Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:258

Zaaknummer

L 379 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerder de belangen van klaagster onvoldoende voortvarend heeft behandeld. Evenmin gebleken van gebrek aan deskundigheid in het arbeidsrecht.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 27 oktober 2014

in de zaak L 379 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

 

klaagster

 

tegen:

 

 

 

                                        verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.         Bij brief aan de raad van 10 december 2013 met kenmerk DOK 299, door de raad ontvangen op 11 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

2.         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 september 2014 in aanwezigheid van klaagster, haar gemachtigde en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

3.         De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 10 december 2013 met de daarbij behorende bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

1.         Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een arbeidsrechtelijk geschil. Op 3 mei 2013 heeft een intakegesprek plaatsgevonden. Op 7 mei 2013 zond verweerder een schriftelijk advies aan klaagster. Bij brief van 1 juli 2013 zond verweerder de wederpartij na overleg met klaagster een aangepast voorstel ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst van klaagster. De wederpartij van klaagster zond op haar beurt op 3 juli 2013 een tegenvoorstel. Dit tegenvoorstel was opgenomen in een concept- vaststellingsovereenkomst. In een telefonisch onderhoud op 3 juli 2013 hebben klaagster en verweerder die concept- vaststellingsovereenkomst besproken. Bij e-mail van 3 juli 2013 heeft klaagster het tegenvoorstel van de wederpartij dat in de concept- vaststellingsovereenkomst was opgenomen, verworpen. Bij e-mailbericht van 6 juli 2013 heeft de echtgenoot van klaagster aan verweerder geschreven dat klaagster niet langer gebruik wenste te maken van de diensten van verweerder en de rechtsbijstand overdraagt aan een andere advocaat. Bij brief van 22 juli 2013 heeft klaagster zich vervolgens met de onderhavige klacht tot de Deken gewend.

 

3          klacht

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.  verweerder de belangen van klaagster in een ontslagzaak niet goed en voortvarend heeft behartigd;

2.  verweerder blijk heeft gegeven van een gebrek aan deskundigheid.

3.  de hoogte van de door verweerder verzonden facturen disproportioneel is in relatie tot de door hem verrichte werkzaamheden.

 

4          VERWEER

4.1     Verweerder ontkent dat door hem tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder stelt dat na de intake in goed overleg met klaagster is besloten om eerst enige tijd af te wachten alvorens actie te ondernemen in de richting van de wederpartij. Reden daarvoor was in de eerste plaats dat klaagster had aangegeven dat haar psychische toestand op dat moment het volstrekt niet toeliet om medewerking te verlenen aan de beëindiging van haar dienstverband, en in de tweede plaats dat het voor klaagster gunstiger zou zijn om na 1 juli 2013 een regeling te treffen, omdat dit gevolgen zou hebben voor de hoogte van de vergoeding waarop klaagster aanspraak zou kunnen maken. Begin juli 2013 heeft verweerder de correspondentie met de wederpartij ter hand genomen en namens klaagster onderhandeld over een beëindigingsvergoeding.

 

4.2.    Klaagster had aan verweerder herhaaldelijk te kennen gegeven dat zij doende was met het opstarten van een eigen praktijk. Daarbij had zij ook te kennen gegeven dat zij inmiddels contacten gelegd had met een aantal van haar voormalige patiënten en collega’s. Verweerder heeft klaagster direct gewaarschuwd dat zij daarmee een groot risico had genomen, zeker gezien het feit dat klaagster formeel nog steeds ziek was gemeld bij haar werkgever.

4.3     Deze wetenschap in combinatie met de daarmee overeenstemmende informatie van de wederpartij en het feit dat de wederpartij toch nog een substantieel aanbod bij een minnelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst had gedaan, heeft verweerder aan klaagster doen adviseren om het laatste aanbod te accepteren. Met acceptatie van het voorstel kon klaagster, aldus verweerder, een vermoedelijk langdurige en kostbare juridische procedure voorkomen. Verweerder is daarnaast van mening dat het aanbod van de werkgever van klaagster redelijk was.

4.4     Verweerder ontkent dat klaagster is blootgesteld aan de willekeur van hem als advocaat. Verweerder heeft klaagster juist steeds zo veel en zo vaak als maar nodig geprobeerd uit te leggen wat haar juridische positie was en op welke wijze er het beste getracht kon worden om op zo kort mogelijke termijn tot een voor klaagster optimaal resultaat te komen.

4.5     Voor wat betreft de hoogte van de declaraties van verweerder verwijst hij naar de specificaties bij de drie door hem verzonden declaraties. Verweerder benadrukt dat er veelvuldig is gecorrespondeerd. Er zijn gedurende de cliëntrelatie 64 e-mailberichten met bijlagen door klaagster aan verweerder gezonden. Ook heeft verweerder 11 e-mailberichten aan klaagster gezonden en is daarnaast nog gecorrespondeerd met de advocaat van de wederpartij. De totale tijdbesteding is redelijk geweest en verweerder betwist dat sprake is van disproportionele facturen. Verweerder ontkent ten stelligste dat hij onnodig contact met klaagster heeft gezocht. Verweerder heeft niets meer gedaan dan klaagster op de hoogte houden van de ontwikkelingen in haar zaak.

 

5          BEOORDELING

Ad klachtonderdelen 1 en 2

5.1     Klaagster verwijt verweerder dat hij haar belangen niet goed en voortvarend heeft behartigd en blijk heeft gegeven van een gebrek aan deskundigheid. Verweerder heeft gesteld dat klaagster hem had verteld dat zij bezig was met het opstarten van een eigen praktijk en dat zij patiënten benaderde om met haar mee te gaan. Op het moment dat de advocaat van de wederpartij aan verweerder berichtte dat de werkgever van klaagster hier achter was gekomen, heeft verweerder klaagster geadviseerd om een regeling te treffen. In de gegeven omstandigheden was dit advies niet onbegrijpelijk. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft klaagster bevestigd dat zij door haar werkgever inderdaad op staande voet is ontslagen. De vrees van verweerder op dit punt is dus gegrond gebleken. Het feit dat de wederpartij van klaagster niet meer bereid was om een ander voorstel te doen, maar verweerder en klaagster heeft geconfronteerd met een ‘take it or leave it’ vaststellingsovereenkomst, kan verweerder niet worden aangerekend. Verweerder heeft bij brief van 1 juli 2013 een eerste aanbod gedaan en heeft klaagster, toen haar voormalig werkgever een laatste aanbod deed, dringend geadviseerd om dat te accepteren. Daarmee heeft verweerder de belangen van klaagster zo goed als redelijkerwijs mogelijk was behartigd. Meer zat er volgens verweerder (aan vergoeding) niet in, en nergens blijkt uit – uit de ontbindingsbeschikking blijkt zelfs het tegendeel - dat  meer in zat. Dat verweerder - zoals klaagster hem naar eerst ter zitting is gebleken het meeste verwijt - met (de advocaat van) de wederpartij tegen haar zou hebben samengespannen, blijkt nergens uit. De klacht is op deze onderdelen dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel 3

5.2     Klaagster verwijt verweerder dat zijn declaratie disproportioneel zou zijn. Verweerder heeft door overlegging van een urenspecificatie de door hem bestede tijd verantwoord. Klaagster heeft geen opmerkingen gemaakt over deze urenverantwoording. Door klaagster wordt niet specifiek gesteld dat  door verweerder werkzaamheden in rekening zijn gebracht die niet zijn verricht, of dat voor bepaalde werkzaamheden meer tijd is geschreven dan deze redelijkerwijs kosten. Klaagster uit slechts in het algemeen haar ongenoegen over de declaraties van verweerder.

5.3     De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten. De tuchtrechter waakt slechts tegen excessief declareren. Daarvan is niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        klaagster

-        verweerder

 

per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

                  Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door:

-         klaagster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl