Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:192

Zaaknummer

14-061NH

Inhoudsindicatie

“Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van bindend adviseur. Niet is gebleken dat verweerder als bindend adviseur het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Klacht ongegrond.”

Uitspraak

Beslissing van 15 juli 2014

in de zaak 14-061NH

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van met kenmerk td/md/14-003, door de raad ontvangen op 4 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 mei 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 tot en met 12.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In een geschil over de zorgindicaties van de gehandicapte dochter van klager werd klager bijgestaan door een rechtsbijstandsverzekeraar. De rechtsbijstandsverzekeraar heeft aan een externe deskundige, mr. M., advies gevraagd over het al dan niet voeren van de door klager gewenste civiele procedure. Mr. M. heeft in zijn rapport negatief geadviseerd over de kansen van klager. Klager kon zich niet verenigen met de daaruit volgende beslissing van de rechtsbijstandsverzekeraar inhoudende dat klager niet in aanmerking kwam voor rechtsbijstand vanwege een te geringe kans op succes.

2.3 In het kader van de toepasselijke geschillenregeling heeft de rechtsbijstandsverzekeraar gevraagd aan verweerder, die daartoe door klager was uitgekozen, om bindend te adviseren ter zake de kans van slagen van de door klager gewenste procedure.

2.4 Verweerder heeft zich hiertoe bereid verklaard. De verzekeraar heeft het dossier ter beoordeling aan verweerder toegestuurd. Klager is twee keer bij verweerder op kantoor geweest om het dossier toe te lichten. Op verzoek van klager heeft verweerder de rechtsbijstandsverzekeraar per e-mail gevraagd of er nieuwe stukken aan het dossier mochten worden toegevoegd en of klager nog op het (concept)advies mocht reageren. Vervolgens zijn twee stukken aan het dossier toegevoegd.

2.5 Verweerder komt in zijn eindrapport van één pagina tot de conclusie dat hij zich aansluit bij het eerdere negatieve advies van mr. M.

2.6 Bij brief met bijlagen van 29 december 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) het eindrapport van verweerder niet aan de standaard van een onafhankelijk juridisch advies voldoet. Verweerder heeft niet gemotiveerd hoe hij tot zijn conclusie is gekomen. Verder heeft verweerder niet de door klager ingebrachte argumenten en stukken in het advies meegenomen, waardoor verweerder niet alle relevante informatie tot zijn beschikking had en hij geen advies had kunnen en mogen geven.

b) verweerder de afspraak met klager niet is nagekomen om aan de rechtsbijstandsverzekeraar te vragen of 1) bepaalde aanvullende stukken die nog niet in het dossier zaten, gebruikt mochten worden in het advies en 2) of eerst een conceptrapport mocht worden toegestuurd zodat klager hier nog op kon reageren.

4 BEOORDELING

4.1 Naar vaste rechtspraak van het hof van discipline geldt dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Ook in het geval een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van de andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Nu verweerder optrad als bindend adviseur in het geschil tussen de rechtsbijstandsverzekeraar en klager, en niet als advocaat van klager, zal de raad de klacht beoordelen aan de hand van dit criterium.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Tussen klager en verweerder is een verschil van inzicht over de kwaliteit van het door verweerder gegeven advies. Het is te begrijpen dat klager teleurgesteld is over het feit dat verweerder de mening van mr. M. deelde. Het enkele feit dat het advies niet de inhoud heeft die klager voor ogen had betekent echter nog niet dat verweerder zijn taak als bindend adviseur niet goed heeft uitgevoerd.

4.3 Uit het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen kan, anders dan klager meent, niet worden afgeleid dat het door verweerder uitgebrachte advies in die mate onjuist of onvoldoende onderbouwd was dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Verweerder heeft tweemaal uitgebreid met klager over het dossier gesproken. Dat verweerder zich, ter besparing van kosten, heeft beperkt tot een kort advies is niet klachtwaardig. Voor de onderbouwing verwijst hij immers naar het eerdere, doorwrochte, advies van mr. M. Dat verweerder zich heeft gedragen in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, kan niet worden vastgesteld. Dit brengt mee dat de raad klachtonderdeel a) ongegrond verklaart.

Ad klachtonderdeel b)

4.4 Ut het dossier blijkt dat verweerder weldegelijk de verzoeken van klager bij de rechtsbijstandsverzekeraar heeft neergelegd. Als gevolg hiervan is een aantal stukken aan het dossier toegevoegd. Het valt verweerder niet te verwijten dat de rechtsbijstandsverzekeraar gedeeltelijk niet heeft ingestemd met de verzoeken van klager dan wel hier nog niet op had gereageerd op het moment dat verweerder zijn rapport uitbracht. Verweerder heeft in zijn rapport wederom de rechtsbijstandsverzekeraar gewezen op het verzoek van klager om nog op de inhoud te mogen reageren. Verweerder heeft zich derhalve aan zijn afspraken met klager gehouden. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. G.J. Pulles, A.G. van Marwijk Kooy, J.H.P. Smeets, C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juli 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl