Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:239

Zaaknummer

ZWB 371 - 2013

Inhoudsindicatie

Het ligt op de weg van een advocaat om duidelijk aan zijn of haar cliënt aan te geven, welke gegevens hij of zij nodig heeft om een procedure in hoger beroep met succes voor zijn cliënt te kunnen voeren. De advocaat dient zijn cliënt voorts te wijzen op de mogelijke negatieve gevolgen indien hij nalaat de gevraagde gegevens te verstrekken.

Inhoudsindicatie

Niet komen vast te staan dat verweerster niet heeft gereageerd op stukken van de wederpartij.

Inhoudsindicatie

klacht (gedeeltelijk) gegrond; enkele waarschuwing

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 6 oktober 2014

in de zaak ZWB 371-2013

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

 

 

     

     klager

 

 

                      tegen:

 

 

                      

 

                      

 

                      verweerster

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 4 december 2013 met kenmerk K13-005, door de raad ontvangen op 5 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 augustus 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 4 december 2013, met bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster heeft klager bijgestaan in een procedure strekkende tot het   verkrijgen van alimentatie (in eerste aanleg en in appel) en een        boedelscheidingsprocedure.

2.2      Verweerster verzocht klager per email dd. 15 mei 2012 haar te berichten of hij wenste over te gaan tot het instellen van hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ter zake van de alimentatie. Verweerster wees klager erop dat een eventueel hoger beroep voor 21 mei 2012 diende te worden ingesteld. Klager antwoordde per e-mail dd. 15 mei 2012 dat hij hoger beroep wenste in te stellen. Klager schreef voorts dat hij op dat moment uit een parttime baan een klein inkomen genoot. Verweerster heeft per e-mail dd. 16 mei 2012 aan klager bericht dat zij alleen beroep zou kunnen instellen indien klager alsnog per omgaande de eerder door verweerster aan klager verzochte vereiste financiële gegevens zou aanleveren. Klager heeft op 17 mei 2012 een aantal documenten aan verweerster toegestuurd. Klager legde hierbij geen inkomensgegevens over. Klager schreef dat hij door toedoen van zijn ex-echtgenote ziek was geworden, waardoor hij in de ziektewet was beland, waardoor zijn inkomen aanzienlijk was gedaald.

2.3      Verweerster heeft op 21 mei 2012 hoger beroep ingesteld. De grief in hoger          beroep was gericht tegen de overweging van de rechtbank dat er geen    sprake was van lotsverbondenheid, op grond waarvan de rechtbank het            verzoek tot alimentatie had afgewezen.

2.4      Het gerechtshof heeft bij beslissing dd. 11 december 2012 onder meer het         volgende overwogen:

“3.5.3. Het hof is van oordeel dat de man, tegen de gemotiveerde betwisting van de vrouw, zijn stelling dat hij behoefte heeft aan het door hem verzochte, onvoldoende heeft onderbouwd, mede gelet op de hiervoor genoemde jurisprudentie van de Hoge Raad. De man heeft noch ten aanzien van het uitgavenpatroon tijdens het huwelijk, noch ten aanzien van vermogensvorming voldoende gesteld om de door hem genoemde behoefte aan te tonen. De man heeft, naar het oordeel van het hof, evenmin, aangetoond dat partijen een gezamenlijke financiële huishouding hebben gevoerd tijdens de samenwoning. Ten aanzien van de reële of te verwachten kosten in zijn levensonderhoud, heeft de man weliswaar enig inzicht gegeven in zijn inkomsten over een periode van enkele maanden na de echtscheiding, maar een gespecificeerd inzicht in zijn maandelijkse uitgaven en de kosten van zijn levensonderhoud ontbreekt. Over het jaar 2012 ontbreken alle financiële gegevens van de man. Gezien het gemotiveerde verweer van de vrouw, ook in eerste aanleg, had het op de weg van de man gelegen om meer inzage te verstekken in zijn financiële situatie. Daarnaast ontbreken gegevens over de persoonlijke situatie van de man. Uit het door de man overgelegde huurcontract zijn gegevens weggelakt. Ter zitting heeft de man weliswaar erkend dat dit contract op twee namen is gesteld maar hij heeft geweigerd daaromtrent relevante nadere informatie te verstrekken. Ook de vraag hoe de man heeft voorzien in zijn levensonderhoud in de periode van 16 mei 2010 tot de datum van het inleidende verzoek op 3 november 2011 is onbeantwoord gebleven. Mede om die reden is het hof niet in staat te beoordelen of de man in staat is in eigen onderhoud te voorzien, zoals door de vrouw is gesteld.

        

 

 

3          klacht

 

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.            verweerster heeft nagelaten financiële stukken bij klager op te vragen en in het geding in hoger beroep in te brengen;

2.            verweerster niet heeft gereageerd op nadere stukken die de wederpartij voorafgaand aan de mondelinge behandeling in hoger beroep had ingediend;

3.            verweerster een door de wederpartij tegen haar ingediende klacht onderdeel heeft gemaakt van de onderhandelingen met de wederpartij.

 

Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

3.2      Verweerster heeft in de procedure in eerste aanleg wel alle stukken overgelegd, maar tijdens de procedure in hoger beroep was het inkomen van klager gedaald. Klager heeft verweerster hierover geïnformeerd en aangeboden om bewijsstukken daarvan over te leggen. Verweerster heeft die stukken niet bij klager opgevraagd. Klager heeft door toedoen van verweerster schade geleden.

3.3      Klager verzoekt de raad om ingevolge het bepaalde in artikel 48 lid 7 van de Advocatenwet uit te spreken dat verweerster jegens hem niet die zorg heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerster heeft de financiële gegevens die zij van klager heeft ontvangen aan het gerechtshof toegezonden. Verweerster heeft klager er bij herhaling op gewezen dat het van groot belang was dat zij over alle financiële stukken beschikte. Zij heeft klager erop gewezen dat het niet overleggen van relevante stukken consequenties zou hebben voor de uitspraak. Klager heeft steeds gezegd over niet meer stukken te beschikken. Achteraf is gebleken dat klager verweerster meerdere malen onvolledig en onjuist heeft geïnformeerd.

4.2      Verweerster heeft de door de wederpartij voorafgaand aan de mondelinge behandeling in het geding gebrachte stukken aan klager toegezonden en met hem besproken. Verweerster heeft ter zitting op deze stukken gereageerd. Daar klager geen nadere stukken aan verweerster had aangereikt, konden door haar geen nadere stukken worden ingediend. Klager wenste, uit vrees dat zijn ex-echtgenote dan zijn werkgever zou benaderen, geen informatie te verstrekken over zijn dienstbetrekking in Rotterdam.

4.3      Niet verweerster, maar de wederpartij heeft de klacht tegen verweerster ter sprake gebracht om daarmee druk uit te oefenen. De klacht had betrekking op de huurovereenkomst. Verweerster heeft slechts aangegeven dat zij het niet gepast vond om tijdens de zitting melding te maken van de tegen haar ingediende klacht. De rechter heeft voorts aan klager vragen gesteld over de huurovereenkomst, welke vragen klager heeft beantwoord.

4.4      Klager heeft geen schade geleden. In het kader van de boedelscheiding is tussen partijen overeenstemming bereikt, waarbij klager heeft afgezien van alimentatie.

 

5          BEOORDELING

5.1      Vast staat dat verweerster aan klager heeft gevraagd haar gegevens betreffende zijn financiële situatie te verstrekken. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat verweerster daarbij niet specifiek heeft aangegeven welke gegevens door klager dienden te worden overgelegd. Het lag op de weg van verweerster om duidelijk aan klager aan te geven, welke gegevens zij nodig had om de procedure in hoger beroep met succes voor klager te kunnen voeren. Voorts lag het op de weg van verweerster om klager te wijzen op de mogelijke negatieve consequenties voor klager indien hij naliet de specifiek door verweerster opgevraagde gegevens aan haar te overhandigen. Het valt verweerster tuchtrechtelijk aan te rekenen dat zij onvoldoende aan klager heeft aangegeven welke specifieke gegeven hij diende over te leggen en wat de negatieve gevolgen bij uitblijven daarvan zouden kunnen zijn. De raad zal het eerste onderdeel van de klacht gegrond verklaren.

5.2      Klager en verweerster verschillen van mening of door verweerster ter zitting al dan niet is gereageerd op de door de wederpartij kort voor de mondelinge behandeling ingediende stukken. Nu de opvattingen van partijen tegenover elkaar staan kan het door klager in het tweede klachtonderdeel aan verweerster verweten handelen door de raad niet worden vastgesteld. Het tweede klachtonderdeel zal daarom als ongegrond worden afgewezen.

5.3      Ook ten aanzien van het derde klachtonderdeel geldt dat het hierin aan verweerster verweten handelen door de raad niet kan worden vastgesteld. Klager stelt immers dat verweerster een tegen haar ingediende klacht onderdeel van de onderhandelingen heeft gemaakt, terwijl verweerster daar tegenover stelt dat het de wederpartij was die de klachtprocedure tegen haar aan de orde heeft gesteld. Het derde klachtonderdeel zal eveneens als ongegrond worden afgewezen.

5.4      De raad ziet in de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen aanleiding om ingevolge het bepaalde in artikel 48 lid 7 van de Advocatenwet uit te spreken dat verweerster jegens klager niet die zorg heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

 

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en legt ter zake aan verweerster de maatregel van enkele waarschuwing op;

 

verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond;

 

wijst het verzoek van klager om ingevolge het bepaalde in artikel 48 lid 7 van de Advocatenwet uit te spreken dat verweerster jegens klager niet die zorg heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt af.

 

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen , voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans en J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 oktober 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 oktober 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

       Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-      verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager

-        de deken van de orde van advocaten te Zeeland West-Brabant    

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl