Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:214

Zaaknummer

OB 91 - 2014

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft privé-emails van kantoorgenote/werkgeefster naar zijn privé-account gestuurd en voorts op grote schaal zakelijke e-mails naar zijn privéaccount doorgestuurd. Ook heeft hij cliëntgegevens gedeeld met zijn vader. Schending van de geheimhoudingsverplichting.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Berisping

Uitspraak

Beslissing van 8 september 2014

in de zaak OB 91 – 2014

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klaagster

 

tegen:

 

 

                                        verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 8 april 2014 met kenmerk nr. 48/13/156K, door de raad ontvangen op 9 april 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 juni 2014 in aanwezigheid van klaagster, haar gemachtigde, verweerder en zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 8 april 2014 met bijlagen.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft vanaf 1 januari 2012 als advocaat-stagiaire in loondienst van het kantoor van klaagster gewerkt. Klaagster was de patroon van verweerder. Op 7 mei 2013 heeft een functioneringsgesprek plaatsgevonden. Op 28 juni 2013 heeft verweerder de arbeidsovereenkomst opgezegd. Op 1 en 2 juli 2013 heeft klaagster in de zakelijke computer van verweerder een softwareprogramma laten plaatsen/installeren dat alle handelingen op de computer bijhoudt/registreert en rapporteert. Het betreffende onderzoek is door een ICT-bedrijf uitgevoerd in opdracht van klaagster. Uit dit onderzoek is gebleken dat verweerder bij e-mails van 1 juli 2013 stukken met betrekking tot kantooraangelegenheden via zijn privé e-mailaccount naar het e-mailaccount van zijn vader heeft gestuurd en voorts diverse zakelijke emails heeft doorgezonden naar zijn privé e-mailaccount. Ook stuurde verweerder bij e-mail van 2 juli 2013 een lijst van alle zaken die hij in behandeling had naar zijn privé e-mailaccount en naar zijn vader.

2.2      Klaagster heeft verweerder vervolgens op 2 juli 2013 op staande voet ontslagen.  Klaagster heeft het ontslag op staande voet bij brief van 2 juli 2013 schriftelijk bevestigd, welke brief door verweerder voor akkoord is ondertekend.

2.3      Naar aanleiding van het ontslag op staande voet heeft  op 8 augustus 2013 een gesprek ten kantore van de deken plaatsgevonden. De bemiddeling van de deken heeft er niet toe geleid dat partijen overeenstemming hebben bereikt.

2.4      Klaagster heeft zich vervolgens bij brief van 29 augustus 2013 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

 

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    een lijst met gegevens van door hem behandelde dossiers aan zijn vader heeft doorgestuurd en aan deze voorts mails inzake vertrouwelijke kantooraangelegenheden heeft toegezonden;

2.    privémails van klaagster heeft doorgestuurd naar zijn privé e-mailaccount;

3.    diverse vertrouwelijke kantoorgegevens en zakelijke e-mails van cliënten en processtukken heeft doorgezonden van zijn kantooraccount aan zijn privé e-mailaccount.

 

4             VERWEER

4.1      Verweerder stelt zich op het standpunt dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder erkent dat hij af en toe e-mails van zijn kantooradres naar zijn privé e-mailaccount heeft doorgezonden. Volgens verweerder ging het daarbij meestal echter om informatie benodigd voor zaken waaraan hij op dat moment werkte. Ook ging het om positieve reacties van cliënten. Verweerder is van mening dat klaagster zich op wederrechtelijke wijze toegang heeft verschaft tot zijn privé e-mailaccount.

4.2      Verweerder merkt daarnaast op dat zijn vader, aan wie een aantal mails zijn gericht, optrad als systeembeheerder van verweerder. De vader van verweerder had reeds op 2 november 2007 een geheimhoudingsverklaring ondertekend. Daarnaast geldt dat de vader van verweerder de informatie die naar hem is gezonden direct heeft verwijderd. Door de onmiddellijke verwijdering van de betreffende informatie heeft klaagster volgens verweerder geen enkele schade geleden en zal door klaagster ook geen schade worden geleden. Nog afgezien daarvan geldt dat de informatie die op het lijstje stond volgens verweerder niet van zodanige aard is dat een buitenstaander daar ook maar iets mee zou kunnen aanvangen.

4.3      Ter zitting heeft verweerder verklaard spijt te hebben van het verzenden van gegevens aan zijn vader.

 

5          BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1

5.1      Het eerste klachtonderdeel heeft betrekking op het feit dat verweerder bij e-mail van 2 juli 2013 een e-mail heeft gestuurd aan zijn eigen privé e-mailaccount en aan zijn vader. Als bijlage aan deze e-mail is een lijst gevoegd van alle zaken die verweerder in behandeling heeft. De lijst van in totaal 21 zaken bevat niet slechts de zaaknamen, maar ook informatie over de kwesties waarover de zaken gaan. Verweerder heeft erkend dat hij deze lijst aan zijn vader heeft gestuurd.

5.2      Door verweerder wordt betoogd dat klaagster niet gerechtigd was tot het plaatsen van het spiderprogramma op zijn computer, zodat de daarmee verkregen informatie niet mag worden gebruikt. De raad laat bij de beoordeling van deze klacht in het midden of het plaatsen van het spiderprogramma wel of niet rechtmatig was, aangezien die vraag hier niet ter discussie staat. De raad acht zich vrij om de door middel van het spiderprogramma verkregen informatie te gebruiken bij de beoordeling van de klacht.

5.3      Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij deze lijst min of meer per ongeluk had meegestuurd en dat hij eigenlijk alleen bedoelde overleg met zijn vader te voeren over het opstellen van een zakenlijst met het oog op zijn vertrek van kantoor.

5.4      De raad overweegt dat de verplichting tot geheimhouding heeft te gelden als een fundamenteel beginsel voor de advocaat in de uitoefening van zijn beroep, dat slechts in uiterst zeldzame gevallen uitzondering lijdt. Die geheimhouding geldt zowel de bijzonderheden van door de advocaat behandelde zaken als de persoon van zijn cliënt(en) en de aard en omvang van diens belangen. Door een zakenlijst aan zijn vader te sturen waarop niet alleen de zaaknamen staan, maar tevens inhoudelijke informatie  heeft verweerder aldus zijn geheimhoudingsplicht geschonden. De raad is van oordeel dat verweerder daarvan  een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder had zich moeten realiseren dat hij de door hem opgestelde zakenlijst niet met zijn vader had mogen delen. Het feit dat de vader van verweerder in het verleden een geheimhoudingsverklaring had ondertekend maakt dat niet anders. De gegevens zijn aan de vader niet toegezonden in diens functie als systeembeheerder van verweerders privé-account, maar geheel los daarvan Het eerste klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel 2

5.5      Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op het feit dat verweerder privé e-mails van klaagster naar zijn eigen privé e-mailaccount heeft doorgestuurd. Het gaat daarbij met name om een e-mail van de makelaar van klaagster. Verweerder heeft desgevraagd geen goede verklaring kunnen geven voor het feit dat hij die mail naar zijn privé-account heeft doorgestuurd. Verweerder gaf aan dat hij zich de mail niet kon herinneren, maar dat deze wellicht als voorbeeld naar zijn privéaccount is doorgestuurd omdat er een model voor een overeenkomst als bijlage bij de mail zat. De raad is van oordeel dat verweerder deze stukken niet naar zijn privéaccount had mogen doorsturen. Het betreft hier een privé e-mail van klaagster. Verweerder had met die mail niets te maken en stond daar volledig buiten. Het past verweerder dan ook niet dat hij zich toegang tot die mail heeft verschaft en die mail vervolgens naar zijn eigen privéaccount heeft doorgestuurd. Ook het tweede klachtonderdeel is gegrond.

Ad klachtonderdeel 3

5.6      Het derde klachtonderdeel heeft betrekking op het feit dat verweerder diverse mails naar zichzelf heeft doorgestuurd met daarin vertrouwelijke gegevens, waaronder processtukken, zakelijke e-mails en kantoorgegevens, zoals inloggegevens bij de Kamer van Koophandel en bij een ondernemersvereniging. Door verweerder is aangegeven dat hij wel eens stukken naar zichzelf mailde omdat hij daar thuis dan aan kon werken. Uit de door klaagster overgelegde stukken blijkt echter dat verweerder op dusdanig grote schaal e-mails naar zijn privéaccount heeft doorgestuurd, dat er geen direct verband kan worden gelegd met (enkel) thuis werken. De raad kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verweerder lukraak alle mogelijke gegevens naar zichzelf heeft gestuurd. Nu er geen sprake is van een direct verband met thuis werken, was er naar het oordeel van de raad geen reden voor verweerder om al deze e-mails, die betrekking hebben op zakelijke aangelegenheden of zelfs op persoonlijke gegevens van klaagster, naar zijn privé e-mailaccount door te sturen.

Ter zitting heeft verweerder nog aangevoerd dat er binnen het kantoor van klaagster geen reglement ter zake bestond, dat de arbeidsovereenkomst geen geheimhoudingsbeding bevatte en dat, voor zover er niettemin sprake zou zijn van schending van een geheimhoudingsverplichting, klaagster geen schade heeft geleden. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder echter – afgezien van de civielrechtelijke of arbeidsrechtelijke aspecten – niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt en daarmee  in tuchtrechtelijke zin verwijtbaar gehandeld door gegevens van cliënten en van zijn werkgeefster die hem in het kader van zijn werk als advocaat/werknemer ter beschikking zijn gekomen door te sturen naar zijn privé-account zonder dat daar een duidelijke, geldige reden voor bestond.

Ook het derde klachtonderdeel is derhalve gegrond.

 

                        Maatregel

5.7      De raad is van oordeel dat niet met een lichtere maatregel dan een berisping kan worden volstaan.

 

              BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder op de maatregel van berisping.

 

 

Aldus gewezen door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans , voorzitter, mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 september 2014.                       

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 september 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        klaagster

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-        klaagster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl