Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:99

Zaaknummer

13-300

Inhoudsindicatie

klaagster klaagt tegen advocaat die haar heeft bijgestaan in achtereenvolgens een alimentatieprocedure en een procedure tegen de gemeentelijke sociale dienst tot terugvordering ten onrechte ontvangen bijstand. Verweerster zou op haar derdengeldrekening ontvangen alimentatiebedragen niet, althans veel te laat aan klaagster hebben doorbetaald waardoor klaagster ten onrechte bijstand ontving die zij later moest terugbetalen. Ook klaagt klaagster erover dat verweerster afspraken heeft gemaakt met de GSD zonder instemming van klaagster. De klachten komen niet uit de verf, de raad verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 31 maart 2014

in de zaak 13-300

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [naam]

wonende te [plaats]

klaagster

gemachtigde:

mr. S. Kaya

advocaat te Nijmegen

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 4 december 2013 kenmerk K 13/37, door de raad ontvangen op 5 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 februari 2014 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door mr. S. Kaya, en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    de onder 1.1 vermelde brief van de deken d.d. 4 december 2013 en van de op de inventarislijst, die in de brief is opgenomen, vermelde stukken 1 tot en met 11.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerster heeft klaagster vanaf 2008 als advocaat bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. In die echtscheidingsprocedure is door de rechtbank bij beschikking van 16 juli 2008 de echtscheiding uitgesproken en aan klaagster een bedrag van € 780,00 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dochter van partijen toegewezen alsmede een bedrag van

€ 6.500,00 per maand aan partneralimentatie. Er was in de echtscheidingsprocedure geen verweer gevoerd door de (ex) echtgenoot (hierna te noemen: ‘de man’) van klaagster.

2.3    De man is in 2010 een procedure tot nihilstelling van de alimentatie begonnen met als resultaat dat de rechtbank bij beschikking van 26 augustus 2010 de door de man aan klaagster te betalen alimentatie heeft verminderd tot € 260,00 per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dochter van partijen en tot een bedrag van € 65,00 per maand aan partneralimentatie. Aangezien de rechtbank geen terugwerkende kracht aan de vermindering had toegekend is door de man appel ingesteld. Naar aanleiding daarvan heeft het hof op 21 juni 2011 bepaald dat de wijziging met terugwerkende kracht geldt.

2.4    De man heeft in eerste instantie (in de periode vanaf de echtscheidingsbeschikking in 2008) in het geheel niet aan zijn alimentatieverplichtingen voldaan. Op 31 mei 2011 was er een zitting in de procedure in hoger beroep. Tijdens die zitting ontstond verwarring over de vraag of en wanneer de man alimentatie had betaald. Bij de stukken bevindt zich een brief van de advocaat van de man aan verweerster waarin hij het volgende schrijft: “Ik deelde u en het gerechtshof mede dat cliënt € 1.000,00 had betaald als alimentatie. Ik denk dat ik abuis was, maar weet dat nog niet zeker.”

2.5    Verweerster heeft bij haar brief d.d. 24 april 2013 aan de deken een aantal brieven overgelegd, die zij stelt aan klaagster gestuurd te hebben. Het betreft een brief d.d. 1 juni 2011 waarin verweerster klaagster onder meer het volgende heeft geschreven: “Zoals aan u reeds aangegeven wil ik u er toch nogmaals opwijzen dat op het moment u rechtstreeks danwel via mij een betaling zou ontvangen ten behoeve van uw levensonderhoud of die van uw dochter u dit per direct dient te melden aan uw contactpersoon van de Sociale Dienst. Indien u dit nalaat en de gemeente komt er zelf achter dat u gelden heeft ontvangen zullen zij dit met terugwerkende kracht van u terugvorderen, indien een boekjaar is afgesloten dient u het door u ten onrechte ontvangen bedrag bruto terug te betalen. Tevens kan de gemeente aan u een boete opleggen.”

2.6    In de brief d.d. 18 juni 2011 van verweerster aan klaagster staat het volgende: “Door de heer [naam van de man] is een bedrag van

€ 1.000,00 overgemaakt op mijn Stichting gelden voor Derden rekening. Gaarne verneem ik u bankrekeningnummer waarop ik het bedrag kan overmaken.” Bij brief d.d. 13 oktober 2011 schreef verweerster klaagster: “Op mijn schrijven van 18 juni 2011 heb ik nog steeds geen reactie van u ontvangen. Inmiddels heeft de heer [naam van de man] wederom een bedrag van € 325,-- overgemaakt op mijn Door Stichting gelden voor Derden rekening. Gaarne verneem ik van u uw bankrekeningnummer waarop ik het bedrag kan overmaken. In afwachting van uw spoedige reactie.”

2.7    Bij brief van 1 november 2011 deelde verweerster klaagster mede: “Voor de goede orde bevestig ik u hierbij het gesprek van d.d. gistermiddag op mijn kantoor. In het gesprek heb ik aan u verzocht om aan mij een bankrekeningnummer te verstrekken waarop ik de alimentatie kan overmaken. U gaf aan dat het liefst maandelijks het bedrag van mij contant in ontvangst zou willen nemen. Zoals gisteren ook aan u meegedeeld kan ik de alimentatie niet contant aan u betalen. Voor mij eigen administratie en verantwoording dien ik te beschikken over een overschrijving naar de bankrekeningnummer van de begunstigde, in dit geval bent u dat. Aangezien u aan mij te kennen gaf dat u bang bent dat de heer [naam van de man] u via uw bankrekeningnummer traceert hebben we afgesproken dat u eerst een bankrekeningnummer zult openen, in een andere dorp of stad, en dit aan mij zult berichten zodat ik de alimentatie aan u kan overmaken. Tenslotte wens ik u er nogmaals op te wijzen dat u uw contactpersoon van de sociale dienst dient in te lichten dat u alimentatie ontvangt. In deze verwijs ik u naar ons gesprek van gisteren en aan mijn schrijven van 1 juni jl. Ik blijf in afwachting van uw bankgegevens.”

2.8    Bij brief van 8 februari 2012 heeft de gemeente Overbetuwe bij klaagster gegevens gevraagd over haar echtscheiding. Specifiek werd gevraagd naar bericht van het LBIO en de definitieve uitspraak van de boedelscheiding.

2.9    Op 8 maart 2012 heeft verweerster namens klaagster op de brief van 8 februari 2012 van de gemeente gereageerd. Verweerster heeft de gemeente een kopie van het arrest van het gerechtshof toegestuurd en de gemeente bericht dat zij op 14 juni 2011 voor het eerst ten behoeve van klaagster een betaling op haar derdengeldrekening heeft ontvangen van de man. Verweerster heeft de gemeente bericht dat er op dat moment in totaal een bedrag van € 3.600,00 ten behoeve van klaagster op haar derdengeldrekening stond en heeft aangegeven dat zij dit bedrag op de bankrekening van de gemeente zou kunnen overmaken.

2.10    Bij brief van 5 juni 2012 heeft de gemeente Overbetuwe klaagster bericht dat haar WWB uitkering zou worden herzien over de periode 22 september 2009 tot en met 31 mei 2012 omdat gebleken is dat zij over die periode recht had op alimentatie.

2.11    Verweerster heeft een brief van haar aan klaagster d.d. 8 juni 2012 overgelegd waarin zij klaagster nogmaals heeft verzocht om haar bankrekeningnummer aan haar door te geven zodat zij de alimentatie kon overmaken aan klaagster.

Bij brief d.d. 23 juli 2012 heeft de gemeente Overbetuwe klaagster bericht dat de door haar teveel ontvangen uitkering over de periode 22 september 2009 tot en met 31 mei 2012 teruggevorderd zou wordt. Daarbij gaf de gemeente aan dat de schuld over de periode 22 september 2009 tot en met december 2011 (een bedrag van € 4.932,59 bruto) bruto zou worden teruggevorderd omdat deze in een vorig boekjaar was ontstaan. De schuld over de periode 1 januari tot en met 31 mei 2012 bedroeg € 1.625,00 netto. De gemeente verzocht klaagster in deze brief ervoor te zorgen dat het totaalbedrag van € 6.557,59 binnen 30 dagen zou worden terugbetaald.

2.12    Bij brief van 24 juli 2012 heeft verweerster klaagster een kopie van de beschikking van de gemeente d.d. 23 juli 2012 toegestuurd en heeft zij klaagster geadviseerd om het door klaagster teveel ontvangen bedrag aan bijstand over 2012 uiterlijk 31 december 2012 netto terug te betalen. Daarbij heeft zij aangegeven dat zij het bedrag voor klaagster aan de gemeente zou kunnen betalen van het geld dat nog steeds op haar derdengeldrekening stond. Verweerster verzocht klaagster in deze brief om hiervoor –schriftelijk- toestemming te geven.

2.13    Verweerster heeft namens klaagster bij brief van 29 augustus 2012 bezwaar gemaakt tegen het terugvorderingsbesluit d.d. 23 juli 2012.

2.14    Op 10 oktober 2012 heeft verweerster met een medewerker van de gemeente overleg gevoerd naar aanleiding van het door verweerster ingediende bezwaarschrift. In dit gesprek is een aantal afspraken gemaakt die de gemeente bij brief van 11 oktober 2012 aan verweerster heeft bevestigd.

2.15    Bij brief d.d. 12 november 2012 heeft de gemeente klaagster bericht dat het besluit tot herziening van de uitkering d.d. 5 juni 2012 is gewijzigd in die zin dat de uitkering zou worden herzien over de periode 1 juni 2011 tot en met 31 mei 2012 en dat ook over die periode de door klaagster teveel ontvangen uitkering zou worden teruggevorderd.

2.16    Bij brief d.d. 7 maart 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    de voor klaagster en haar minderjarige dochter bestemde onderhoudsbijdragen, waarvan klaagster toevallig ontdekte dat ze waren overgemaakt op de derdenrekening van verweerster, niet aan klaagster over te maken;

b)    de voor klaagster op haar derdenrekening ontvangen gelden niet onmiddellijk aan haar over te maken waardoor klaagster ten onrechte een WWB uitkering van de gemeente ontving en klaagster zich daarvoor diende te verantwoorden;

c)    in de bezwaarprocedure tegen de gemeente zonder overleg met klaagster afspraken te maken met de gemeente en door het bezwaar zonder overleg met klaagster in te trekken;

d)    met klaagster af te spreken dat zij (verweerster) de op haar derdenrekening ontvangen alimentatie aan de gemeente zou overmaken en dit niet te doen.

3.2    Ter toelichting op de klacht stelt klaagster dat verweerster wel degelijk op de hoogte was van haar bankrekeningnummer. Dit blijkt uit het feit dat verweerster voor klaagster een formulier voor aanvraag overname inning alimentatie heeft ingediend bij het LBIO. Op dit formulier, dat dateert van 23 september 2009, is het rekeningnummer van klaagster ingevuld.

3.3    Klaagster stelt dat verweerster verzuimd heeft melding te maken van betalingen van de man die zij op 6 juli 2011, 6 augustus 2011 en 6 september 2011 heeft ontvangen. Klaagster stelt dat zij pas op 13 oktober 2011, toen zij voor een andere zaak van een vriendin van haar telefonisch contact opnam met verweerster, gehoord heeft dat de man geld had overgemaakt op de derdengeldrekening van verweerster.

3.4    Klaagster geeft aan dat zij de brieven van verweerster aan haar d.d. 1 juni 2011, 18 juni 2011, 13 oktober 2011 en 1 november 2011 niet heeft ontvangen. Klaagster stelt dat zij min of meer bij toeval – zij belde verweerster op 13 oktober 2011 voor een vriendin van haar die een juridisch probleem had -  in een telefoongesprek van 13 oktober 2011 tussen haar en verweerster voor het eerst van verweerster heeft vernomen dat de man geld had overgemaakt op de derdengeldrekening van verweerster. In dat telefoongesprek heeft klaagster verweerster inderdaad verzocht of het mogelijk was dat verweerster de alimentatiebedragen op haar derdengeldrekening zou blijven ontvangen waarna verweerster de alimentatiebedragen maandelijks aan klaagster zou overmaken. Aan dit verzoek lag de angst van klaagster ten grondslag dat, wanneer de man beschikking zou krijgen over haar bankrekeningnummer, hij ook haar adresgegevens zou kunnen achterhalen. Verweerster is hier niet mee akkoord gegaan en heeft volgens klaagster toen gezegd dat zij het rekeningnummer van klaagster aan de man zou doorgeven. Tijdens dit telefoongesprek van 13 oktober 2011 heeft klaagster dus (nogmaals) haar bankrekeningnummer aan verweerster doorgegeven. Vervolgens werd afgesproken dat verweerster na het weekend dus in de week van 17 oktober 2011 het door haar ten behoeve van klaagster ontvangen bedrag aan klaagster zou overmaken waarna klaagster de gemeente zou inlichten. Verweerster heeft echter pas op 14 november 2012 een bedrag van € 325,00 overgemaakt, terwijl zij op dat moment reeds een bedrag van € 5.875,00 had ontvangen.

4    VERWEER

4.1    Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij klaagster deskundig heeft bijgestaan en goed heeft geïnformeerd in het bijzonder over haar positie ten opzichte van de gemeente en de gevolgen voor haar uitkering.

4.2    Verweerster geeft aan dat het voor haar niet mogelijk was de door haar op haar derdengeldrekening ontvangen alimentatie direct aan klaagster door te betalen omdat klaagster contante betaling verlangde en doordat klaagster heeft verzuimd om een bankrekeningnummer aan verweerster door te geven.

4.3    Verweerster betwist dat zij tegen de wil van klaagster heeft gehandeld. Zij stelt waar nodig en mogelijk overleg met klaagster te hebben gepleegd.

5    BEOORDELING

ad klachtonderdeel a) en b)

5.1    Klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2    In deze beide klachtonderdelen beklaagt klaagster zich over het feit dat verweerster de voor klaagster bestemde alimentatiebedragen die door de ex-echtgenoot van klaagster waren overgemaakt op de derdengeldrekening van verweerster niet (onmiddellijk) aan klaagster heeft overgemaakt. Verweerster stelt dat zij dit wel had willen doen maar dat het voor haar niet mogelijk was omdat zij niet beschikte over het bankrekeningnummer van klaagster. Verweerster stelt dat zij klaagster diverse malen, bij brieven d.d. 1 juni 2011, 18 juni 2011, 13 oktober 2011 en 1 november 2011 schriftelijk heeft verzocht om haar bankrekeningnummer aan haar (verweerster) te verstrekken zodat zij de alimentatie aan klaagster zou kunnen overmaken.

5.3    Klaagster stelt dat zij deze brieven niet heeft ontvangen en stelt bovendien dat verweerster haar bankrekeningnummer reeds wist omdat dat was ingevuld op een formulier waarmee verweerster namens klaagster het LBIO had verzocht de inning van de alimentatie over te nemen. Verweerster heeft deze stelling betwist en heeft naar aanleiding daarvan aangegeven dat zij haar cliënten zelf het LBIO laat inschakelen. Zij heeft het LBIO derhalve niet ingeschakeld voor klaagster.

5.4    De raad constateert dat de stellingen van klaagster en verweerster over de feiten, die cruciaal zijn voor de beoordeling van deze klachtonderdelen, lijnrecht tegenover elkaar staan. De raad kan niet vaststellen dat de brieven van verweerster aan klaagster wel of niet verstuurd zijn door verweerster of ontvangen zijn door klaagster.

5.5    Ter zitting heeft de gemachtigde van klaagster het vermoeden geuit dat verweerster de brieven die klaagster niet heeft ontvangen, gefalsificeerd zou hebben, oftewel dat zij deze enkel voor deze klachtprocedure zou hebben opgesteld om haar verweer tegen de klacht te ondersteunen. Er zijn echter geen feiten gesteld die dit vermoeden rechtvaardigen en de raad ziet ook in de stukken en in het verhandelde ter zitting geen enkel aanknopingspunt voor de juistheid van deze stelling.

5.6    Klaagster heeft voorts gesteld dat zij op enig moment heeft aangegeven dat zij niet wilde dat haar bankrekeningnummer bekend werd omdat zij vreesde dat wanneer haar bankrekeningnummer bij haar ex-echtgenoot bekend zou raken hij haar adres zou kunnen achterhalen.

5.7    Alles overziende concludeert de raad dat, gelet op de feiten en omstandigheden, de stelling van verweerster dat zij de gelden die zij voor klaagster heeft ontvangen niet eerder heeft overgemaakt omdat zij niet over het bankrekeningnummer van klaagster beschikte niet onaannemelijk is. De raad ziet geen reden om te twijfelen aan verweersters stelling dat zij klaagster meerdere malen schriftelijk heeft verzocht om haar bankrekeningnummer aan haar door te geven. Klaagster heeft niet aangetoond dat verweerster wel over haar bankrekeningnummer beschikte. Klachtonderdelen a) en b) zijn derhalve ongegrond.

ad klachtonderdeel c)

5.8    Verweerster heeft gesteld dat er op 10 oktober 2012 een mondelinge behandeling in de procedure in bezwaar heeft plaatsgevonden en dat klaagster haar te kennen had gegeven daar niet bij aanwezig te willen zijn. Verweerster heeft aangegeven dat zij het verslag dat van de bespreking is gemaakt aan klaagster heeft verzonden, naar aanleiding daarvan diverse malen telefonisch overleg met klaagster heeft gevoerd en dat zij in overleg met klaagster het bezwaar heeft ingetrokken aangezien er een regeling was getroffen.

5.9    De raad constateert dat het resultaat van de schikking het maximaal haalbare is geweest. Gelet hierop is de vraag wat het belang van klaagster bij dit klachtonderdeel is. Wat hier ook van zij, de raad acht het niet aannemelijk dat verweerster één en ander zonder overleg met klaagster heeft gedaan. Ook klachtonderdeel c) is derhalve ongegrond.

ad klachtonderdeel d)

5.10    Verweerster heeft klaagster bij brief van 24 juli 2012 een kopie van het herziene besluit van de gemeente d.d. 23 juli 2012 toegestuurd, waarin de gemeente het bedrag dat teruggevorderd wordt heeft aangepast aan de door klaagster ontvangen alimentatie. In haar brief heeft verweerster het volgende geschreven: “Aangezien de door de heer [naam van de man] overgemaakte alimentatie nog steeds op mijn Stichting gelden voor derdenrekening staat kan ik namens u de vordering van de gemeente voldoen en het restant aan u overmaken……. Kan ik op korte termijn –schriftelijk- van u vernemen of u mij toestemming hiertoe geeft?”

5.11    Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij toestemming heeft gegeven om het geld over te maken aan de gemeente of dat verweerster anderszins in strijd met een afspraak tussen haar en klaagster hierover heeft gehandeld. Gelet hierop is ook klachtonderdeel d) ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. H. Dulack, F.A.M. Knüppe, K.F. Leenhouts en P.P. Verdoorn leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 maart 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.