Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:369

Zaaknummer

7123

Inhoudsindicatie

Verwijt zich onvoldoende voor de klager te hebben ingespannen. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing 1 december 2014

in de zaak 7123

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1    PRELIMINAIRE OVERWEGING

Het hof heeft op 18 juli 2014 het beroep van verweerder behandeld. Een van de leden van het hof miste echter de bevoegdheid om deel uit te maken van het hof. Partijen zijn hierover geinformeerd en uitgenodigd voor een zitting waar een nieuwe behandeling heeft plaatsgevonden.

2    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 17 maart 2014, onder nummer L 330-2013, aan partijen toegezonden op 18 maart 2014, waarbij  een klacht van klager tegen verweerder voor wat betreft klachtonderdeel 1 ongegrond is verklaard, voor wat betreft klachtonderdeel 2 gegrond is verklaard en verweerder de maatregel van schrapping van het tableau is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2014:52.

3    HET GEDING IN HOGER BEROEP

3.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 april 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

3.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van klager.

3.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 november  2014, waar klager  is verschenen vergezeld van zijn echtgenote. Verweerder heeft bericht niet te verschijnen. Klager heeft een pleitnota overgelegd.   

 

4    KLACHT

4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder de belangen van klager in het geschil met de buren onvoldoende heeft behartigd. Verweerder heeft te weinig gedaan om een minnelijke regeling met de buurman van klager te treffen. Klager heeft na het vonnis van 21 december 2011 nauwelijks contact met verweerder gehad. Verweerder heeft wel hoger beroep ingesteld, maar dit werd verloren. Verweerder heeft het arrest van het gerechtshof niet met klager besproken.

5    FEITEN

5.1    Het volgende is komen vast te staan:

Verweerder heeft klager als advocaat bijgestaan in een procedure betreffende een eigendomsgeschil met de buren. Op 1 juni 2011 heeft een descente plaatsgevonden. De rechtbank heeft op 21 december 2011 vonnis gewezen. Verweerder heeft namens klager op 6 januari 2012 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het gerechtshof heeft op 16 april 2013 arrest gewezen.

6    BEOORDELING

6.1    De raad heeft klachtonderdeel 2 gegrond verklaard voor zover dit erop is gericht dat verweerder na het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank d.d. 21 december 2011 geen contact met klager heeft gehad, niet bereikbaar was voor klager en het arrest van het gerechtshof niet met klager heeft besproken. Verweerder heeft in zijn appelschrift grieven aangevoerd tegen deze beslissing, kort weergegeven erop neerkomende dat de raad dit klachtonderdeel ten onrechte gegrond heeft verklaard, omdat er wel degelijk contacten tussen hem en klager zijn geweest en verweerder zich niet onbereikbaar heeft gehouden voor klager. Verder heeft verweerder – subsidiair – aangevoerd dat de opgelegde maatregel buitenproportioneel is.

6.2    Ter onderbouwing van zijn stelling dat er tussen klager en verweerder na het wijzen van vonnis op 21 december 2011 wel degelijk contacten zijn geweest en overleg heeft plaatsgevonden, heeft verweerder afschriften overgelegd van processtukken en correspondentie vanaf 6 januari 2011 tot en met 19 april 2013. Uit deze stukken is het hof gebleken dat:

-    verweerder op verzoek van klager hoger beroep heeft ingesteld bij appeldagvaarding van 6 januari  2012;

-    verweerder in januari en februari 2012 met de advocaat van de wederpartij heeft gecorrespondeerd over de mogelijkheden van een minnelijke regeling en daartoe, na overleg met klager, concrete voorstellen heeft gedaan. De wederpartij achtte de voorstellen onbespreekbaar, waarna verweerder klager heeft geadviseerd het hoger beroep voort te zetten;

-    verweerder en klager op 31 januari 2012 een bespreking hebben gevoerd over de mogelijkheden voor een minnelijke regeling en het hoger beroep;

-    verweerder klager op de hoogte heeft gehouden met betrekking tot het door de wederpartij gevraagde herstelvonnis betreffende de kostenveroordeling en dat hij klager heeft geadviseerd de kostenveroordeling via zijn rechtsbijstandverzekeraar af te wikkelen.

-    verweerder klager op de hoogte heeft gehouden van zijn uitstelverzoeken voor het indienen van de memorie van grieven, waarbij overleg heeft plaatsgevonden over het al dan niet spoedig voort procederen. Door klager is aangegeven dat de procedure in appel voor hem geen haast had;

-    klager op 18 juni 2012 zijn bezwaren tegen het vonnis van 21 december 2011 aan verweerder heeft aangeleverd ten behoeve van de memorie van grieven en dat verweerder klager op 17 augustus 2012 de concept memorie van grieven heeft aangeleverd, nadat peremptoirstelling door de wederpartij had plaatsgevonden, waarvan verweerder klager eveneens op de hoogte had gesteld;

-    verweerder klager bij brief van 18 april 2013 een afschrift van het arrest van het gerechtshof d.d. 16 april 2013 heeft toegezonden met advies om de veroordeling in het arrest na te komen en de betaling van de proceskosten te (laten) voldoen. In deze brief heeft verweerder geschreven: “Indien u nog vragen heeft kunt u telefonisch contact met mij opnemen. Voor de goede orde merk ik hierbij op dat ik van 1 mei t/m 27 juni aanstaande niet bereikbaar ben.”

-    verweerder klager op 19 april 2013 een afschrift van de brief van de advocaat van de wederpartij met zijn reactie daarop heeft doorgeleid.

6.3    Uit de door verweerder overgelegde stukken is het hof gebleken dat verweerder zowel over de mogelijkheden van een minnelijke regeling als over de appelprocedure overleg heeft gevoerd met klager en dat verweerder klager van het verloop van de zaak steeds op de hoogte heeft gehouden. De wederpartij bleek niet bereid om de zaak te schikken, hetgeen verweerder niet te verwijten is. Nergens blijkt uit dat verweerder verzoeken van klager tot het verkrijgen van nadere informatie of tot het voeren van een bespreking heeft genegeerd of uit de weg is gegaan.

6.4    Het arrest van het gerechtshof is klager direct  toegestuurd. Verweerder heeft in de begeleidende brief vermeld dat klager desgewenst contact kon opnemen voor nadere informatie, maar dat verweerder in de periode van 1 mei tot en met 27 juni 2013 niet bereikbaar was. Vast staat dat klager geprobeerd heeft verweerder op 29 april 2013 telefonisch te bereiken, maar dat verweerder op dat moment niet in de gelegenheid was om klager te woord te staan. In de periode van 1 mei tot en met 27 juni 2013 mocht verweerder klager niet te woord staan, omdat hij tuchtrechtelijk geschorst was en in deze periode geen werkzaamheden als advocaat mocht verrichten. Klager heeft zijn klacht op 14 mei 2013 bij de deken ingediend. Nu niet is gebleken dat klager voor 29 april 2013 contact met verweerder heeft gezocht over het arrest en verweerder na 29 april 2013 tot en met het moment van indiening van de klacht vanwege zijn schorsing niet in contact met klager mocht treden, kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verweerder zich op tuchtrechtelijk verwijtbare wijze voor klager onbereikbaar heeft gehouden. Dat klager en zijn echtgenote ter zitting van 4 november 2014 opnieuw kenbaar hebben gemaakt zeer ontevreden te zijn over de door verweerder geleverde dienstverlening leidt niet tot een ander oordeel.

6.5    De beslissing van de raad dient te worden vernietigd en de klacht dient ongegrond te worden verklaard. Het hof overweegt ten overvloede dat het te betreuren is dat verweerder niet direct bij de deken, dan wel in ieder geval ten tijde van de behandeling bij de raad aan de hand van de inmiddels bij het hof wel overgelegde dossierstukken openheid van zaken heeft gegeven,  hetgeen veel tijd en energie van alle betrokkenen had kunnen besparen.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch van 17 maart 2014, onder nummer L 330-2013;

-    verklaart de klacht voor wat betreft klacht onderdeel 2 ongegrond.

    

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. L. Ritzema, A.D.R.M. Boumans, D.J. Markx en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2014.