Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:23

Zaaknummer

13-51

Inhoudsindicatie

Verweerster trad op voor VvE krachtens overeenkomst van dienstverlening.

Inhoudsindicatie

Klacht bevat 11 verwijten van een van de appartementseigenaren privé, die tevens bestuurder is van de VvE. De klacht betreft onder meer het, ondanks intrekking van de machtiging om namens de VvE op te treden, aanschrijven van de wederpartij van de VvE in een procedure teneinde betaling te verkrijgen van de € 400,00 aan proceskosten waartoe die kort na deze intrekking was veroordeeld. Ongegrond. In de overeenkomst van dienstverlening was bepaald dat een mogelijke proceskostenveroordeling in door verweerster en haar kantoor voor de VvE gevoerde procedures toe zou komen aan verweersters kantoor.

Uitspraak

Beslissing van 24 februari 2014

in de zaak 13-51

naar aanleiding van de klacht van:

Vereniging van Eigenaren,

klaagster

en

[A], eigenaar van appartementsrecht [B] en lid van voornoemde Vereniging van Eigenaren,

klager

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 4 juli 2013 met kenmerk [C], door de raad ontvangen op 5 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [D], die bij beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 27 februari 2013 was aangewezen om de onderhavige klacht te onderzoeken en af te handelen conform de bepalingen in de Advocatenwet, deze klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 september 2013 in aanwezigheid van zowel klager als verweerster, die werd bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. [E]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen, alsmede van de pleitnota van klager.

1.4    De raad heeft tevens kennis genomen van de brief van klager aan de raad van 11 november 2013 waarbij deze als bestuurder van de vereniging van eigenaren de klacht van de vereniging intrekt. De klacht van hemzelf als appartementsrechteigenaar heeft klager gehandhaafd.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Tussen de Vereniging van Eigenaren […], hierna te noemen ‘de VvE’, en het kantoor van verweerster bestond een overeenkomst van juridische dienstverlening. Klager is enig bestuurder van die VvE.

2.3    Verweerster heeft de VvE bijgestaan in een tweetal verzoekschriftprocedures welke bij de rechtbank Amsterdam, sector kanton, aanhangig waren gemaakt door een lid van de VvE. Het eerste verzoekschrift betrof het verzoek tot vernietiging van het besluit in de vergadering van eigenaren van 2 augustus 2011, waarbij aan klager over 2010 décharge werd verleend en de jaarrekening over dat jaar werd goedgekeurd. Deze procedure is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer [k]. Het tweede verzoekschrift zag op vernietiging van het bestuursbesluit tot aanstelling van een lid van de kascommissie. Die zaak kreeg kenmerknummer [l].

2.4    Tussen klager en verweerster zijn diverse verschillen van inzicht ontstaan over de wijze van behandeling van deze procedures door verweerster. Dit heeft ertoe geleid dat klager op 26 augustus 2012, kort voordat de rechtbank zou beslissen in de zaak nummer [k], namens de VvE de machtiging om namens de VvE in die zaak op te treden heeft ingetrokken.

2.5    Nadat klager bij brief d.d. 27 augustus 2012 de rechtbank omtrent deze intrekking had geïnformeerd en had verzocht de te nemen beslissing toe te zenden aan het postadres van de VvE is de grosse van de beslissing van 31 augustus 2012 op 5 september 2012 toegezonden aan verweerster en een afschrift aan de VvE.

2.6    Verzoekster is bij genoemde beslissing van 31 augustus 2012 in haar verzoek niet-ontvankelijk verklaard omdat de termijn voor het indienen van een verzoek tot vernietiging van een besluit – één maand nadat het besluit is genomen en verzoekster daarvan kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen – door haar was overschreden. Verzoekster is veroordeeld in de kosten aan de zijde van de VvE wegens salaris gemachtigde van € 400,00.

2.7    Verweerster heeft de gemachtigde van verzoekster schriftelijk op de hoogte gebracht dat deze kostenvergoeding op grond van de overeenkomst juridische dienstverlening toekwam aan haar kantoor. Verzoekster heeft daarop het door haar verschuldigde bedrag overgemaakt op de derdenrekening van verweersters kantoor.

2.8    Klager heeft verweerster op 7 en 13 september 2012 schriftelijk verzocht om toezending van de grosse.  Verweerster heeft hem op 14 september 2012 geantwoord dat zulks niet meer nodig was omdat verzoeksters gemachtigde inmiddels had laten weten dat de proceskosten waren overgemaakt. Zij vervolgde: “Dat u met ons kantoor in discussie bent regardeert [verzoekster] niet. Indien en voorzover ik u de grosse van beschikking zou toezenden in de wetenschap dat u tot betekening en executie wenst over te gaan, wordt het belang van de VvE geschaad. Dat kan en mag ik dus (mede gedragsrechtelijk) niet doen. Indien gewenst zal ik de deken verzoeken aan te geven of de grosse aan u moet worden toegestuurd.” Verweerster heeft nadien de deken daadwerkelijk om advies terzake gevraagd.

2.9    Bij brief d.d. 18 oktober 2012 heeft verweerster aan klager aanvullend geschreven dat zij - desalniettemin - bereid is tot afgifte van de grosse, onder de voorwaarde dat klager kan aantonen dat de VvE zich realiseert dat er risico’s kleven aan overdracht van de grosse aan hem. In deze brief heeft zij ter toelichting van haar voorbehoud als volgt geschreven: “Op zich heb ik geen bezwaar de grosse beschikbaar te stellen aan de VvE. Daar ik evenwel heb begrepen dat u de beschikking aan [verzoekster] wilt laten betekenen om tot betaling van de proceskosten van € 400,00 te geraken, terwijl ik u heb bericht dat [verzoekster] deze proceskosten bevrijdend aan ons kantoor heeft voldaan, ben ik van mening dat het laten betekenen en eventueel executeren van voornoemde beschikking als onrechtmatig handelen kan worden aangemerkt. Deze handelwijze uwerzijds kan ertoe leiden dat de VvE schadeplichtig wordt. Ik acht dit dan ook niet in het belang van de VvE.” Een kopie van deze brief heeft zij toegezonden aan alle leden van de VvE en de deken.

3    KLACHT EN VERWEER

3.1    Bij brieven van 15 en 24 september en 1 en 22 oktober 2012 met bijlagen heeft klager zich namens de VvE bij de deken beklaagd over verweerster. De elf klachtonderdelen en het daartegen gevoerde verweer zijn door de deken samengevat op pagina 3 tot en met 10 van diens aanbiedingsbrief van 4 juli 2013 aan de raad. Deze pagina’s zijn aan deze beslissing gehecht en dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

3.2    Klager heeft zich bij brief d.d. 24 oktober 2012 als eigenaar van appartementsrecht [B] in de klacht van de VvE gevoegd en aan de deken verzocht de door de VvE ingediende stukken ook als door hem ingediend te beschouwen. Waar in het vervolg van deze beslissing gesproken wordt over klager in zijn hoedanigheid van appartementsrechteigenaar zal hij vermeld worden als ´klager pro se´.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht van de VvE zal niet worden beslist nu deze bij brief d.d. 11 november 2013 is ingetrokken.

4.2    Bij de beoordeling van de diverse klachtonderdelen stelt de raad hier voorop dat deze aanvankelijk zijn ingediend door klager als bestuurder en namens de VvE. Door de intrekking van de klacht door de VvE moet het er voor worden gehouden dat de VvE zich achteraf in het optreden van verweerster heeft kunnen vinden. Klager echter is als lid van die VvE in zijn klachten blijven volharden. Dat is zijn goed recht. De raad zal echter bij de beoordeling niet voorbij kunnen gaan aan de omstandigheid dat de VvE haar bezwaren tegen verweerster niet heeft willen handhaven.

De klachtonderdelen 1, 8, 9 en 10

4.3    Deze klachten zien op het, ondanks intrekking op 26 augustus 2012 van de machtiging om namens de VvE op te treden, op 6 september 2012 aanschrijven door verweerster van de gemachtigde van verzoekster in de procedure teneinde betaling te verkrijgen van de € 400,00 aan proceskosten waartoe verzoekster bij beslissing van 31 augustus 2012 was veroordeeld, het achterhouden van de door haar ontvangen grosse van de beslissing, het aanvankelijk niet reageren op de sommatie van 7 september 2012 om de grosse alsnog toe te sturen, bij brief d.d. 18 oktober 2012 aan het sturen van de grosse voorwaarden stellen en beweren dat aan afgifte van de grosse risico’s kleven, het in die brief ten onrechte stellen dat verzoekster de proceskosten bevrijdend aan haar kantoor had voldaan, alsmede op het van die brief een afschrift sturen aan alle leden van de VvE.

4.4    Bij de beoordeling van deze klachtonderdelen neemt de raad tot uitgangspunt dat in de overeenkomst van dienstverlening was bepaald dat een mogelijke proceskostenveroordeling in door verweerster en haar kantoor voor de VvE gevoerde procedures toe zou komen aan verweersters kantoor. Klager heeft dat niet bestreden. Uit niets blijkt dat de omstandigheid dat de opdracht in deze specifieke zaak kort voordat de rechtbank zou beslissen door klager in zijn hoedanigheid van bestuurder was ingetrokken, zou hebben geleid tot een wijziging in de aanspraak van verweersters kantoor op de proceskostenveroordeling. De raad ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat het verweerster niet vrij zou hebben gestaan de gemachtigde van de verzoekster terzake aan te schrijven en de betaling in ontvangst te nemen.

4.5    Dat zij de grosse aanvankelijk heeft achter gehouden valt verweerster in de gegeven omstandigheden niet te verwijten. Zij zag zich als gevolg van de intrekking van haar opdracht, nu op zijn minst twijfelachtig was of die wel bevoegd had plaats gevonden en de instemming had van de leden van de VvE, gesteld voor de vraag door wiens belang zij zich had te laten leiden. Haar valt dan ook geenszins het verwijt te maken dat zij, nadat zij zich terzake van advies van de deken had voorzien, in haar brief van 18 oktober 2012 aan de VvE t.a.v. klager in zijn hoedanigheid van bestuurder, met afschrift aan de leden van de VvE, aan alle betrokkenen inzicht heeft gegeven in de achtergronden van haar aarzeling om de grosse aan de VvE af te geven, en de daar beschreven voorwaarden aan afgifte heeft gesteld. Ook jegens klager pro se heeft zij zo doende alleszins behoorlijk gehandeld. Niet is gebleken dat zij met de brief beoogd heeft onrust te zaaien onder de eigenaren noch dat zij klager als bestuurder in een kwaad daglicht heeft willen stellen.

4.6    De raad is dan ook van oordeel dat de klachtonderdelen 1, 8, 9 en 10 ongegrond zijn.

Klachtonderdeel 2

4.7    Klager verwijt verweerster dat zij niet een correct juridisch antwoord gaf op de vraag of er een verplichting bestond om in een van de lopende procedures een lijst van eigenaren over te leggen. Zij heeft gedreigd haar bijstand te beëindigen wanneer de VvE die lijst niet zou verschaffen. Dat had zij volgens klager niet mogen doen.

4.8    De rechtbank had verzoekster in deze procedure om zo’n lijst gevraagd. Aangezien de VvE in de procedure was betrokken dienden alle belanghebbenden, dus alle leden van de VvE opgeroepen te kunnen worden. Verzoeksters gemachtigde had op haar beurt aan verweerster om die lijst verzocht. Verweerster heeft het bestuur van de VvE gemotiveerd met verwijzing naar het verzoek van de rechtbank en artikel 279 van het wetboek van rechtsvordering en het splitsingsreglement de rechtsgrond voor het beschikbaar stellen van de gevraagde gegevens uiteengezet. Zij heeft niet mee willen gaan in het standpunt van het bestuur dat alleen inzage verschaft diende te worden. Het stond haar vanuit een oogpunt van proceseconomie en rekening houdend met de gerechtvaardigde belangen van verzoekster in de procedure vrij om het bestuur te adviseren de lijst beschikbaar te stellen en op die wijze invulling te geven aan de haar gegeven opdracht. In die lijn heeft zij eveneens aan het bestuur duidelijk mogen maken dat zij haar opdracht bij gebreke van medewerking aan de door haar voorgestane werkwijze zou neerleggen. Ook dit onderdeel van de klacht zal daarom worden afgewezen.

Klachtonderdeel 3

4.9    Klager verwijt verweerster dat zij meerdere malen ten onrechte heeft gedreigd met het stopzetten van de rechtsbijstand.

4.10    Verweerster heeft in haar verweer meerdere voorbeelden gegeven van situaties waarin zij gemotiveerd te kennen heeft gegeven dat zij mogelijk geen bijstand zou kunnen verlenen. In die situaties had zij volgens haar toelichting bij de behartiging van de belangen van de VvE last van de moeizame communicatie met klager in diens hoedanigheid van bestuurder. Op herhaalde pogingen van verweerster en haar kantoor om met klager in een persoonlijk onderhoud tot verbetering van de communicatie te komen heeft klager niet in willen gaan. Het is de raad niet gebleken dat verweerster in haar advisering en bij haar pogingen de communicatie met klager als bestuurder te verbeteren tekort is geschoten. Dit geldt al helemaal jegens klager pro se. Ook dit onderdeel van de klacht wordt dan ook als ongegrond afgewezen.

Klachtonderdeel 4 en 5

4.11    Het verwijt ziet op het veel te laat toesturen van twee concept-verweerschriften. Voorts waren volgens klager de verweerschriften inhoudelijk niet deugdelijk, belangrijke informatie en stellingen ontbraken.

4.12    Verweerster heeft de concepten, bestemd voor de zitting op 5 juli 2012, op 29 juni 2012 aan klager als bestuurder toegezonden, met verzoek om commentaar voor maandag 2 juli 2012 om 12.00 uur. Dat is inderdaad kort dag, maar in de gegeven omstandigheden niet té kort. Het waren niet de eerste concepten in de desbetreffende procedures; verweerster had al bij klager inlichtingen ingewonnen en geadviseerd. In die fase wreekte zich de weinig soepele communicatie met klager/bestuurder zoals die hiervoor al is besproken. Die had zijn tol geëist doordat de energie van verweerster kennelijk moest uitgaan naar voor haar minder goed werkbare verhoudingen. De procedures zijn desalniettemin voor de VvE goed afgelopen, niet is gebleken dat op enigerlei wijze het belang van klager pro se is geschaad. Ook deze onderdelen van de klacht zijn dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel 6 en 7

4.13    Klager meent dat verweerster ten onrechte niet meteen is nagegaan wanneer precies het verzoekschrift in de zaak met nummer [k] ter griffie was ontvangen. Die datum was van belang voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van verzoekster. Klager had als bestuurder zelf bij de rechtbank het daar ontvangen exemplaar opgevraagd waarop het stempel ‘ingekomen ter griffie 05 sep 2011’ was geplaatst. Dat was te laat. Verweerster heeft nagelaten in het verweerschrift een beroep op niet-ontvankelijkheid te doen.

4.14    Verweerster heeft tot haar verweer aangevoerd dat zij bij de gemachtigde van verzoekster navraag had gedaan. Die bevestigde haar dat het verzoekschrift op de dag van indiening ook per fax naar de rechtbank was verzonden. Dat zou tijdig zijn geweest. Deze gemachtigde heeft ter zitting van de rechtbank getracht daar bewijs van te leveren maar dat is haar niet gelukt. Verweerster heeft mondeling het verweer van niet-ontvankelijkheid gevoerd. Dat is gehonoreerd.

4.15    De raad is van oordeel dat gelet op de door verweerster van verzoeksters gemachtigde verkregen informatie niet aan verweerster kan worden verweten dat zij eerst ter zitting formeel het niet-ontvankelijkheidsverweer naar voren heeft gebracht. Noch de VvE noch klager pro se zijn daardoor benadeeld. Deze klachtonderdelen zijn eveneens ongegrond.

Klachtonderdeel 11

4.16    Volgens klager zou verweerster in de zaak met [l] geen verweer hebben willen voeren. Hij heeft dat uiteindelijk, als bestuurder van de VvE, zelf gedaan waarna de VvE in het gelijk is gesteld.

4.17    Verweerster erkent te hebben geadviseerd geen verweer te voeren en het betreffende besluit in te trekken. Volgens klager zou de wederpartij het verzoekschrift echter nimmer hebben willen intrekken omdat hun procesbelang terzake griffierecht en proceskosten niet met intrekking zou zijn gediend. Verweerster ziet dat anders. Zij is er van overtuigd dat zij de wederpartij tot intrekking had kunnen bewegen zonder dat dit voor de VvE tot kosten zou hebben geleid. Mocht dat niet het geval zijn geweest dan had zij alsnog verweer kunnen voeren. Haar advies is dan ook niet verkeerd geweest.

4.18    De raad is van oordeel dat verweerster in haar verweer dient te worden gevolgd. Het verdient in het algemeen de voorkeur een gerechtelijke procedure te voorkomen. Door in die zin te adviseren heeft verweerster het belang van klager niet geschaad. Wanneer de wederpartij zich tot intrekking had laten bewegen dan was de procedure van tafel geweest, en waren aan klager als bestuurder werkzaamheden bespaard gebleven. Zo niet, dan had verweerster voor de VvE verweer gevoerd. Ook dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klager tegen verweerster is in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, H. Dulack, I.P.A. van Heijst en E.A.T.M. Steverink, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 februari 2014.

griffier    voorzitter