Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:195

Zaaknummer

ZWB 339 - 2013

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft bij het uitvoeren van de betalingsopdracht(en) vanaf de derdengeldrekening niet de vereiste zorgvuldigheid betracht.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Berisping

Uitspraak

Beslissing van 25 augustus2014

     in de zaak ZWB339-2013

naar aanleiding van de klachtvan:

 

 

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

                  

verweerder

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 6 november 2013 met kenmerk K13-002heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Ter zitting van 26 mei 2014 zijn klager en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 6 november 2013 met bijlagen;

-       De nagekomen brief van klager met bijlagen d.d. 6 mei 2014.

 

 

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Klager vormde tezamen met negen andere vennoten een rijschool. Klager heeft een geschil met de andere vennoten, die worden bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerder.

 

2.2     Verweerder is bestuurder van de Stichting Beheer Derdengelden van zijn kantoor.

 

2.3     Op 31 december 2010 heeft een van de vennoten, K., een bedrag van € 39.230,15 van de vennootschapsrekening overgeboekt naar zijn privérekening. Een deel van dit bedrag, te weten een bedrag van € 22.730,15 is vervolgens begin 2011 van de privérekening van K. overgeboekt naar de derdengeldrekening van verweerders kantoor. Voor wat betreft het resterende deel van € 16.500,-- is een procedure gevoerd, waarbij K. is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan klager in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de rijschool.

 

2.4     Op 14 juni 2012 was het op de derdengeldrekening gestorte bedrag ad € 22.730,15 volledig opgegaan, deels aan de facturen van verweerders kantoor.

 

 

3          KLACHT

 

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij op zijn derdengeldrekening geparkeerd geld van de vennootschap onder firma waarin klager vennoot was, zonder toestemming van alle vennoten heeft aangewend voor betaling van facturen van zijn kantoor.

 

 

4          VERWEER

 

4.1     Er was geen sprake van derdengelden in strikte zin. De gelden zijn door de vennoten in privé gestort en daartoe waren zij ook bevoegd. Verweerder heeft enkel uitvoering gegeven aan de instructie van de vennoten die de gelden op de derdengeldrekening hadden geparkeerd. De beslissing over de wijze van aanwending is aan de vennoten en zij, en niet verweerder, zijn daarover ook verantwoording verschuldigd. Het betreft een volstrekt civielrechtelijke aangelegenheid die tuchtrechtelijk niet relevant is.

 

 

5          BEOORDELING

5.1     Gedragsregel 23 bepaalt dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid infinanciële aangelegenheden.Advocaten zijn met betrekking tot de inrichting van de administratie van de praktijkvoering voorts gehouden tot naleving van de regels zoals bepaald in de Verordening op de administratie en de financiële integriteit. Artikel 6 lid 4 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit bepaalt dat een advocaat erop toe dient te zien dat derdengelden door de stichting derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende zodra de gelegenheid zich daartoe voordoet. Artikel 6 lid 6 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit bepaalt dat een advocaat gelden die zich bevinden onder een Stichting Derdengelden slechts mag aanwenden voor betaling van een eigen declaratie indien de rechthebbende daarmee ondubbelzinnig instemt en indien de advocaat dit onverwijld schriftelijk vastlegt met verwijzing naar een specifiek omschreven declaratie en het verschuldigde bedrag.

5.2     Verweerder heeft gesteld dat niet hij, maar de desbetreffende cliënten van zijn kantoor verantwoording zijn verschuldigd over de wijze waarop de op de derdengeldrekening van zijn kantoor gestorte gelden zijn aangewend en voorts dat hij louter een betalingsopdracht heeft uitgevoerd. Naar het oordeel van de raad was verweerder, anders dan verweerder lijkt te veronderstellen,  gehouden om, alvorens de betalingsopdracht uit te voeren, te onderzoeken of de opdracht tot betaling was gerechtvaardigd. Verweerder had zich  dienen te verdiepen in de onderliggende afspraken, die blijkens de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht,  met zijn behandelend kantoorgenoten waren gemaakt.  Door zulks na te laten is verweerder naar het oordeel van de raad te lichtvaardig tot uitvoering van de betalingsopdracht(en) overgegaan.

5.3     De raad is van oordeel dat verweerder bij het uitvoeren van de betalingsopdracht(en) niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht en aldus niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad is derhalve van oordeel dat de klacht gegrond is.

 

              6        MAATREGEL

              6.1     De raad acht een berisping passend en geboden.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder op een berisping.

 

 

Aldus gegeven doormr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 augustus 2014.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 augustus 2014     

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken in het arrondissementZeeland-West-Brabant

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerder

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

 

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl