Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:249

Zaaknummer

14-017A + 14-018A

Inhoudsindicatie

Klacht over eigen advocaten. Verweerders zouden tegen de wil van cliënte een kortgedingzitting hebben afgeblazen en een mail met de inhoud van een bereikte schikking niet aan klaagster hebben gezonden. Klaagster heeft te lang gewacht met haar klacht over het afblazen van de zitting. Klacht over toezenden schikkingsbericht gegrond. Geen maatregel.

Uitspraak

Beslissing van 15 september 2014

in de zaken 14-017A en 14-018A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder in de zaak 14-017A

en:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder in de zaak 14-018A

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 28 januari 2014 met kenmerk 4013-1018, door de raad ontvangen op 30 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 juli 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de  stukken genummerd 1 t/m 14 met bijlagen, zoals vermeld in de bij die brief gevoegd inventarislijst.

1.4 Partijen zijn door de griffie geïnformeerd dat de uitspraak - anders dan bij de mondelinge behandeling aan partijen medegedeeld - vandaag wordt gedaan.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft in 2010 een arbeidsgeschil gekregen met haar toenmalige werkgever. Zij heeft zich voor bijstand in dit geschil gewend tot verweerders.

2.3 Aan klaagster is voor deze bijstand een toevoeging verleend. De eigen bijdrage is vastgesteld op € 750,-.

2.4 Omdat de werkgever op een gegeven moment de salarisbetalingen aan klaagster had opgeschort, hebben verweerders namens klaagster een kort geding aanhangig gemaakt. Het kort geding zou dienen op 20 mei 2010. Op 19 mei 2010 is een schikking tot stand gekomen, inhoudend dat het kort geding zou worden ingetrokken, dat het achterstallige salaris alsnog zou worden uitbetaald en dat een deel van de juridische kosten van klaagster zou worden vergoed. De regeling omtrent de juridische kosten is vastgelegd in een e-mail van de werkgever aan verweerder van 19 mei 2010. Daarin staat, samengevat en voor zover thans van belang, dat de kosten van klaagster tot een maximumbedrag van € 600,- zouden worden vergoed.

2.5 Verweerders hebben het kort geding op 19 mei 2010 ingetrokken en hebben klaagster daarvan dezelfde dag telefonisch op de hoogte gesteld.

2.6 Het arbeidsgeschil heeft zich nadien nog voortgezet. Omstreeks augustus 2010 heeft klaagster de relatie met verweerders beëindigd, waarna zij in het geschil is bijgestaan door andere advocaten, onder wie mr. X.

2.7 Klaagster heeft de eigen bijdrage niet aan verweerders voldaan. Verweerders hebben klaagster niet onder druk gezet om tot betaling over te gaan.

2.8 Klaagster heeft zich bij brief gedateerd 23 juni 2013 bij de deken over verweerders beklaagd. Deze brief is door de deken ontvangen op 4 september 2013.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door¬dat:

a) zij het kort geding tegen de wil van klaagster hebben ingetrokken; en

b) zij klaagster niet op de hoogte hebben gesteld van de inhoud van de e-mail van 19 mei 2010 inzake de bereikte schikking met betrekking tot de juridische kosten.

Klaagster heeft gesteld dat zij van de inhoud van die e-mail van 19 mei 2010 eerst op 15 juli 2013 via mr. X op de hoogte is geraakt.

4 BEOORDELING

4.1 De raad zal de klachtonderdelen in het navolgende afzonderlijk beoordelen.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) geldt het volgende. Ter zitting is komen vast te staan dat klaagster op 19 mei 2010 telefonisch van verweerders heeft vernomen dat het kort geding, dat de volgende dag zou plaatsvinden, was ingetrokken. Klaagster heeft zich er eerst bij brief van 23 juni 2013 aan de deken over beklaagd dat die intrekking tegen haar wil is geschied.

4.3 Verweerders hebben zich beroepen op het tijdsverloop sinds de intrekking van het kort geding. Bij een dergelijk beroep dienen van geval tot geval twee belangen tegen elkaar te worden afgewogen. Tegenover het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door  de tuchtrechter kan worden getoetst, staat het belang van de advocaat dat hij er ter wille van de rechts-zekerheid van uit moet kunnen gaan dat zijn optreden na verloop van een redelijke termijn niet meer tuchtrechtelijk ter discussie kan worden gesteld.

4.4 Bovenbedoelde redelijke termijn is gaan lopen zodra klaagster op de hoogte is gesteld van het feit dat het kort geding was ingetrokken; dat was dus op 19 mei 2010. Van het feit dat het kort geding daags voordat het zou plaats¬vinden is ingetrokken, was klaagster toen zij haar klacht op 23 juni 2013 indiende bij de deken dus al ruim 3 jaar op de hoogte. Klaagster heeft niet begrijpelijk gemaakt waarom zij 3 jaar heeft gewacht met het indienen van deze klacht. Voor dit tijdsverloop zijn ook geen redenen gebleken die zo zwaar¬wegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerders bij rechtszekerheid. Daar komt nog bij, dat het door het tijds¬verloop moeilijker is geworden om de feiten vast te stellen.

4.5 Dit alles in aanmerking nemende acht de raad in dit geval de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang voor zover het klaagsters bezwaren tegen de intrekking van het kort geding op 19 mei 2010 betreft. Klaagster is dan ook niet ontvankelijk in klachtonderdeel a).

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt het volgende. Ook hier verdient eerst beantwoording de vraag of de klacht tijdig is ingediend. Het klacht-onderdeel betreft de inhoud van de e-mail van 19 mei 2010 met betrekking tot de kosten, op basis waarvan het kort geding is ingetrokken. Niet is komen vast te staan dat klaagster van die e-mail eerder dan op 15 juli 2013 kennis heeft genomen. Op die dag ontving klaagster van mr. X het dossier waarin zich ook bevond de correspondentie tussen verweerders en klaagsters voor-malige werkgever over de schikking. Het tijdstip waarop de redelijke termijn als hiervoor bedoeld gaat lopen is het moment waarop klaagster met het bestaan van die e-mail bekend is geraakt. Eerder kon zij er immers niet over klagen dat die mail niet als hiervoor bedoeld aan haar is toegezonden. Klaagster is dan ook ontvankelijk in klacht¬onderdeel b) en de raad zal dat klachtonderdeel inhoudelijk beoordelen.

4.7 Ter zitting is komen vast te staan dat verweerders wel telefonisch de hoofd-lijnen van de bereikte schikking op 19 mei 2010 met klaagster hebben besproken, maar niet dat zij ook de precieze afspraken met betrekking tot de kostenvergoeding van maximaal € 600,- met klaagster hebben doorge¬spro-ken. Verder is niet gebleken dat zij de e-mail van 19 mei 2010 over de kosten aan klaagster hebben doorgezonden. Het had wel op de weg van verweerders gelegen om deze e-mail aan klaagster door te zenden. Een advocaat dient zijn cliënt immers op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en waar nodig ter voorkoming van misver-stand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Dat verweerders dat in dit geval niet hebben gedaan is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel b) is dan ook gegrond.

5 MAATREGEL

Het zojuist gegrond bevonden klachtonderdeel wordt verweerders niet zwaar aange¬rekend. Hierbij is enerzijds van belang dat er op 19 mei 2010 sprake was van tijdsdruk, dat het deel van de schikking dat verweerders hebben verzuimd aan klaagster door te sturen van relatief beperkt belang was en dat verweerders niet zijn overgegaan tot inning van de aan klaagster opgelegde eigen bijdrage en zij klaagster daarmee zeer coulant hebben behandeld. De raad ziet in dit alles termen aanwezig om af te zien van het opleggen van een maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a)

- verklaart klachtonderdeel b) gegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. A.G. van Marwijk Kooij, E.M.J. van Nieuwenhuizen, J.H.P. Smeets, J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 september 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 september 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld voor zover deze klachtonderdeel a) betreft door:

- klaagster

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

en voor zover deze klachtonderdeel b) betreft door:

- verweerders

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post (NIEUW ADRES!)

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging (NIEUW ADRES!)

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda  .

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl