Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:376

Zaaknummer

14-88

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat van de wederpartij in een erfrechtkwestie over procedurele zaken rondom het taxeren van een huis in het buitenland. Verweerder heeft zich als advocaat van de wederpartij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gedragen. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 10 november 2014

in de zaak 14-88

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad met kenmerk K14/34 mh/mp, door de raad ontvangen op 28 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 september 2014 in aanwezigheid van klaagster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    de in punt 1.1 vermelde brief en de daarin genoemde bijlagen 1 t/m 9;

-    de fax van 28 augustus 2014 van verweerder, waarin hij zich afmeldt voor de zitting.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder is advocaat van de wederpartij van klaagster in een erfrechtkwestie. Zijn cliënte, mevrouw X., is de vriendin van de overleden vader van klaagster. In het testament is de cliënte van verweerder aangewezen als enig erfgenaam, waarbij aan de kinderen legaten werden toegekend. Klaagster en mevrouw X. procederen over de vraag wie gerechtigd is tot de woning van de overleden vader van klaagster in Turkije. Volgens klaagster geldt op grond van Turks recht dat de woning toekomt aan de kinderen van de overledene, terwijl mevrouw X. uitgaat van het bepaalde in het testament. Met name over de woning is doorgeprocedeerd.

2.3    Tijdens een comparitie van partijen op 7 augustus 2012 bij de rechtbank Arnhem is overeengekomen dat de waarde van de woning in Turkije bindend zal worden vastgesteld door één deskundige, welke in gezamenlijk overleg zal worden benoemd. Klaagster en mevrouw X. werden het niet eens over de persoon van de deskundige, hetgeen heeft geleid tot een tussenvonnis van de rechtbank van 19 december 2012. Daarin werd bepaald dat mevrouw X. een lijst met vijf taxateurs aan de wederpartij moest verstrekken, waarbij gold dat de taxateurs niet eerder door één van de partijen mochten zijn genoemd en  werkzaam dienden te zijn binnen een straal van 25 kilometer, gerekend vanuit Kumluca. Naar aanleiding van die lijst is er een gezamenlijke opdracht geformuleerd aan taxateur Y, welke opdracht op verzoek van verweerder door vertaalbureau Concorde in het Turks is vertaald.

2.4    De taxateur berichtte mevrouw X. op 18 april 2013 dat hij de taxatie op maandag 22 april 2013 zou uitvoeren. Verweerder heeft dit doorgegeven aan de advocaat van klaagster en deze heeft verweerder laten weten dat klaagster onmogelijk aanwezig kon zijn en dat zij ook geen vertegenwoordiger meer kon regelen in verband met de korte termijn. Desondanks heeft Y de taxatie op 22 april 2013 uitgevoerd, zonder dat hij toegang had tot het huis. Verweerder heeft het taxatierapport in de procedure ingebracht en klaagster heeft haar bezwaren daartegen kenbaar gemaakt. Bij tussenvonnis van 17 juli 2013 heeft de Rechtbank bepaald dat de wijze waarop de taxatie is verricht niet conform de opdracht was. De rechtbank formuleerde een nieuwe opdracht, waarbij mevrouw X.  een lijst met nieuwe taxateurs moest verstrekken.

2.5    Het lukte mevrouw H. niet om aan alle eisen van de nieuwe opdracht van de Rechtbank te voldoen en dat leidde tot een nieuw tussenvonnis van 20 november 2013. Uiteindelijk is in gezamenlijk overleg een taxateur genoemd, maar kregen partijen een verschil van mening over de inhoud van de Turkse vertaling van de opdracht aan de taxateur.

2.6    Ten tijde van de behandeling van deze klacht is nog geen taxatie aan de Rechtbank overgelegd. Wel heeft mevrouw H. in september 2012, zonder vooroverleg met (de advocaat van) klaagster een taxatierapport laten opstellen. Verweerder heeft dit rapport in november 2012, toen de zaak al voor vonnis stond, aan de advocaat van klaagster gestuurd, met het verzoek om het aan de rechtbank te sturen en mede te delen dat het daarin genoemde bedrag als uitgangspunt te nemen voor de door de rechtbank te nemen beslissing. Klaagster heeft deze toestemming niet gegeven.

2.7    Bij brief met bijlagen van 22 februari 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    de eerste taxatie te laten plaatsvinden op heel korte termijn zodat klaagster daarbij niet aanwezig kon zijn;

b)    in strijd met het bepaalde in het vonnis van 17 juli 2013 een lijst voor te leggen met namen van deskundigen die niet voor benoeming in aanmerking konden komen, omdat ze niet aan de voorwaarden voor benoeming voldeden;

c)     al in een eerder stadium in september 2012 zonder medeweten van klaagster en in strijd met hetgeen de rechtbank had bepaald, een gebrekkige taxatie te laten uitvoeren waarbij de taxateur het pand niet binnen ging en door klaagster pas na twee maanden te informeren over deze taxatie;

d)     de procedure te vertragen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder voert aan dat hij geen invloed had op het moment waarop de eerste taxateur zijn werkzaamheden ging verrichten. Hij spreekt geen Turks en werd door zijn cliënte geconfronteerd met de datum waarop de taxatie zou plaatsvinden. 

4.2    Verweerder heeft de opdracht, neergelegd in het vonnis van 17 juli 2013, aan zijn cliënte bekend gemaakt en haar gevraagd het nodige te ondernemen. Hij meent dat hem er geen verwijt van valt te maken dat zijn cliënte liet weten niet aan die opdracht te kunnen voldoen. De wederpartij en de rechtbank zijn door verweerder passend geïnformeerd.

4.3    Verweerder stelt de belangen van zijn cliënte passend te hebben behartigd. Hij heeft de grenzen van de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij heeft daarbij niet overschreden.   

4.4    Verweerder is van mening dat hij op correcte wijze uitvoering heeft gegeven aan het bepaalde in het vonnis van 20 november 2013. Hij stelt dat klaagster het eens was met zijn opdracht aan de taxateur en die tekst heeft hij vervolgens voorgelegd aan een vertaler.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1)

5.1    Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij eerst op 18 april 2013 bericht ontving van de Turkse taxateur dat de taxatie op 22 april 2013 zou worden uitgevoerd. Hoewel de raad begrijpt dat het ongelukkig was dat dit pas kort tevoren bekend werd, kan verweerder in dezen geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De opdracht is in gezamenlijk overleg aan de taxateur gegeven en daarin was opgenomen dat het de bedoeling was dat van beide partijen een vertegenwoordiger aanwezig zou zijn. Dat de taxateur onvoldoende rekening heeft gehouden met de agenda’s van partijen en de voorwaarde dat beide partijen een vertegenwoordiger moesten kunnen sturen, valt verweerder niet te verwijten. Hij heeft geen op hem rustende verplichting geschonden, zodat klachtonderdeel 1) ongegrond is.

Ad klachtonderdeel 2)

5.2    Verweerder heeft toegelicht waarom zijn cliënte niet kon voldoen aan de eisen die de rechtbank stelde aan de nieuwe lijst met taxateurs en naar aanleiding van zijn toelichting heeft de rechtbank een nieuwe opdracht geformuleerd. Klaagster heeft niet nader onderbouwd waarom zij meende dat de toelichting van verweerder niet klopte, althans dat hij wel had kunnen voldoen aan de oorspronkelijk opdracht. Het tweede klachtonderdeel is ongegrond.

 Ad klachtonderdeel 3)

5.3    Dat de cliënte van verweerder in september 2012 zonder medeweten van klaagster een taxatie heeft laten maken, stond haar vrij. Verweerder heeft in eerste instantie niets met dit rapport gedaan en in november 2012 heeft hij, toen de zaak voor vonnis stond, schriftelijk aan de advocaat van klaagster gevraagd om dat rapport over te mogen leggen aan de rechtbank, met de mededeling dat de daarin genoemde prijs als gezamenlijk uitgangspunt zou worden gehanteerd. De advocaat van klaagster heeft verweerder bericht hiervoor geen toestemming te verlenen en verweerder heeft het rapport niet overgelegd. Het enkele feit dat de cliënte van verweerder eigenhandig een taxatie heeft laten verrichten, zonder medeweten van klaagster, brengt geen klachtwaardig handelen door verweerder mee. Juist het vragen van voorafgaande toestemming voor het overleggen van dit rapport aan de advocaat van klaagster en het zich neerleggen bij de weigering namens klaagster, maakt handelen van verweerder naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het derde klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

Ad klachtonderdeel 4)

5.4    Dat verweerder de procedure zou hebben vertraagd, is onvoldoende gesteld of gebleken. Duidelijk is dat het veel tijd vergt om in gezamenlijk overleg een taxatie te verkrijgen die aan de eisen van de rechtbank voldoet. Echter valt niet in te zien waarom dit verwijtbaar is aan verweerder. Van onnodige vertraging door handelen of nalaten van verweerder is niet gebleken. Indien klaagster met dit klachtonderdeel tevens bedoelt dat de vertaling van de opdracht aan de laatste gezamenlijk aangestelde taxateur niet is geschied door een beëdigd vertaler, dan geldt dat dit door de rechtbank niet als eis is geformuleerd. Als klaagster het niet eens was met de vertaling die in opdracht van verweerder was gemaakt, stond het haar vrij om zelf een vertaling te regelen, maar dat heeft zij niet gedaan. De raad verklaart ook dit klachtonderdeel ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klachtonderdelen 1 tot en met 4 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. I.P.A. van Heijst, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 november 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.