Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:148

Zaaknummer

R. 4548/14.133

Inhoudsindicatie

Verweerder en klager verschillen van mening over de rechtmatigheid van het optreden van politie en de officier van justitie. Dit heeft ertoe geleid dat verweerder de vertrouwenskwestie aan de orde heeft gesteld en klager verweerder heeft verzocht zijn werkzaamheden voor klager te staken

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Het feit dat verweerder in het verzetschrift een onjuiste geboortedatum van verweerder heeft vermeld is minder zorgvuldig maar tuchtrechtelijk verwijtbaar is dit niet nu niet is gesteld noch is gebleken dat klager hierdoor in zijn belangen is geschaad.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De stellingen van klager dat verweerder klager zich later bij de Hoge Raad voor hem heeft gesteld dan hij had beloofd, dat verweerder klager in levensgevaar heeft gebracht en een complot heeft gesmeed met de Officier van Justitie, zijn niet voldoende onderbouwd.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De klacht is kennelijk ongegrond

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 3 juni 2014 met kenmerk K014 2015 bm/cvo, door de raad ontvangen op 4 juni 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Bij arrest van 27 augustus 2013 van het Gerechtshof Den Haag is klager veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf.

1.2 Op 14 oktober 2013 is klager aangehouden op verdenking van  overtreding van de voorwaarden. Na interventie door verweerder op het politiebureau is klager in vrijheid gesteld.

1.3 Op 21 oktober 2013 heeft verweerder zich als advocaat van klager gesteld in een procedure bij de Hoge Raad der Nederlanden.

1.4 Op 22 oktober 2013 hebben verweerder en klager een bespreking gehad.

1.5 Op 1 november 2013 heeft verweerder namens klager verzet ingesteld tegen een strafbeschikking van 21 oktober 2014.

1.6 Bij e-mail en brief van 7 november 2013 heeft verweerder klager geïnformeerd en klager er onder meer op  gewezen dat hij zich dient te houden aan de voorwaarden in het strafarrest van 27 augustus 2013 en heeft verweerder de vertrouwenskwestie tussen hem en klager aan de orde gesteld.

1.7 Bij e-mail van 18 november 2013 heeft verweerder klager bericht in te stemmen met beëindiging van de samenwerking en te kennen gegeven dat klager zijn dossier op 20 november 2013 kon komen ophalen.

1.8 Bij brief van 22 november 2013 heeft verweerder de Hoge Raad der Nederland bericht niet langer voor klager op te treden.

1.9 Bij e-mail van 23 november 2013 heeft verweerder de brief van 22 november 2013 aan de Hoge Raad ter kennisname aan klager gezonden, klager bevestigt dat hij niet langer zijn belangen zal behartigen en dat klager een opvolgend advocaat dient te raadplegen.

1.10 Bij brief van 6 januari 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij de verdediging van klager met opzet in zeer ernstige mate heeft geschaad.

2.2 Ter toelichting op de klacht heeft klager gesteld dat verweerder heeft verzwegen dat de officier van justitie en politie-ambtenaren een ambtsmisdrijf hebben gepleegd en dat verweerder niets heeft gedaan met door klager overgelegd bewijs van vervalsing van een proces-verbaal en twee strafdossiers. Voorts heeft verweerder klager in levensgevaar gebracht en zijn sociale leven ontwricht door geen stappen te ondernemen tegen een op handen zijnde arrestatie. Verweerder heeft erkend dat sprake is geweest van een onrechtmatige overheidsdaad, maar heeft hier niets tegen gedaan. Verweerder heeft geweigerd het proces-verbaal van de aanhouding van klager en het arrestatiebevel aan klager te verstrekken. Ten slotte heeft verweerder een onrechtmatig verzetschrift  ingediend, omdat daarin geen geboortedatum is genoemd en geen bewijsstukken zijn bijgevoegd. Verweerder heeft gelogen over de datum waarop hij zich als advocaat van klager bij de Hoge Raad heeft gesteld. Verweerder beloofde klager dat medio september te doen maar deed dat op 21 oktober 2013. Tevens heeft verweerder geweigerd klager een afschrift toe te sturen van zijn stelbrief aan de Hoge Raad.

 

3. BEOORDELING

3.1 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

3.2 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

3.3 Klager stelt dat verweerder heeft erkend dat sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad, wat zou volgen uit de toevoegingsaanvraag waar verweerder als code ‘012 onrechtmatige overheidsdaad’ heeft opgenomen. Bij het aanvragen van een toevoeging dient een advocaat een code op te nemen. Dit betekent echter niet dat daarmee is komen vast te staan dat daadwerkelijk sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad, dan wel dat verweerder zou hebben erkend dat hiervan sprake is.

3.4 Uit de stukken kan worden opgemaakt dat verweerder en klager van mening verschillen over de rechtmatigheid van het optreden van politie en de officier van justitie. Dit heeft ertoe geleid dat verweerder de vertrouwenskwestie aan de orde heeft gesteld en klager verweerder heeft verzocht zijn werkzaamheden voor klager te staken. Daarbij komt dat een advocaat niet gedwongen kan worden een cliënt bij te staan waarmee hij van mening verschilt over de aanpak en behandeling van de zaak. De voorzitter is van oordeel dat verweerder hiermee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat verweerder klager in levensgevaar heeft gebracht en dat er een complot zou zijn tegen klager is door verweerder betwist en kan op basis van de stellingen van klager niet worden vastgesteld.

3.5 Bij gebrek aan bewijsstukken die het standpunt van klager ondersteunen dat verweerder heeft geweigerd stukken aan klager te verstrekken, kan evenmin worden vastgesteld dat de stelling van klager op dit punt juist is.

3.6 Het feit dat verweerder in het onder 1.5 bedoelde verzetschrift een onjuiste geboortedatum van verweerder heeft vermeld is minder zorgvuldig maar tuchtrechtelijk verwijtbaar is dit niet nu niet is gesteld noch is gebleken dat klager hierdoor in zijn belangen is geschaad.

3.7 De stellingen van klager dat verweerder klager zich later bij de Hoge Raad voor hem heeft gesteld dan hij had beloofd, dat verweerder klager in levensgevaar heeft gebracht en een complot heeft gesmeed met de Officier van Justitie, zijn niet voldoende onderbouwd.

3.8 Gemeten naar de onder 3.1. en 3.2 genoemde maatstaf, is van  tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen bij verweerder niet gebleken.

 

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 26 juni 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 juni 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.