Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-05-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:167
Zaaknummer
13-253
Inhoudsindicatie
Verzet tegen voorzittersbeslissing, waarin de klacht van klagers die voor de tweede maal klagen tegen de advocaat van hun wederpartij tegen wie zij vele jaren hebben geprocedeerd is afgewezen, is ongegrond. De eerste klacht is behandeld onder nummer 12-151. Geklaagd werd over het feit dat verweerder fouten zou hebben gemaakt bij de executie van een vonnis, niet wilde meewerken aan een oplossing in der minne, klagers onder druk zette, geen rekening hield met belangen van klagers. Aspecten van de klacht die reeds in de eerste klacht aan de orde zijn geweest zijn kennelijk niet-ontvankelijk. Voor het overige is de klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 19 mei 2014
in de zaak 13-253
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 13 november 2013 op de klacht van:
De [naam](klager sub 1)
Mevrouw [naam] (klaagster sub 2)
[adres]
klagers
tegen:
mr. [naam]
advocaat te [plaats]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 17 oktober 2013 met kenmerk K 13/29 door de raad ontvangen op 18 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 13 november 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht in al zijn onderdelen afgewezen als kennelijk ongegrond, kennelijk niet-ontvankelijk dan wel van onvoldoende gewicht, welke beslissing op 13 november 2013 is verzonden aan klagers.
1.3 Bij brief van 22 november 2013, door de raad ontvangen op 26 november 2013, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 februari 2014 in aanwezigheid van klagers, vergezeld door de heer [naam], en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 22 november 2013.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen.
2.2 Klagers stellen zich op het standpunt dat de voorzitter de klachtonderdelen c) en f) niet juist c.q. niet volledig omschreven heeft.
2.3 Klachtonderdeel c) is, aldus klagers, ten onrechte door de voorzitter aldus omschreven dat klagers verweerder verwijten dat hij weigerde zijn medewerking te verlenen aan een oplossing in der minne. Deze omschrijving is onjuist. Naar het oordeel van klagers impliceert deze omschrijving namelijk dat zij eventueel bereid zouden zijn een (substantieel) bedrag aan de cliënte van verweerder te betalen. Dat is geenszins het geval. Klagers zijn er altijd van overtuigd geweest dat zij geen enkel bedrag aan de cliënte van verweerder verschuldigd waren en zijn dus ook nimmer bereid geweest welk bedrag dan ook te betalen. Wat zij wel wilden, was nogmaals een gesprek met verweerder en zijn cliënte aangaan om de zaak uit te leggen.
2.4 Klachtonderdeel f) had volgens klagers aldus moeten worden opgevat dat verweerder geen rekening heeft gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 Klagers verzetten zich tegen het oordeel van de voorzitter, dat is omschreven in rechtsoverweging 4.2. Dit betreft zijn beslissing dat de (aspecten van de) klachtonderdelen waarop is beslist in de klachtprocedure tussen klagers en verweerder die onder nummer 12-151 aanhangig was, niet-ontvankelijk zijn omdat op die onderdelen niet opnieuw kan worden geklaagd. Klagers zijn van oordeel dat de beslissingen van de raad in de zaak 12-151 niet deugen.
3.3 Klagers achten het standpunt van de voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel a) volstrekt onjuist. Het oordeel van de voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel b) vinden zij volstrekt onbegrijpelijk. Zij zijn van oordeel dat de voorzitter de voor de beslissing van belang zijnde feiten, die voor klagers gunstig waren, compleet heeft genegeerd ten faveure van verweerder. De voorzitter is er ten onrechte vanuit gegaan dat een advocaat altijd mag doorgaan met de executie van een vonnis, ook wanneer hij ervan op de hoogte is dat dat vonnis ernstige juridische misslagen vertoont, enkel om de belangen van zijn cliënt te dienen.
3.4 Klagers zijn van oordeel dat de voorzitter de zaak foutief en ondeskundig heeft afgehandeld terwijl zij (klagers) enkel proberen op een eerlijke en duidelijke manier de ontoelaatbare handelwijze van de malafide advocaat van de wederpartij voor het voetlicht te brengen teneinde deze advocaat tot de orde te laten roepen, ook in het belang van de beroepsgroep en de gehele maatschappij.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden afgewezen.
4.2 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders, J.R.O. Dantuma, C.J. Lunenberg-Demenint en B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 mei 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.