Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:328

Zaaknummer

L 191 - 2014

Inhoudsindicatie

Door na te laten de gevraagde financiële bescheiden tijdig aan de deken over te leggen en niet te reageren op diens verzoek om verhinderdata, heeft verweerder de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak. Dit valt hem tuchtrechtelijk ernstig te verwijten.

Inhoudsindicatie

Bezwaar gegrond; voorwaardelijke schorsing voor de duur van 2 weken.

Uitspraak

                                       

Beslissing van 15 december 2014

in de zaak L 191-2014

 

naar aanleiding van  het bezwaar van:

 

                     

 

         

deken

 

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 1 juli 2014 met kenmerk DOK 14-099, door de raad ontvangen op 2 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 3 november 2014 in aanwezigheid van de deken en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     het bezwaardossier;

-     een brief van verweerder d.d. 28 september 2014.

 

 

2          FEITEN

2.1     Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Op 12 augustus 2013 heeft in het kader van het pro actief toezicht door de Raad van Toezicht, een bezoek plaatsgevonden aan verweerders kantoor. Naar aanleiding van dat bezoek heeft de deken, bij brief d.d. 13 augustus 2013, aan verweerder verzocht om uiterlijk 31 oktober 2013 de jaarstukken over 2012, een samenstellingsverklaring van de accountant, de financiële cijfers (omzet, balans, resultaatrekening) over het eerste half jaar van 2013 en het verloop van het onderhanden werk aan hem toe te zenden. Tevens is daarbij verzocht om de ontstaansgeschiedenis van een drietal posten uit 2008/2009 op verweerders’ derdengeldenrekening  te verduidelijken en de toestemming van de cliënt met betrekking tot een late doorbetaling over te leggen. Verweerder heeft op deze brief van de deken niet gereageerd.

Bij brief d.d. 6 februari 2014 heeft de deken verweerder gerappelleerd om bovengenoemde informatie binnen 5 dagen te verstrekken. Bij brief d.d. 9 maart 2014 heeft verweerder op de brief gereageerd maar niet de verzochte informatie overgelegd. Bij brief d.d. 12 maart 2014 heeft de deken aan verweerder opnieuw verzocht om de betreffende financiële stukken binnen 5 dagen toe te zenden. Verweerder heeft hierop niet gereageerd. Bij brief d.d. 1 april 2014 heeft de deken verweerder laten weten dat bij het uitblijven van verweerders reactie, op 4 april 2014 een dekenbezwaar zou worden ingediend. Bij brief d.d. 4 april 2014 heeft verweerder – voor zover van belang – aan de deken laten weten dat de cijfers over 2013 nog niet definitief voorhanden waren, dat via zijn accountant uitstel was gevraagd en gekregen van de belastingdienst en dat hij zelfstandig zou terugkomen op de betreffende cijfers zodra die regulier beschikbaar zouden zijn.

 

Bij brief d.d. 28 mei 2014 heeft de deken aan verweerder medegedeeld dat er in de maand juni een vervolgbezoek zou gaan plaatsvinden op diens kantoor en verzocht binnen 5 dagen verhinderdata door te geven. De deken heeft daarbij nogmaals verzocht om de jaarrekeningen over 2012 en 2013 (eventueel in concept) uiterlijk op 18 juni 2014 aan hem over te leggen. Bij brief van 12 juni 2014 heeft de deken verweerder gerappelleerd om uiterlijk 16 juni 2014 verhinderdata over de maand juni op te geven en de in de brief d.d. 28 mei 2014 verzochte informatie uiterlijk op 18 juni 2014 over te leggen. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

 

Op 1 juli 2014 heeft de deken een dekenbezwaar ingediend bij de raad.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

Verweerder ondanks verzoeken en aanmaningen in gebreke blijft financiële stukken aan de deken of het bureau van de orde toe te zenden. Het betreft de volgende financiële stukken:

 

-      de jaarstukken 2012, alsmede de samenstellingsverklaring van de accountant;

-      de financiële cijfers (omzet, balans, resultaatrekening) over het eerste half jaar 2013 alsmede het verloop van het onderhanden werk.

 

Daarnaast blijft hij in gebreke om desgevraagd verhinderdata voor een kantoorbezoek aan de deken op te geven.

 

 

4          VERWEER

4.1      De financiële stukken over 2012 zijn aan de deken toegezonden en ook de vragen met betrekking tot een drietal posten op de derdengeldenrekening zijn beantwoord. De financiële stukken over 2013 waren nog niet gereed.

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      In de advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig, terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordeningen zijn opgelegd. Gedragsregel 37 bepaalt dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens in bijzondere gevallen.

 

5.2     Verweerder heeft erkend dat hij de gevraagde stukken over 2013 niet aan de deken heeft toegezonden. Uit de brief van de deken aan verweerder d.d. 12 juni 2014 volgt dat de stukken op 12 juni 2014 nog niet door de deken waren ontvangen. Ter zitting heeft de deken verklaard dat hij de jaarstukken over 2012 ook daarna niet heeft ontvangen. Verweerder heeft  ter zitting verklaard dat hij niet weet wanneer hij de betreffende stukken naar de deken heeft verzonden. Derhalve is niet gebleken dat hij de jaarstukken over 2012 tijdig bij de deken heeft ingediend. De jaarstukken over 2013 had verweerder meegenomen naar de mondelingen behandeling van het bezwaar om deze aan de deken te overhandigen. De raad overweegt voorts dat verweerder niet heeft betwist dat hij niet heeft gereageerd op het verzoek van de deken om ten behoeve van een controlebezoek verhinderdata op te geven. Door na te laten de gevraagde financiële bescheiden tijdig aan verweerder over te leggen en niet te reageren op diens verzoek om verhinderdata, heeft verweerder de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak. Dit valt verweerder tuchtrechtelijk te verwijten. De raad zal het bezwaar derhalve in al zijn onderdelen gegrond verklaren.

 

 

6          MAATREGEL

 

6.1      Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder weloverwogen niet op de verzoeken van de deken heeft gereageerd omdat hij dit van minder belang achtte en uit een persoonlijk wantrouwen jegens de deken. Noch afgezien van het feit dat van een gefundeerde grond voor een dergelijk wantrouwen geenszins is gebleken, doen verweerders persoonlijke opvattingen ten aanzien van de persoon van de deken niet af aan de plicht van een advocaat om mee te werken aan het toezicht vanuit de Orde van Advocaten. Een dergelijke nalatige en weigerachtige houding  ten opzichte van de deken is een advocaat niet waardig en  maakt de toezichthoudende taak van de deken op een behoorlijke beroepsuitoefening onmogelijk. Dit valt verweerder tuchtrechtelijk ernstig aan te rekenen. Mede in aanmerking genomen dat verweerder reeds eerder ter zake van soortgelijke feiten tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de raad de maatregel van voorwaardelijke schorsing passend en geboden.

 

7.       BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het bezwaar in al zijn onderdelen gegrond;

legt op:

          -        de maatregel van schorsing voor de duur van 2 weken;

             -           bepaalt dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in art. 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

          -        stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman , voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2014 .

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

A.M.T.A. Verhagen                                                     M.I.J. Hegeman

 

Deze beslissing is in afschrift op  16 december 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        verweerder

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-        de deken van de orde van advocaten te Limburg   

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

 

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl