Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:309

Zaaknummer

ZWB 75 - 2014

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft klager naar behoren bijgestaan in diens asielprocedure. Niet gebleken dat klagers belangen niet op deugdelijke wijze zijn behartigd.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 1 december 2014

in de zaak ZWB 75-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

                      klager

 

 

                      tegen:

 

                     

 

 

                      verweerder

 

     

    

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 24 maart 2014 met kenmerk K13-112 , door de raad ontvangen op 26 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 oktober 2014. Noch klager, noch verweerder is verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     De brief van de deken d.d. 24 maart 2014 met bijlagen;

-     De nagekomen brief van verweerder d.d. 9 oktober 2014 met bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager is, in het kader van een verzoek om een verblijfstatus, nadat hij was bijgestaan door een andere advocaat, vanaf 2 november 2011 bijgestaan door verweerder. Op 2 november 2011 had klager reeds een (negatief) “voornemen” op zijn eerste asielaanvraag d.d. 13 september 2011 ontvangen. Bij besluit d.d. 17 januari 2012 is de asielaanvraag afgewezen. Op 20 januari 2012 is beroep ingesteld tegen dat besluit.

2.2      Klager had geen documenten in zijn bezit en heeft deze op advies van verweerder opgevraagd. Verweerder heeft de documenten laten vertalen. Verweerder heeft de vertaling op 13 november 2012 ontvangen, terwijl op 20 november 2012 de mondelinge behandeling van het beroep bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, plaatsvond. Verweerder heeft deze documenten ter zitting overgelegd. Het beroep is op 24 januari 2013 door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, ongegrond verklaard.

2.3      Verweerder heeft klager vervolgens bijgestaan in een opvolgende aanvraag. Verweerder heeft tegen de afwijzing van die aanvraag d.d. 13 maart 2013 beroep ingesteld. Voorts heeft verweerder de voorzieningenrechter verzocht om een voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting achterwege te laten totdat op het beroep is beslist. Na de negatieve beslissing van 13 maart 2013 is klager in vreemdelingenbewaring gesteld.

2.4      Op vrijdagmiddag 22 maart 2013 te 16.45 uur heeft verweerder een overnameverzoek van mr. Y. ontvangen, terwijl op de donderdag daarna de mondelinge behandeling zou plaatsvinden. Verweerder heeft mr. Y laten weten dat de gronden nog die avond moesten worden ingediend waarop mr. Y. zijn overnameverzoek heeft ingetrokken. Verweerder heeft de gronden ingediend.

2.5      Verweerder heeft klager vervolgens bijgestaan ter zitting van 28 maart 2013. Op 4 april 2013 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

2.6      Bij brief d.d. 8 april 2013 heeft verweerder aan klager bericht dat hij – behoudens uitdrukkelijk tegenbericht van de zijde van klager - hoger beroep zou instellen. Nadat verweerder hoger beroep had ingesteld ontving hij op 19 april 2013 opnieuw een verzoek tot toezending van het dossier van mr. Y., deze keer in verband met een second opinion. Verweerder heeft het dossier aan mr. Y toegestuurd. Vervolgens ontving verweerder op 16 mei 2013 een overnameverzoek van mr. Z., op welk verzoek verweerder heeft gereageerd met de mededeling dat het dossier reeds aan mr. Y was overgedragen.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.      de documenten van klager te laat, pas op de zitting van de rechtbank, heeft ingebracht in de procedure,

2.      de documenten niet allemaal heeft laten vertalen,

3.      niet heeft gereageerd op het tweede voornemen van een negatieve beslissing van de IND, waardoor deze is gevolgd,

4.      klager heeft bijgestaan op de zitting inzake het beroep tegen vreemdelingenbewaring, hoewel klager had laten weten dat hij daar geen prijs meer op stelde,

5.      ter zitting heeft gesteld dat documenten in het Singalees waren terwijl ze in het Bengaals waren,

6.      tegen de wil van klager hoger beroep heeft ingesteld.

 

4          VERWEER

4.1     Klachtonderdelen 1 en 2

Klager stelt afkomstig te zijn uit Myanmar en van Rohingya etniciteit te zijn. De taal van Myanmar is Birmees, de taal van Rohingya wordt als Rohingya aangeduid. Klager spreekt Bengaals. Klager is ongedocumenteerd Nederland in gereisd. Klager moest de stukken nog opvragen. In beginsel moeten stukken waarop een aanvrager zich beroept in de administratieve fase worden gefourneerd, behoudens de zeer strenge regeling van artikel 83 Vreemdelingenwet. Het is dus juist dat de documenten te laat zijn ingebracht, maar dat valt verweerder niet verwijten. Verweerder was niet als advocaat betrokken bij de eerste fase van de asielaanvraag.

4.2     Klager beschikte pas in mei 2012 over de documenten. De documenten die klager had aangeleverd waren in meerdere talen opgesteld. Verweerder heeft een vertaalbureau ingeschakeld voor de vertaling. De documenten die in de Bengaalse taal waren opgesteld, zijn vertaald. Het vertaalbureau heeft ter zake de overige stukken aangegeven dat deze niet konden worden vertaald, omdat niet duidelijk was in welke taal ze waren opgesteld. Voor die documenten is een niet-leveringsverklaring afgegeven. Dat opende de weg voor een vertaling door het Tolk- en vertaalcentrum Nederland. Op 13 november 2012 ontving verweerder die vertaling. Volgens de gegevens van de vertaler betrof het een vertaling van het Singalees naar het Nederlands. Volgens de Koninklijke Marechaussee zijn de door klager aangereikte documenten vals.

4.3     Verweerder heeft de vertaling eerst op 13 november 2012 ontvangen, terwijl de zitting plaatsvond op 20 november 2013. Stukken kunnen tot 10 dagen voor de zitting worden aangeleverd. Om die reden was het niet raadzaam om de documenten alsnog in de procedure in te brengen. Met name niet omdat er gerede twijfels bestonden over de echtheid van die documenten. Verweerder heeft klager geadviseerd om de documenten pas in te brengen in een opvolgende aanvraag. Klager stond er echter op dat de stukken ter zitting werden overgelegd. Uit de beslissing van de rechtbank blijkt dat de rechtbank inderdaad heeft geoordeeld dat de stukken te laat waren ingediend en bovendien heeft de rechtbank vragen gesteld over de echtheid.

          Klachtonderdeel 3

4.4      Verweerder heeft klager bijgestaan in een opvolgende aanvraag. Verweerder heeft tegen de afwijzing van die aanvraag d.d. 13 maart 2013 beroep ingesteld. Uit het besluit d.d. 13 maart 2013 blijkt ook dat wel degelijk een zienswijze is ingediend. Voorts heeft verweerder de voorzieningenrechter verzocht om een voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting achterwege te laten totdat op het beroep is beslist. Verweerder heeft klager vervolgens bijgestaan ter zitting van 28 maart 2013. Op 4 april 2013 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Klachtonderdeel 4

4.5     Op vrijdagmiddag 22 maart 2013 te 16.45 uur heeft verweerder een overnameverzoek van mr. Y. ontvangen, terwijl op de donderdag daarna de mondelinge behandeling zou plaatsvinden. Verweerder heeft mr. Y laten weten dat de gronden nog die avond moesten worden ingediend waarop mr. Y. zijn overnameverzoek heeft ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens diezelfde avond de gronden ingediend. Verweerder heeft klager bijgestaan ter zitting van 28 maart 2013. Verweerder had geen andere keuze dan klager te blijven bijstaan.

          Klachtonderdeel 5

4.6     Verweerder heeft klager voorgehouden dat de vertalers stelden dat uit het Singalees vertaald is. Hierop had klager geen enkele reactie. Wat daar ook van zij, het is volstrekt irrelevant of enige stukken in het Singalees zouden opgesteld; ze zijn uiteindelijk alle in het Nederlands vertaald.

          Klachtonderdeel 6

4.7     Verweerder heeft hoger beroep ingesteld zodat de eventuele gang naar het Europees Hof voor de Rechten van de mens open bleef. Dit is niet tegen de uitdrukkelijke wens van klager gebeurd. Klager is voorts op geen enkele wijze benadeeld door het instellen van het hoger beroep.

 

5          BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren enerzijds het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover alvorens de procedure te beginnen, anderzijds het (bij gebreke van een duidelijke anders luidende instructie) voor de cliënt blijven optreden in het geval dat een terugtreden als advocaat de belangen van de cliënt zou schaden. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

        

5.2     Klachtonderdeel 1

          Verweerder heeft de klachten van klager zeer uitgebreid gemotiveerd weersproken. Verweerder heeft gesteld dat hij de vertaling van de documenten eerst op 13 november 2012 had ontvangen, hetgeen ook blijkt uit de factuur van het vertaalbureau.

5.3     Verweerder heeft op basis van meerdere argumenten de juridische afweging gemaakt om de stukken niet in te dienen voorafgaand aan de zitting, maar deze te bewaren voor een opvolgende aanvraag. Slechts tot 10 dagen voor de zitting konden stukken worden overgelegd, zodat het in strijd met het procesrecht kon worden geacht als deze stukken binnen deze termijn zouden worden overgelegd. Bovendien bestonden er redenen om te twijfelen aan de echtheid van de documenten en op een dergelijke korte termijn kon de authenticiteit niet meer worden vastgesteld. Ondanks het uitdrukkelijke advies van verweerder stond klager erop dat de stukken ter zitting werden overgelegd, hetgeen is gebeurd. Daarmee staat vast dat de stukken te laat zijn ingediend, maar dit kan verweerder gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet in tuchtrechtelijke zin worden aangerekend. Klachtonderdeel 1 is derhalve ongegrond.

 

5.4     Klachtonderdeel 2

          Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder voor de vertaling van de documenten een vertaalbureau en vervolgens het Tolk- en vertaalcentrum Nederland heeft ingeschakeld, die alle documenten hebben vertaald. Klachtonderdeel 2 is derhalve eveneens ongegrond.

 

5.5     Klachtonderdeel 3

          Uit het aan de raad overgelegde besluit van de IND d.d. 13 maart 2013 blijkt dat naar aanleiding van het voornemen tot afwijzing bij brief d.d. 12 maart 2013 een zienswijze is ingediend. Derhalve is feitelijk onjuist de stelling van klager dat niet op het voornemen tot afwijzing is gereageerd. Klachtonderdeel 3 is derhalve ongegrond.

 

 

5.6     Klachtonderdeel 4

          Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder op vrijdagmiddag 22 maart 2013 te 16.45 uur een overnameverzoek van mr. Y. heeft ontvangen, terwijl op de donderdag daarna de mondelinge behandeling zou plaatsvinden. Verweerder heeft mr. Y laten weten dat de gronden nog die avond moesten worden ingediend waarop mr. Y. zijn overnameverzoek heeft ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens diezelfde avond de gronden ingediend. Verweerder heeft klager bijgestaan ter zitting van 28 maart 2013. Tussen het moment van het indienen van de gronden en de zitting heeft verweerder geen overnameverzoek meer ontvangen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder juist gehandeld door klager te blijven bijstaan, hetgeen in het belang van klager was. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

5.7     Klachtonderdeel 5

          Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat het niet de conclusie was van verweerder dat de documenten in het Singalees waren opgesteld, maar van het vertaalbureau en van het Tolk- en vertaalcentrum Nederland. Ook indien zou blijken dat die conclusie onjuist was, dan nog kan dit verweerder naar het oordeel van de raad niet in tuchtrechtelijke zin worden aangerekend, nu verweerder de betreffende talen niet machtig is.

5.8     Voorts kan in het midden kan blijven of verweerder ter zitting heeft gezegd dat de stukken in het Singalees waren opgesteld, nu de Nederlandse vertalingen van de documenten in de procedure zijn overgelegd en de taal waarin de documenten waren opgesteld op geen enkele wijze bepalend was voor de uiteindelijke beslissing op klagers asielverzoek. Klachtonderdeel 5 is dan ook ongegrond.

 

5.9     Klachtonderdeel 6

          Bij brief d.d. 8 april 2013 heeft verweerder aan klager bericht dat hij – behoudens uitdrukkelijk tegenbericht van de zijde van klager - hoger beroep zou instellen. Kennelijk heeft klager niet op die brief gereageerd, want verweerder heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Eerst na het instellen van hoger beroep heeft verweerder op 19 april 2013 opnieuw een verzoek tot toezending van het dossier van mr. Y. ontvangen, aan welk verzoek verweerder gehoor heeft gegeven.

5.10   Onder de hiervoor geschetste omstandigheden kan verweerder naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat hij hoger beroep heeft ingesteld. Verweerder heeft beoogd de belangen van klager te behartigen. Door het instellen van hoger beroep is klager geenszins in zijn belangen geschaad. Het zesde onderdeel van de klacht is derhalve eveneens ongegrond.

5.11   De raad komt tot de slotsom dat verweerder van de wijze waarop hij klager heeft bijgestaan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De raad zal de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaren.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 december 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl