Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:255

Zaaknummer

14-221A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klacht over het aanvragen van een toevoeging voor bijstand in een tuchtzaak tegen de voormalig advocaat. Wegens gebrek aan eigen belang kennelijk niet ontvankelijke klacht over mogelijke verwarring door adresgegevens op briefpapier.

Uitspraak

Beslissing van 19 september 2014

in de zaak 14-221A

naar aanleiding van de klacht van:

Mr.

advocaat te

klager

tegen:

Mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 21 augustus 2014 met kenmerk 4014 - 0332, door de raad ontvangen op 22 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft in het verleden de heer A bijgestaan in een letselschadezaak. Nadat de heer A naar een andere advocaat was overgestapt, heeft klager hem gedagvaard tot betaling van enkele declaraties voor een bedrag van circa EUR 5.600. Verweerder heeft de heer A in die civiele procedure bijgestaan, voor welke bijstand hij een toevoeging heeft verkregen.

1.3 Verweerder heeft namens de heer A en namens zichzelf een klacht tegen klager ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg. Verweerder heeft bij de raad voor rechtsbijstand een toevoeging aangevraagd en verkregen voor zijn bijstand aan de heer A in het kader van de tuchtzaak.

1.4 Verweerder vermeldt op zijn briefpapier een Amsterdams adres en als "postadres" een postbus in Maastricht.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) de raad voor rechtsbijstand onjuist heeft geïnformeerd teneinde een toevoeging te verkrijgen voor de rechtsbijstand van de heer A in de tuchtzaak;

b) ten onrechte suggereert dat hij kantoor houdt te Amsterdam.

3 VERWEER

3.1 Verweerder betwist de raad voor rechtsbijstand onjuiste informatie te hebben verstrekt. Hij wijst op het feit dat de raad voor rechtsbijstand naar aanleiding van de toevoegingsaanvraag hem nog om extra informatie heeft verzocht. Nadat hij deze heeft verstrekt, heeft de raad voor rechtsbijstand de toevoeging verleend, aldus verweerder.

3.2 Verweerder stelt voorts als advocaat kantoor te houden in Amsterdam en zich van uitsluitend een postbus in Maastricht te bedienen, zonder daar gevestigd te zijn. Verweerder wijst op het feit dat klager geen belang heeft bij het klachtonderdeel over de door hem gestelde onduidelijkheid over de plaats waar verweerder kantoor houdt.

4 BEOORDELING

4.1 Het feit dat klager ook zelf advocaat is laat onverlet dat hij klaagt tegen de advocaat van zijn wederpartij. Uitgangspunt bij de beoordeling van een dergelijke klacht is dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan de hand van deze maatstaf toetsen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) overweegt de voorzitter dat het een advocaat in beginsel vrijstaat om een toevoeging aan te vragen voor de rechtsbijstand die hij voornemens is te gaan verlenen aan een cliënt. Met het aanvragen van een toevoeging voor de tuchtzaak namens de heer A. tegen klager heeft verweerder gehandeld binnen zijn advocatuurlijke vrijheid, zoals hiervoor onder 4.1 is omschreven.

4.3 Voorts heeft de voorzitter, op grond van de brief van verweerder aan de raad voor rechtsbijstand (zoals die zich in het klachtdossier bevindt), geen onjuistheden geconstateerd in de door verweerder op verzoek van de raad voor rechtsbijstand gegeven aanvullende toelichting op de toevoegingaanvraag.

4.4 Het was vervolgens aan de raad voor rechtsbijstand om te oordelen over de toevoegingaanvraag. Kennelijk heeft de raad voor rechtsbijstand de klacht van de heer A tegen klager gekwalificeerd als "bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid" dan wel "zwaarwegende belangen van de rechtzoekende" aanwezig geacht, die het afgeven van een toevoeging rechtvaardigden. De tuchtrechter staat buiten dit oordeel.

4.5 Op grond van het voorgaande levert het aanvragen van een toevoeging voor de tuchtzaak tegen klager geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen van verweerder op en moet klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond worden verklaard.

Ad klachtonderdeel b)

4.6 Met klachtonderdeel b) betoogt klager dat verweerder verwarring zaait door op zijn briefpapier een adres in Amsterdam te vermelden, alsmede een "postadres" in de vorm van een postbus in Maastricht.

4.7 Ter toelichting op dit klachtonderdeel stelt klager dat verweerder daarmee "iedereen met zijn briefpapier misleidt door daarop te suggereren dat hij in Amsterdam kantoor houdt". Klager stelt niet zelf in verwarring te zijn over de vestigingsplaats van verweerder. Zodoende klaagt hij kennelijk uit algemeen belang. Het recht om klachten in te dienen tegen een advocaat in het kader van het algemeen belang komt evenwel uitsluitend toe aan de deken in het arrondissement waar de advocaat is gevestigd.

4.8 Wegens het ontbreken van een eigen, rechtstreeks belang bij klachtonderdeel b) zal klager ter zake van dit klachtonderdeel dan ook kennelijk niet ontvankelijk worden verklaard.

4.9 De voorzitter is van oordeel dat de klacht, met toepassing van art. 46 g Advocatenwet, voor wat betreft klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond moet worden verklaard en dat klager kennelijk niet ontvankelijk is terzake van klachtonderdeel b).

BESLISSING

De voorzitter:

- verklaart klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond;

- verklaart klager terzake van klachtonderdeel b) kennelijk niet ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 19 september 2014.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 september 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager  

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.