Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:74

Zaaknummer

13-308

Inhoudsindicatie

Klachten over afspraken over financiën tussen advocaat en cliënt. Betwiste vaste prijsafspraak van EUR 5.000 kan niet door klager worden aangetoond, terwijl verweerder wel zijn uurtarief aan klager heeft bevestigd. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 13 januari 2014

in de zaak 13-308

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 16 december 2013 met kenmerk RvT 13-0182/LB/ml, door de raad ontvangen op 17 december 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Verweerder heeft klager in de periode vanaf 6 december 2012 tot mei 2013 bijgestaan in een echtscheidings- en boedelscheidingsprocedure.  Daarnaast heeft verweerder hoger beroep namens klager ingesteld tegen een kort-gedingvonnis van 30 november 2012 waarin aan klager een straat- en contactverbod was opgelegd. Verweerder heeft de zaken overgenomen van de voormalig advocaat van klager, mevrouw mr. W. Per mail van 7 december 2012 heeft verweerder zijn uurtarief van EUR 195,- exclusief 6% kantoorkosten en BTW aan klager bevestigd. Daarbij heeft hij eveneens vermeld dat klager hem heeft medegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp, omdat dat eerder onderzocht was.

1.3    Verweerder heeft op 24 januari 2013 namens klager een verzoekschrift tot het wijzigen van voorlopige voorzieningen ingediend en op 4 februari 2013 heeft een zitting plaats gevonden waarbij klager met verweerder is verschenen. Bij beschikking van 18 februari 2013 heeft de rechtbank de verdeling van de zorg en opvoedingstaken vastgesteld en de hoogte van de kinderalimentatie gewijzigd.

1.4    Verweerder heeft klager maandelijks facturen gestuurd, tot in totaal EUR 10.739,07 inclusief BTW en kantoorkosten. Klager heeft de facturen tot een bedrag van EUR 9.063,23 voldaan. Een bedrag van EUR 1.675,84 is door klager onbetaald gelaten.

1.5    In april 2013 heeft de broer van klager zich tot verweerder gewend met het verzoek om het nog openstaande deel van de laatste factuur van verweerder te crediteren en geen nieuwe facturen meer te sturen. Klager was van mening dat tussen partijen een maximumbedrag van EUR 5.000,- aan advocaatkosten is besproken. Verweerder bestrijdt dit.

1.6    Begin mei 2013 is een vertrouwensbreuk ontstaan tussen klager en verweerder, onder meer omdat de gemachtigde van klager stelde dat verweerder hem heeft gechanteerd. Verweerder zou hebben gedreigd met het bekendmaken van informatie over een strafzaak die verweerder in het verleden voor de gemachtigde van klager heeft behandeld. Verweerder betwist dit en uiteindelijk heeft hij zich onttrokken als advocaat in de nog lopende procedures bij de Rechtbank en het Gerechtshof.

1.7    Op 26 juni 2013 heeft klager zich via zijn gemachtigde bij de deken beklaagd over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij bijna EUR 10.000,- aan werkzaamheden in rekening heeft gebracht bij klager terwijl afgesproken was dat de kosten voor de gehele echtscheidingsprocedure niet meer zouden bedragen dan EUR 5.000,-.

b)    hij een uurtarief rekende van EUR 195,- terwijl op een advocatensite een bedrag van EUR 150,- per uur genoemd staat;

c)    hij na 15 maart 2013 rekeningen heeft gestuurd zonder enige onderbouwing;

d)    hij de gemachtigde van klager in een telefoongesprek heeft gechanteerd terwijl deze gemachtigde tot een oplossing trachtte te komen.

3    BEOORDELING

3.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

3.2    De eerste drie klachtonderdelen betreffen de financiën. Allereerst de stelling van klager dat is afgesproken dat de kosten voor de gehele procedure niet meer dan EUR 5.000,- zouden bedragen. Deze stelling heeft verweerder uitdrukkelijk betwist en klager heeft geen stukken kunnen overleggen, waaruit het bestaan van een prijsafspraak blijkt. Verweerder heeft zijn mail van 7 december 2012 overgelegd, waarin hij een uurtarief van EUR 195,- exclusief BTW en exclusief 6% kantoorkosten aan klager heeft bevestigd. Uit deze e-mail blijkt niet van een prijsafspraak of inschatting van de totale kosten. Dat op een advocatensite het uurtarief van EUR 150,- bij het kantoor van verweerder wordt genoemd, is gezien het feit dat verweerder het van toepassing zijnde uurtarief van EUR 195,- voorafgaand aan de werkzaamheden schriftelijk aan klager heeft bevestigd, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

3.3    Het klachtonderdeel waarmee klager stelt dat de rekeningen van verweerder na 15 maart 2013 niet zouden zijn onderbouwd, treft hetzelfde lot als de vorige klachtonderdelen. Uit de door verweerder overgelegde declaraties blijkt dat elke declaratie is gespecificeerd. Voor zover klager ook beoogt te klagen over de hoogte van de declaraties van verweerder merkt de voorzitter op dat volgens vaste jurisprudentie de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Van dat laatste is hier blijkens het dossier geen sprake. Noch het tarief noch het aantal gedeclareerde uren is in verhouding tot de verrichte werkzaamheden kennelijk onredelijk. De voorzitter verklaart de eerste drie klachtonderdelen derhalve kennelijk ongegrond.

3.4    Dat verweerder tenslotte de gemachtigde van klager zou hebben gechanteerd in een telefoongesprek is niet komen vast te staan. Tegenover de stellingen daarover van de broer van klager staat de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder. Ook dit klachtonderdeel moet bij gebreke van nadere onderbouwing kennelijk ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De plaatsvervangend voorzitter verklaart alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier op 13 januari 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten