Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-04-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:88
Zaaknummer
13-323A + 13-324A
Inhoudsindicatie
“Klacht over advocaat wederpartij. Verweerders hebben confraternele correspondentie in het geding hebben gebracht zonder hiervoor aan klager toestemming te vragen. Klacht gegrond.”
Uitspraak
Beslissing van 8 april 2014
in de zaken 13-323A en 13-324A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer mr.
advocaat te
klager
tegen:
1. de heer mr.
2. de heer mr.
advocaten te
verweerders
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad met kenmerk 40-13-0745, door de raad ontvangen op 25 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 februari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 tot en met 14.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 De cliënte van klager, S., en de cliënte van verweerders, R., zijn verwikkeld in een NAI-arbitrage. Een arbitraal kort geding heeft in september 2011 geresulteerd in een uitspraak (Final Award) waarin aan R. enkele verboden (Orders) zijn opgelegd. Vervolgens is een bodemprocedure aanhangig gemaakt.
2.3 Na de uitspraak van september 2011 heeft potentiële afnemer X. R. benaderd met de mededeling dat S. haar erop had gewezen dat R. haar geen producten mocht leveren op grond van een arbitraal vonnis. Het dictum zoals dat bij brief aan X bekend was gemaakt, bleek af te wijken van het dictum in de Final Award.
2.4 Ter zitting van 8 april 2013 heeft R. het scheidsgerecht gevraagd om overlegging van de correspondentie tussen S. en X. te gelasten. Partijen hebben op de zitting onderling afgesproken dat de bewuste correspondentie van S. door klager zou worden overgelegd.
2.5 Na de zitting is er tussen klager en verweerders verder contact geweest over de overlegging van de bewuste correspondentie. Bij e-mail van 15 april 2013 heeft klager meegedeeld dat de hiervoor onder 2.4 bedoelde brief was opgesteld door zijn kantoor en dat daarbij onopzettelijk een typefout in het citaat uit de Final Award was geslopen. Klager achtte door deze toelichting overlegging van de correspondentie tussen S. en X. niet langer noodzakelijk.
2.6 Voor verweerders was dit aanleiding om op 19 april 2013 in de procedure een Document Production Request in te dienen waarin overlegging van de brief werd gevorderd. De e-mailcorrespondentie tussen klager en verweerders van 15 april 2013 werd als productie bij het verzoek gevoegd. Klager had daarvoor geen toestemming gegeven.
2.7 Klager heeft verweerders in de gelegenheid gesteld de bewuste correspondentie in te trekken maar verweerders zijn daar niet toe overgegaan.
2.8 Bij brief met bijlagen van 3 mei 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerders.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerders als bijlage bij een processtuk correspondentie tussen klager en verweerders in het (arbitrale) geding hebben gebracht zonder hiervoor aan klager toestemming te vragen.
4 BEOORDELING
4.1 De raad stelt voorop dat in rechte geen beroep mag worden gedaan op bij de behandeling van een zaak door de ene advocaat aan de andere advocaat gerichte correspondentie, ongeacht de inhoud daarvan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, en dan slechts na voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij en, zo nodig, na vooraf ingewonnen advies van de deken.
4.2 Vast staat dat verweerders de e-mail van 15 april 2013 als productie bij het Document Production Request hebben gevoegd zonder dat zij daarover voorafgaand overleg hebben gepleegd met klager. Verweerders hebben aangevoerd dat het hier de uitvoering van een afspraak tussen partijen betreft. De e-mail van 15 april 2013 moet als gedeeltelijke uitvoering van de partijafspraak worden gezien waarmee die e-mail buiten de reikwijdte van gedragsregel 12 is gekomen. Daarnaast was het volgens verweerders in het belang van hun cliënt om het verzoek goed te onderbouwen.
4.3 Met hun verweer miskennen verweerders dat de kern van gedragsregel 12 is dat de correspondentie van advocaat tot advocaat in beginsel vertrouwelijk behoort te zijn. De strekking van gedragsregel 12 is zeer ruim. De in de gedragregels verankerde plicht om confraternele correspondentie niet in het geding te brengen, zou op onaanvaardbare wijze aan waarde inboeten indien het een advocaat vrij zou staan om naar eigen goeddunken en op grond van een eigen opvatting omtrent de betekenis van de inhoud van die correspondentie en omtrent hetgeen het belang van zijn of haar cliënt meebrengt, zonder de wederpartij daarin te kennen, te bepalen dat hij of zij van die correspondentie gebruik zal maken.
4.4 Op dit uitgangspunt kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, in het bijzonder als de waarheidsvinding tot het overleggen van die correspondentie zou nopen. De vraag of zodanige uitzondering zich voordoet, kan evenwel in beginsel eerst in overweging worden genomen als de advocaat, voorafgaand aan het in geding brengen van die correspondentie, de wederpartij van dit voornemen op de hoogte heeft gesteld en om toestemming heeft gevraagd. Bij dat overleg dient de omvang van de ter kennis van de rechter (of arbiter) te brengen correspondentie te worden betrokken. Vervolgens dient te worden onderzocht of niet kan worden volstaan met het weergeven van een zakelijke vermelding van de correspondentie of de relevante passages uit de correspondentie. De raad voegt hieraan toe dat voor het overleggen van kopieën van confraternele correspondentie eerst plaats kan zijn als de inhoud daarvan (in eigen bewoordingen uitgedrukt) door de wederpartij niet als juist wordt erkend. Immers, alleen dan komt de zaak in een bewijsfase. Indien dit overleg niet tot een oplossing zou hebben geleid, had de deken geraadpleegd kunnen en moeten worden. Verweerders hebben de deken in dezen niet geraadpleegd. Ook in tweede instantie - nadat klager bezwaar had gemaakt tegen het in het geding brengen van de confraternele correspondentie - hebben verweerders verzuimd de deken om advies te vragen.
4.5 Door de weg van voorafgaand overleg met klager en aansluitend advies vragen aan de deken niet te volgen, hebben verweerders niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Het voorgaande brengt mee dat de klacht gegrond is.
5 MAATREGEL
5.1 De raad acht, gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding en de omstandigheid dat verweerders niet eerder door de tuchtrechter bestraft zijn, de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan beide verweerders de maatregel van enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. K. Straathof, J.H.P. Smeets, M.J. Westhoff, M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerders
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl