Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:28

Zaaknummer

Ob 301 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft ondanks herhaalde verzoeken en rappels, in eerste instantie door de Nederlandse Orde van Advocaten en later namens de deken, niet voldaan aan haar verplichting om in het kader van de CCV aan de deken, althans aan de NOvA als gemandateerde van de deken, opgave te doen.

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar gegrond. Berisping.

Uitspraak

 

Beslissing van 24 februari 2014

     in de zaak OB301-2013

naar aanleiding van het bezwaar van:

 

 

deken

 

 

tegen:

 

verweerster

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 1 oktober 2013 met kenmerk nr. 48|13|168K, door de raad ontvangen op 3 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant zijn bezwaar tegen verweerster ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2      De griffier van de raad heeft verweerster en de deken bij brief van 11 oktober 2013 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het bezwaar van de deken op 16 december 2013, waarbij verweerster in de gelegenheid werd gesteld tot uiterlijk 14 dagen voor de zitting schriftelijk te reageren op het bezwaar van de deken.

 

1.3      Het bezwaar van de deken is behandeld ter zitting van de raad van 16 december 2013 in aanwezigheid van de deken. Verweerster is niet verschenen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

 

-       De brief van de deken d.d. 1 oktober 2013 met bijlagen.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster is in eerste instantie door de Nederlandse Orde van Advocaten en later namens de deken herhaaldelijk verzocht om digitaal haar individuele- en kantooropgave Centrale Controle Verordening 2012 te doen, voorzien van de gevraagde bewijsstukken.

 

2.2      Bij e-mailbericht d.d. 6 augustus 2013 heeft de adjunct-secretaris van de Orde van Advocaten te ’s-Hertogenbosch namens de deken aan verweerster bericht dat zij voor de laatste maal in de gelegenheid zou worden gesteld om opgave te doen. Aan verweerster is medegedeeld dat indien de opgave niet op uiterlijk 12 augustus 2013 was gedaan, de deken zou overwegen om tuchtrechtelijke maatregelen te treffen.

 

2.3      Omdat van verweerster geen reactie werd ontvangen, heeft de deken op 1 oktober 2013 een dekenbezwaar ingediend bij de raad. De griffier van de raad heeft verweerster en de deken bij brief van 11 oktober 2013 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het bezwaar van de deken op 16 december 2013, waarbij verweerster in de gelegenheid werd gesteld tot uiterlijk 14 dagen voor de zitting schriftelijk te reageren op het bezwaar van de deken. Verweerster heeft niet gereageerd. Verweerster is evenmin ter zitting van de raad verschenen.

 

2.4      Op 13 december 2013 heeft verweerster alsnog de CCV-aangifte ingediend, doch niet op de door de Nederlandse Orde van Advocaten voorgeschreven wijze .

 

3          BEZWAAR

 

3.1     Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat zij:

          ondanks herhaalde verzoeken en rappels, in eerste instantie door de Nederlandse Orde van Advocaten en later namens de deken, niet heeft voldaan aan haar verplichting om in het kader van de Centrale Controle Verordening aan de deken, althans aan de Nederlandse Orde van Advocaten te ’s-Gravenhage als gemandateerde van de deken, opgave te doen.

 

 

4          VERWEER

 

4.1     V erweerster is niet ter zitting van de raad verschenen. Evenmin heeft verweerster gebruik gemaakt van de gelegenheid om voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren op het bezwaar van de deken. Derhalve is van verweerster geen verweer bekend.

 

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      Als niet betwist staat vast dat verweerster ondanks herhaalde verzoeken en aanmaningen in gebreke is gebleven om tijdig CCV aangifte te doen. Verweerster heeft voor dit verzuim geen verklaring gegeven.

 

5.2      Het niet tijdig doen van CCV aangifte betaamt een behoorlijk advocaat niet. De raad zal het bezwaar op grond van het bovenstaande gegrond verklaren.

 

 

 

6          MAATREGEL

 

6.1      In de Advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de verplichtingen van de advocaat als zodanig, terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordeningen zijn opgelegd. Het is in dat kader dat jaarlijks aan iedere advocaat wordt verzocht CCV aangifte te doen.

 

6.2      Door niet tijdig aangifte CCV te (laten) doen heeft verweerster de deken in diens hiervoor omschreven taakuitoefening belemmerd. Het belemmeren van de deken in diens toezichthoudende taak valt een advocaat tuchtrechtelijk zodanig aan te rekenen, dat niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het bezwaar gegrond en legt ter zake aan verweerster op de maatregel van berisping.

 

Aldus gegeven door mr.J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 februari 2014.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 februari 2014       

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-         verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerster

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl