Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-07-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:230
Zaaknummer
14-35
Inhoudsindicatie
Klacht over een advocaat die voor de wederpartij van klager, zijn ex-werkgever, is opgetreden terwijl zijn kantoorgenoten klager zelf eerder hebben bijgestaan bij zijn echtscheiding en in een strafzaak. Verweerder zou bovendien valse beschuldigingen hebben geuit aan het adres van klager inzake ontucht met minderjarigen. Het stond verweerder vrij op te treden voor de wederpartij van klager, omdat klager eerder ook geen bezwaar heeft gemaakt tegen verweerders optreden voor de (ex-)werkgever van klager in een arbeidszaak tegen klager. De beschuldigingen inzake ontucht met minderjarigen van verweerder richting de advocaat van klager is wel gegrond. Verweerder heeft dit gedaan om een reactie van klager uit te lokken. In een zaak als deze waarin het gaat om ernstige beschuldigingen moet een advocaat extra zorgvuldigheid betrachten, ook jegens zijn wederpartij. Klacht gegrond, enkele waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 14 juli 2014
in de zaak 14-35
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 3 maart 2014 met kenmerk RvT 13-0347/LB/ml, door de raad ontvangen op 4 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- De in punt 1.1 genoemde brief met bijlagen 1 tot en met 3 vermeld op de inventarisatielijst;
- De brief van verweerder aan de raad van 7 mei 2014;
- Een e-mailbericht van klager van 3 juni 2013.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager is in een juridisch geschil verwikkeld met zijn inmiddels ex-werkgever X (hierna “X”). Het gaat om beëindiging van de arbeidsovereenkomst, de reikwijdte van het concurrentiebeding en de waardering van aandelen die klager heeft in X. Verweerder treedt op voor X. In het verleden hebben kantoorgenoten van verweerder klager bijgestaan in een aantal privézaken, een echtscheiding in 2009 en een strafzaak over een hennepkwekerij in 2009, begin 2010. In de strafzaak is klager vrijgesproken.
2.3 In de zomer 2010 hebben klager en verweerder een lunchafspraak gehad.
2.4 In 2011 werd de arbeidsovereenkomst tussen klager en X beëindigd en in die zaak trad verweerder op voor X. Zijn kantoor is sinds jaar en dag de huisadvocaat van X. Klager liet zich in de arbeidszaak door een eigen advocaat bijstaan. Naast de arbeidszaak lopen er geschillen over een concurrentiebeding, en aandelen in verband met de participatie van klager in X. Ook in deze kwesties trad verweerder tot voor kort voor X op.
2.5 Eind 2012 heeft verweerder de toenmalig advocaat van klager gebeld en hem gezegd dat er sprake was van (een vermoeden van) ontucht met een minderjarig meisje begaan door klager, en dat als de vader van het meisje daarvan aangifte zou doen, X dat ook zou doen. Er is daarna geen aangifte gedaan tegen klager.
2.6 Bij brief met bijlagen van 2 november 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij voor de wederpartij van klager is opgetreden, terwijl zijn kantoorgenoten klager hebben bijgestaan tijdens zijn echtscheiding in 2009 en in de strafzaak in 2009/2010;
b) hij valse beschuldigingen heeft geuit aan het adres van klager inzake ontucht met minderjarigen;
c) hij geen complete gegevens van X, waarvan klager aandeelhouder is, aan klager heeft toegestuurd;
d) hij nodeloos procedures is blijven voeren en mails en brieven is blijven versturen teneinde klager kapot te maken;
e) hij klager afschildert als een slecht mens en hierdoor andere personen indirect opstookt om klager en diens partner lijfelijk aan te vallen.
3.2 Ten aanzien van de klacht over het tegenstrijdig belang, onderdeel a), heeft klager aangevoerd dat hij bang is dat er vertrouwelijke informatie uit de eerdere zaken die door het kantoor van verweerder zijn behandeld, tegen hem zullen worden gebruikt in de zaken die verweerder nu tegen hem behandelt.
4 VERWEER
4.1 Verweerder meent dat er geen sprake is van een tegenstrijdig belang, omdat de zaken die zijn kantoorgenoten voor klager hebben gedaan, niets met de zaken van X van doen hebben en omdat deze al jaren geleden zijn afgewikkeld. Voorts vermoedt verweerder dat het indienen van de klachten door klager te maken heeft met het feit dat klager en zijn vennootschap door de cliënte van verweerder zijn gedagvaard.
4.2 De overige klachtonderdelen herkent verweerder niet en deze worden door hem betwist.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 De hoofdregel is dat een advocaat niet mag optreden tegen een voormalig cliënt van zijn kantoor. Er kunnen zich echter situaties voordoen, waarin dit wel is toegestaan. In de onderhavige kwestie is verweerder in 2011 voor het eerst tegen klager opgetreden, namelijk in de arbeidszaak. Klager heeft op dat moment geen bezwaar gemaakt tegen verweerders’ optreden. Hij werd zelf bijgestaan door een advocaat en heeft eerst medio 2013, in een volgende kwestie waarbij X door verweerder werd bijgestaan een beroep gedaan op een mogelijk tegenstrijdig belang. Daarnaast is van belang dat het gaat om andere kwesties dan die in 2009 en 2010 speelden. Verder is van belang dat niet is gebleken dat verweerder beschikt over zaaksgebonden of vertrouwelijke informatie die van belang kan zijn voor de zaak. De raad concludeert daarom dat het verweerder vrijstond op te treden voor X en verklaart het eerste klachtonderdeel ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.2 Het tweede klachtonderdeel betreft het telefoongesprek dat verweerder eind 2012 met de voormalig advocaat van klager heeft gevoerd. Tijdens de zitting is gebleken dat verweerder tegen de advocaat van klager heeft gezegd dat er tegen klager een vermoeden van ontucht met minderjarigen was gerezen. Verweerder heeft daarbij kenbaar gemaakt dat, als de vader van het betreffende meisje er een zaak van zou maken, X ook aangifte tegen klager zou doen. Volgens verweerder heeft hij dit gedaan om de advocaat van verweerder van deze informatie te voorzien en een reactie uit te lokken. Er is door verweerder en/of X wel overwogen om klager uit te nodigen om zijn kant van het verhaal te vertellen, maar uiteindelijk is daartoe niet besloten, aldus verweerder. De raad overweegt dat in een zaak als deze, waarin het gaat om ernstige beschuldigingen, de advocaat extra zorgvuldigheid moet betrachten, ook jegens zijn wederpartij. Door richting de advocaat van klager met aangifte te dreigen, zonder dat sprake is geweest van enige vorm van onderzoek en kennelijk is uitgegaan uitsluitend van hetgeen het meisje waarom het zou gaan hierover naar voren heeft gebracht, heeft verweerder de aan hem toekomende vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt overschreden en niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel c)
5.3 Dat aan klager niet de volledige gegevens van X, waarvan klager aandeelhouder is, zijn toegezonden op advies van verweerder, acht de raad niet klachtwaardig. De toelichting van verweerder dat hij zijn cliënte, X, heeft geadviseerd over de juridische mogelijkheid om op grond van zwaarwegende redenen afgifte te weigeren, is begrijpelijk. Bovendien is verweerder als advocaat in beginsel vrij in zijn adviezen en is het uiteindelijk aan zijn cliënt (hier X) om deze op te volgen of niet en daarvoor in beginsel de verantwoordelijkheid te dragen. Klachtonderdeel c) is derhalve ongegrond.
Ad klachtonderdeel d) en e)
5.4 Klager stelt dat verweerder nodeloos procedures is blijven voeren en mails en brieven is blijven schrijven om hem kapot te maken. Hier geldt dat het een advocaat in beginsel vrij staat om zijn cliënt over de strategie te adviseren als hij geraden acht. Daarbij dient in zijn algemeenheid voorkomen te worden dat nodeloos wordt geprocedeerd, maar dat daarvan in dit geval sprake zou zijn, is de raad niet gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. Hetzelfde lot treft het laatste klachtonderdeel, e). Hiermee betoogt klager onder meer dat verweerder hem zou hebben afgeschilderd als een “slecht mens.” Klager heeft nagelaten deze stelling verder met stukken te onderbouwen en de raad concludeert dan ook dat de verwijten jegens verweerder niet zijn komen vast te staan.
6 MAATREGEL
Naar het inzicht van de raad heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door in het telefoongesprek met de advocaat van klager te dreigen met aangifte zonder enig feitenonderzoek. De raad acht de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
Verklaart klachtonderdelen a), c), d) en e) ongegrond;
Verklaart klachtonderdeel b) gegrond
Legt aan verweerder op de maatregel van een enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door: mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, F.A.M. Knüppe, R.J.A. Dil, H. Dulack, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juli 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 14 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
en per gewone post aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.