnis, is de raad van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt treft van de (onvoltooide) invordering van de dwangsommen, ook al heeft in het algemeen te gelden dat van een advocaat in familiezaken prudentie wordt verwacht, in  het bijzonder bij het leggen van beslag dat als ingrijpend wordt ervaren. In dit geval was het leggen van beslag gerechtvaardigd maar in het algemeen dient een advocaat in dat soort gevallen een eigen afweging te maken en er terughoudend mee om te gaan. Klager diende er verder rekening mee te houden dat verweerder hem in het belang van zijn cliënte zou houden aan de veroordeling, juist nu er een kort geding nodig was geweest over het plaatsen van het bord en het voor klager duidelijk moet zijn geweest waar  hij het bord had moeten plaatsen. Verweerder handelde dan ook binnen de vrijheid die hij heeft om het belang van zijn cliënte te dienen. Dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

4.5 Ad klachtonderdeel b:

 Klager stelt dat zijn gemachtigde telefonisch contact heeft gezocht met verweerder, maar dat verweerder hem niet te woord wilde staan. Verweerder stelt daar tegenover dat hij de gemachtigde niet kende en niet beter wist dan dat klager gebruik maakte van de diensten van een advocaat. Daarnaast stelt verweerder dat hij de gemachtigde niet persoonlijk heeft gesproken, dat zou zijn secretaresse hebben gedaan. De raad is van oordeel dat op verweerder, die niet eerder met de gemachtigde contact had, geen verplichting lag contact te zoeken over de zaak met een hem niet bekende persoon. Ook dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

4.6 Ad klachtonderdeel c:

Ter zitting bleek dat klachtonderdeel c in essentie was gebaseerd op een misverstand, zodat klager dit klachtonderdeel heeft ingetrokken. Om die reden behoeft dit klachtonderdeel verder geen bespreking. 

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door  mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. G. Kaaij, J.M. van de Laar, B. Roodveldt, J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier.

 en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juli 2014.

 

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland  

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl