Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:321

Zaaknummer

OB 308 - 2014

Inhoudsindicatie

Honorering verzoek tot bemiddeling beloont tot beleidsvrijheid van de deken. Niet gebleken dat verweerster partijdig was en de belangen van de wederpartij van klager heeft behartigd.  Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van  12  december 2014

in de zaak OB 308-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

           

klager

 

 

tegen:

 

 

 

verweerster

 

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant van 17 november 2014 met kenmerk 48/14/136K , door de raad ontvangen op 19 november 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klager werd in een civiele procedure bijgestaan door mr. X. In deze procedure is op 15 juli 2014 door het gerechtshof arrest gewezen. Mr. X heeft klager bij brief dd. 16 juli 2014 bericht dat hij zich betreffende het cassatieadvies tot mr. Y en voor verdere vragen en opmerkingen over het arrest tot mr. X kon wenden. Klager heeft per e-mail dd. 18 juli 2014 een aantal vragen aan mr. X voorgelegd. Mr. X heeft per email dd. 23 juli 2014 gereageerd op laatstgenoemde vragen. Klager heeft per e-mails dd. 23 en 24 juli 2014 opnieuw een aantal vragen naar aanleiding van het arrest aan klager gesteld.

1.2         Klager heeft op 2 augustus 2014 aan de deken verzocht te bemiddelen. De deken antwoordde bij brief dd. 14 augustus 2014 onder meer het volgende : “De deken is het echter met (….) eens dat de vragen die u stelt beantwoordt dienen te worden door een cassatieadvocaat. (…..) Ter uw informatie; een cassatieadvocaat dient niet meteen cassatie in, maar brengt eerst een advies uit over de haalbaarheid van cassatie. Dat is dus precies wat u thans aan mr. (….) vraagt. Aangezien mr. (…..) geen cassatieadvocaat is, mag en kan hij u dat advies niet geven. Het advies van mr. (….) om uw vragen aan een cassatieadvocaat voor te leggen, is dan ook juist. Het advies van de deken aan u luidt dan ook om een cassatieadvies te zoeken, deze opdracht te geven een cassatieadvies uit te brengen en daarbij uw vragen in overweging te nemen. (….)”.

1.3         Op 15 augustus 2014 heeft klager een klacht tegen mr. X bij de deken ingediend. De klacht is op 17 september 2014 aan mr. X toegezonden met het verzoek voor 8 oktober 2014 hierop te reageren. De stafjurist heeft klager bij brief dd. 22 september 2014 bericht dat de gebruikelijke reactietermijn van drie weken niet werd ingekort. Inkorting zou ook niet leiden tot het door klager gewenste effect  aangezien de klacht niet zou zijn  afgehandeld voor het verstrijken van de cassatietermijn op 15 oktober 2014.

1.4         Op 21 augustus 2014 heeft klager per telefax een klacht tegen verweerster ingediend. De (plv) voorzitter van de raad heeft de klacht bij beslissing dd. 2 september 2014 verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant teneinde de klacht te onderzoeken en af te handelen.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

1.        verweerster er alles aan heeft gedaan om ervoor te zorgen dat mr. X de vragen van klager niet hoefde te beantwoorden;

2.        verweerster buiten klager om overleg met mr. X heeft gevoerd;

3.        verweerster de belangen van de wederpartij van klager en mr. X heeft behartigd en dus partijdig was;

4.        verweerster niet voor vervanging van de stafjurist van het bureau tijdens haar vakantie heeft zorg gedragen, waardoor het vele weken zou duren voordat mr. X antwoord diende te geven en de cassatietermijn bijna verstreken was.

 

De vragen die klager aan mr. X heeft gesteld gaan niet alleen over het cassatieadvies, maar er waren ook vragen bij over hoe mr. X de belangen van klager verkwanseld had bij het gerechtshof. Mr. X had deze vragen moeten beantwoorden. Verweerster heeft ten onrechte geweigerd om te bemiddelen.

 

3.            VERWEER   

3.1         Verweerster maakt in haar hoedanigheid van deken een eigen afweging of zij in een bepaalde kwestie kan bemiddelen. Verweerster heeft uit de door klager verstrekte informatie afgeleid dat mr. X hem voor een cassatieadvies naar een cassatieadvocaat had verwezen. Omdat verweerster dit een juist advies vond, heeft zij het bemiddelingsverzoek niet ingewilligd. De in de klachtprocedure door klager overgelegde brief van mr. X dd. 23 juli 2014 aan klager is verweerster niet bekend. Evenmin heeft klager de brief van mr. X aan klager dd. 16 juli 2014 en de e-mail van klager aan mr. X dd. 18 juli 2014 aan verweerster overgelegd. Overigens zou de beslissing van verweerster ook met deze –achteraf aangevulde- informatie niet anders zijn geweest.

3.2         Verweerster, noch de stafjurist van het bureau, hebben contact gehad met mr. X. Verweerster ziet niet in hoe zij de belangen van mr. X en de wederpartij van klager zou hebben behartigd.

3.3         Klager heeft per telefax dd. 15 augustus 2015 (na kantoortijd) een klacht tegen mr. X ingediend, welke klacht op 18 augustus 2014 door het bureau is aangetroffen. De ontvangst van de telefax is klager desgevraagd telefonisch bevestigd en schriftelijk op 25 augustus 2014. De stafjurist was in de week van 18 augustus 2014 wegens vakantie afwezig. Gedurende haar afwezigheid werden zaken, voor zover deze spoedeisend waren, waargenomen. Het verzenden van een ontvangstbevestiging valt in beginsel niet onder spoedeisendheid.

3.4         Klager is er zelf mede debet aan dat het enige tijd heeft geduurd voordat de klacht tegen mr. X aan deze is doorgezonden. De oorspronkelijke klachtbrief was niet ondertekend, de latere toegezonden ondertekende versie was met een klachtonderdeel aangevuld en voorts werd later bij separate brief nog een aanvulling op de klacht aan het bureau toegezonden. Alle klachten zijn gezamenlijk aan mr. X toegezonden. Het verzoek op verkorting van de reactietermijn is niet ingewilligd omdat ook met een eerder antwoord van mr. X de klachtbehandeling niet voor het verstrijken van de cassatietermijn zou zijn afgerond.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Het in de advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. De advocaat die zijn taak als deken uitoefent is niet werkzaam in zijn hoedanigheid van advocaat. Het tuchtrecht voor advocaten is alleen dan van toepassing op een advocaat die in zijn hoedanigheid van deken handelt, indien die advocaat zich bij de vervulling van zijn taak als deken zodanig gedraagt dan wel misdraagt, dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd.

4.3         Het behoort tot de beleidsvrijheid van een deken om te beoordelen of een verzoek tot bemiddeling al dan niet dient te worden gehonoreerd. Gelet op de door klager aan verweerster verstrekte informatie heeft verweerster op goede gronden geconcludeerd dat mr. X klager juist had geadviseerd door hem voor een cassatieadvies naar een cassatieadvocaat door te verwijzen. Het is daarom begrijpelijk dat verweerster geen reden tot bemiddeling aanwezig achtte. Uit de door klager pas in de klachtprocedure overgelegde brief van mr. X aan klager dd. 23 juli 2014  blijkt bovendien dat mr. X de vragen betreffende diens aanpak van de zaak bij het gerechtshof uitvoerig heeft beantwoord en hetgeen door klager in klachtonderdeel 1 naar voren is gebracht derhalve feitelijk niet juist is.

4.4         Klager stelt dat verweerster achter zijn rug om contact heeft opgenomen met mr. X, doch legt hiervan geen enkel bewijs over. Verweerster betwist met mr. X contact te hebben opgenomen. De feiten uit klachtonderdeel 2 zijn derhalve niet komen vast te staan.

4.5         Klager heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat verweerster partijdig is en de belangen van de wederpartij in de procedure en mr. X heeft behartigd. Klager is er zowel door mr. X als door verweerster op gewezen dat hij zich voor cassatieadvies tot een cassatieadvocaat diende te wenden. Het lag vervolgens op de weg van klager dit advies al dan niet op te volgen.

4.6         De klacht van klager tegen mr. X is door (het bureau) van de deken met voldoende voortvarendheid in behandeling genomen. Een termijn van een week voor het toesturen van een ontvangst bevestiging is alleszins een redelijke termijn. Ook overigens is niet gebleken dat de behandeling van de klacht tegen mr. X nodeloos door verweerster is vertraagd. De wijze waarop klager de klacht heeft ingediend heeft juist enige vertraging opgeleverd; hiervan valt verweerster geen verwijt te maken.

4.7         Op grond van het bovenstaande komt de voorzitter tot het oordeel dat   verweerster zich in haar hoedanigheid van deken niet zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De voorzitter zal de klacht daarom in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 12  december 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement       binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.