Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:312

Zaaknummer

R. 4525/14.110

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht tegen advocaat wederpartij. Achtergrond van gedragsregel 15 lid 2 is dat partijen nadat een zaak in staat van wijzen is niet meer op de inhoud van de zaak mogen ingaan en niet op het gevoerde debat mogen terugkomen. Daarvan is geen sprake. Gedragsregel 17 regelt de verhouding tussen advocaten. Daarop kan door partijen zelf geen beroep worden gedaan. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 16 mei 2014 met kenmerk K383 2013 bm/ab, door de raad ontvangen op 16 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 20 mei 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 mei 2014 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 2 juni 2014, door de raad ontvangen op 3 juni 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 25 augustus 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster behartigt de belangen van de voormalig echtgenote van klager in een aantal procedures, waaronder de vaststelling van de omgangsregeling van klager met de minderjarige dochter van partijen.

2.3 Verweerster heeft na de behandeling ter zitting van 5 november 2013 van het wrakingsverzoek van klager door de wrakingskamer van de Rechtbank Midden Nederland een faxbrief aan laatstgenoemde Rechtbank doen toekomen met het gemotiveerde verzoek zo spoedig mogelijk uitspraak te doen.

2.4 Bij faxbrief met bijlagen van 7 november 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

 a. in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 15 lid 2 door zich met    een brief van 5 november 2013 zonder klagers toestemming tot    de rechter te wenden, terwijl toen reeds om uitspraak was    gevraagd;

 b. in strijd heeft gehandeld met de gedragsregels 30 en 31 door   feitelijke gegevens te verstrekken waarvan zij wist, althans   behoorde te weten, dat die onjuist waren en door zich in haar   processtukken onnodig grievend over klager uit te laten.    Klager heeft ter toelichting verwezen naar het door verweerster   ingediende verzoekschrift van 4 oktober 2013 strekkende tot  voorlopige voorzieningen, waarin verweerster heeft gesteld dat   klager zich schuldig maakt aan agressief, intimiderend en   dwingend gedrag (mede in aanwezigheid van klagers dochter), dat  klager weigert mee te werken aan het aanvragen van een   identiteitskaart, dat de visie van klagers voormalig echtgenote   wordt  ondersteund door professionals en dat klager geen   sensitiviteit toont jegens klagers dochter en dat hij emotioneel niet  beschikbaar is voor zijn dochter;

 c. met onjuiste argumenten de politie heeft bewogen aan klager geen  bijstand te verlenen tot nakoming van een bij rechterlijke uitspraak  vastgestelde omgangsregeling;

d. in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 17 door in de contacten met klagers toenmalige advocaat, mr. P., niet naar een onderlinge verhouding te streven die berust op welwillendheid en vertrouwen.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter gezien haar tijdsbesteding aan de zaak onvoldoende aandacht en onderzoek aan het dossier heeft willen besteden.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De raad verenigt zich met de uitgangspunten voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter die onder nummer 3.1 en de eerste drie volzinnen van 3.3 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2 De behandeling van het verzet heeft ook nadat kennis is genomen van de later door klager nog nagezonden stukken, niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter.

5.3 In gedragsregel 15 lid 2 is bepaald dat nadat om een uitspraak is gevraagd, het de advocaat niet geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Achtergrond van die regel is dat partijen nadat een zaak in staat van wijzen is niet meer op de inhoud van de zaak mogen ingaan en niet op het gevoerde debat mogen terugkomen (HvD 8 maart 2013). Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Daar komt nog bij dat de procedure in kwestie een wrakingsverzoek betrof en dus niet zag op de inhoud van de zaak.

5.4 Gedragsregel 17 regelt de verhouding tussen advocaten. Daarop kan door partijen zelf geen beroep worden gedaan.

5.5 De raad verenigt zich met de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter van de klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.