Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-05-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:119
Zaaknummer
ZWB 125 - 2014
Inhoudsindicatie
Klachten over periode 2002-2005 niet meer ontvankelijk. Advies te schikken hield verband met lengte en risico"s van een procedure. Beslissing hiervan ligt bij cliënt.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 21 mei 2014
in de zaak ZWB 125-2014
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant van 30 april 2014, met kenmerk K13-106 , door de raad ontvangen op 2 mei 2014 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 Op 4 augustus 2000 is klager een bedrijfsongeval overkomen. In november 2001 heeft klager zich tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan in de aansprakelijkheidskwestie. Verweerster heeft een toevoeging aangevraagd en na de toekenning daarvan de werkgever van klager in maart en september 2002 aansprakelijk gesteld. De werkgever wees de aansprakelijkheid af.
1.2 Verweerster heeft klager bij brief dd. 17 oktober 2002 geinformeerd over de kosten en risico’s van een procedure en bracht klager op de hoogte van haar zwangerschapsverlof en de overdracht van het dossier aan haar kantoorgenoot mr. X. In de periode van 17 oktober 2002 – 18 januari 2005 heeft mr. X de belangen van klager behartigd. Mr. X heeft in juli 2004 een dagvaarding uitgebracht. Wegens vertrek van mr. X van het kantoor van verweerster heeft verweerster de behandeling van de zaak van klager in januari 2005 weer overgenomen.
1.3 De kantonrechter heeft bij tussenvonnis in september 2005 een bewijsopdracht aan klager opgelegd, waarna onderzoeken door drie deskundigen hebben plaatsgevonden. Ter zitting dd. 25 augustus 2008 zijn de rapporten van de deskundigen besproken. Klager wees het schikkingsvoorstel van de werkgever ad € 10.000,- ter zitting af, waarna door de deskundigen een eindrapportage werd uitgebracht. Op 4 november 2009 besliste de kantonrechter bij tussenvonnis dat alleen het beenletsel van klager het gevolg was van het ongeval. Verweerster heeft op 3 februari 2010 namens klager beroep tegen dit tussenvonnis ingesteld bij het gerechtshof. De procedure bij de kantonrechter werd in afwachting van het hoger beroep tegen het tussenvonnis aangehouden.
1.4 Klager heeft op 3 mei 2010 zijn ongenoegen over het verloop van de zaak uitgesproken. Klager wilde wel verder met de procedure in hoger beroep. Verweerster heeft bij brief dd. 18 mei 2010 klager geinformeerd over de duur, de risico’s en de kosten van de appelprocedure.
1.5 Verweerster heeft op 29 juni 2010 een memorie van grieven ingediend. Het gerechtshof heeft bij arrest van 4 oktober 2011 het tussenvonnis van de kantonrechter dd. 4 november 2009 vernietigd en onder meer beslist dat ook de cognitieve klachten van klager hun oorzaak vonden in het ongeval. De zaak werd terugverwezen naar de kantonrechter om aldaar voortgezet te worden. Op de werkgever rustte toen de bewijslast om aan te tonen dat hij niet aansprakelijk was. Na het arrest van het gerechtshof deed de werkgever een nieuw schikkingsvoorstel. Klager gaf op 3 mei 2012 te kennen op geen enkel schikkingsvoorstel in te willen gaan. Klager wenste cassatie in te stellen tegen het arrest van het gerechtshof, omdat het gerechtshof het schouder- en rugletsel niet had erkend als gerelateerd aan het ongeval. Verweerster heeft klager bij brief dd. 25 juni 2012 erop gewezen dat dit niet mogelijk was omdat de Hoge Raad niet inhoudelijk toetst. Verweerster wees op de mogelijkheid om te schikken en op de kosten en risico’s van het voortzetten van de procedure. Klager gaf op 3 juli 2012 telefonisch aan door te willen procederen.
1.6 Verweerster heeft klager bij brief dd. 17 augustus 2012 bericht dat het instellen van cassatie geen kans van slagen zou hebben gehad. Zij stelde voorts geen basis meer te zien voor een constructieve samenwerking. Ze gaf aan zich niet te kunnen verenigen met het standpunt van klager dat “koste wat het kost” moest worden doorgeprocedeerd. Verweerster drong aan op de overname van het dossier door een andere advocaat.
1.7 Klager heeft bij brief dd. 18 september 2012 bericht te wensen dat verweerster alsnog voor hem beroep in cassatie zou instellen. Verweerster heeft klager bij brief dd. 22 november 2012 nogmaals bericht dat het instellen van cassatie in zijn zaak geen kans van slagen had en dat dit inmiddels ook niet meer mogelijk was. Verweerster wees klager op de mogelijkheden die hij nog had. Zij gaf aan niet achter de beslissing van klager te staan om door te procederen zonder eerst de mogelijkheden van een schikking te beproeven en adviseerde klager zich daartoe tot een andere advocaat te wenden.
1.8 Verweerster heeft klager meerdere malen gewezen op de mogelijkheid dat de aan hem toegekende toevoeging zou kunnen komen te vervallen, indien hij meer dan het vrijgestelde vermogen (op dat moment € 21.000,-) aan schadevergoeding zou ontvangen., in welk geval hij de advocaatkosten met terugwerkende kracht zou dienen te betalen.
1.9 Klager heeft bij brieven dd. 11 december 2012 en 5 februari 2013 zijn ongenoegen geuit, welke brieven door een kantoorgenoot van verweerster zijn beantwoord bij brief dd. 25 februari 2013. Klager heeft op 15 juli 2013 een klacht bij de deken ingediend.
2. KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerster zich onvoldoende heeft ingespannen voor de belangen van klager. Verweerster ging in 2002 plotseling met zwangerschapsverlof en toen zij in 2005 de zaak weer overnam was zij ongeïnteresseerd en ongemotiveerd. Verweerster stuurde meer en meer aan op een schikking;
2. verweerster niet de kwaliteit heeft geleverd die van haar in de zaak van klager had mogen worden verwacht. Verweerster heeft nagelaten aanwezig bewijs, waaronder een telefoonrekening waaruit bleek dat klager vlak na het ongeval had gebeld met de hoofdvestiging te Ridderkerk, veilig te stellen. Verweerster heeft nagelaten het type en het model van de stellage te noteren. Verweerster heeft niets gedaan met de berekening van klager van zijn verdiencapaciteit voor en na het ongeval.
3. de behandeling van de zaak van klager veel te lang heeft geduurd.
4. verweerster de beroepstermijn heeft laten verlopen, terwijl klager wel in beroep wilde. Verweerster zei dat klager geen kans van slagen had en dat hij een andere advocaat moest zoeken.
5. verweerster niet reageerde op brieven van klager en verzoeken om te worden teruggebeld;
6. verweerster misbruik heeft gemaakt van het recht; zij heeft wel een toevoeging aangevraagd, maar weinig gedaan om de zaak tot een goed einde te brengen;
7. verweerster haar eigen declaratie boven een kwalitatief goede dienstverlening stelde.
3. VERWEER
3.1 Klager heeft wel heel erg lang gewacht met het indienen van zijn klachten, temeer waar hij zelf stelt dat hij eigenlijk al in 2002/2003 ontevreden was. Klager heeft daar toen nooit melding van gemaakt en heeft ook nimmer aangegeven een andere advocaat te willen. Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klachten.
3.2 Verweerster en mr. X hebben de belangen van klager naar behoren behartigd. De procedures hebben lang geduurd, maar procedures waarbij discussie bestaat over meerdere punten nemen vaak veel tijd in beslag. Verweerster heeft klager daar steeds op gewezen.
3.3 Verweerster betwist dat zij niet voortvarend zou hebben gehandeld. De werkgever verwijt juist dat klager zelf na het ongeval te lang heeft stil gezeten alvorens de werkgever aansprakelijk te stellen. Hierdoor is de werkgever bewijstechnisch in een achtergestelde positie geraakt.
3.4 Verweerster heeft klager altijd zeer uitvoerig geinformeerd. Verweerster betwist op enig moment niet meer met klager te hebben gecommuniceerd.
3.5 Toen verweerster terugkeerde van haar zwangerschapsverlof is aan klager de vraag gesteld door wie de zaak diende te worden voortgezet. Klager gaf aan geen voorkeur te hebben. Verweerster heeft de zaak pas weer overgenomen toen mr. X het kantoor verliet.
4. BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
4.2 Vast staat dat verweerster in de periode 2001-2002 en in de periode 2005-2012 heeft bijgestaan in een aansprakelijkheidskwestie. Klager heeft zich in juli 2013 beklaagd over het optreden van verweerster in beide periodes. Verweerster stelt dat klager te lang heeft gewacht met het indienen van zijn klacht en op grond daarvan niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4.3 In het tuchtrecht voor advocaten bestaan geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van een verweer tot niet-tijdige indiening van een klacht moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd. De voorzitter zal de ontvankelijkheid van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.
4.4 Onderdeel 1 van de klacht heeft gedeeltelijk en onderdeel 2 geheel betrekking op de werkzaamheden bij aanvang van de zaak en de periode na de overname van de zaak in 2005. Nu klager tot 2012 gebruik is blijven maken van de dienstverlening door verweerster en tot 2013 heeft gewacht alvorens zich hierover te beklagen kan klager in deze klachten niet meer worden ontvangen en zullen deze klachtonderdelen door de voorzitter als kennelijk niet-ontvankelijk worden afgewezen.
4.5 Voor zover klager er in het eerste onderdeel tevens over klaagt dat verweerster meer en meer op een schikking aanstuurde overweegt de raad dat het tot de taak van een advocaat behoort om een zaak juridisch te beoordelen en de proceskansen in te schatten. Verweerster heeft klager steeds uitvoerig en gemotiveerd geadviseerd, hem op de mogelijkheden van het treffen van een schikking voorgehouden en hem daarbij gewezen op de risico’s van verder procederen. Dat klager zich niet kon vinden in het advies om een schikking te treffen betekent niet dat verweerster hiervan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. Het stond klager vrij om het advies van verweerster al dan niet op te volgen.
4.6 Vast staat dat de procedure van klager lang heeft geduurd. Klager heeft met betrekking tot het derde klachtonderdeel geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat verweerster de procedures moedwillig zou hebben vertraagd dan wel dat deze als gevolg van een haar te verwijten handelen zo lang duurden. Het komt veelvuldig voor dat juridische procedures lang duren indien discussie bestaat over causaliteit en de hoogte van geleden schade. Dit was voor verweerster ook een van de redenen om klager de mogelijkheid van het treffen van een schikking in overweging gegeven.
4.7 Nu verweerster wel hoger beroep heeft ingesteld tegen de tussenbeslissing van de kantonrechter houdt de voorzitter het er voor dat klager zich in onderdeel 4 erover beklaagt dat verweerster geen cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof. Verweerster heeft klager bij brieven dd. 25 juni en 17 augustus 2012 met juistheid er op gewezen dat het instellen van cassatie naar verwachting geen kans van slagen had, aangezien de Hoge Raad niet inhoudelijk toetst. Van verweerster kon niet worden verwacht dat zij een in haar ogen kansloze procedure zou entameren. Indien klager ondanks het negatief advies van verweerster tot het instellen van cassatie wenste over te gaan had het, nu verweerster duidelijk te kennen had gegeven daartoe niet bereid te zijn, op zijn weg gelegen om zich daarvoor tot een andere advocaat te wenden. Dat klager dit niet heeft gedaan, valt verweerster tuchtrechtelijk niet te verwijten.
4.8 Klager heeft geen bewijzen aangedragen voor zijn in klachtonderdeel 5 neergelegde stelling dat verweerster niet heeft gereageerd op brieven en verzoeken. Ook uit het aan de raad overgelegde dossier blijkt dit niet.
4.9 Een advocaat dient zich in te spannen om een zo goed mogelijk resultaat te bereiken, een resultaat kan niet worden gegarandeerd. Dat verweerster zich onvoldoende zou hebben ingespannen om de zaak van klager tot een goed einde te brengen, zoals klager in zijn 6e klachtonderdeel stelt, blijkt uit het aan de raad overgelegde dossier evenmin. Verweerster heeft klager steeds zeer uitvoerig geinformeerd en gemotiveerd geadviseerd en in de procedure de daarin benodigde stappen ondernomen. Dat de procedure niet het door klager gewenste resultaat heeft gehad, valt verweerster niet te verwijten.
4.10 Klager heeft zijn stelling dat verweerster haar declaratie boven een kwalitatief goede dienstverlening heeft gesteld niet met concrete feiten onderbouwd, zodat ook het 7e klachtonderdeel niet tot gegrondheid kan leiden.
4.11 Nu op grond van het bovenstaande niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster te maken valt, zal de voorzitter de klacht, voor zover deze niet als kennelijk niet-ontvankelijk is afgewezen, als kennelijk ongegrond afwijzen.
BESLISSING
De voorzitter:
wijst onderdeel 1, voor zover dit betrekking heeft op de periode 2002-2005, en onderdeel 2 van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.
wijst onderdeel 1, voor zover klager daarin ontvankelijk is, en de onderdelen 3 tot en met 7 als kennelijk ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrere-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 21 mei 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 26 mei 2014
per gewone en per aangetekende post verzonden aan:
- klager
per gewone post verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant.
Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 3115, 4800 DC Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.