Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:261

Zaaknummer

25/13

Inhoudsindicatie

Het staat een advocaat vrij om getuigen bij exploit op te roepen. Dit is verankerd in de wet. Dat het verhoor uiteindelijk niet doorging, was niet aan verweerder te wijten. Het is een advocaat niet toegestaan om de cliënt onder druk te zetten om een voor de advocaat gunstige verklaring af te leggen in een procedure waar die advocaat bij betrokken is, dan wel anderszins onder druk de cliënt brieven te laten ondertekenen. Daarvan is niet gebleken. Voorts kan niet geklaagd worden over het optreden van verweerder jegens de meerderjarige dochter van klager. Klacht deels ongegrond, deels niet-ontavnkelijk.

Uitspraak

Beslissing van 22 augustus 2014

in de zaak 25/13

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [    ]

zowel pro se als namens mevrouw [    ], [    ] en [    ]

klager

 

tegen:

mr.  [    ]

verweerder

gemachtigde: mr. [    ]

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 25 februari 2013 met kenmerk 012/013 KL005, door de raad ontvangen op 1 maart 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 mei 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Verweerder is bijgestaan door zijn gemachtigde mr. T. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    brief van klager met bijlagen d.d. 5 mei 2014.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager exploiteerde in of omstreeks 2005/2006 tezamen met een zekere L. een beveiligingsbedrijf genaamd C. B.V. (beiden waren tezamen directeur/grootaandeelhouder). Vanwege liquiditeitsproblemen hebben beide directeur/grootaandeelhouders zich tot verweerder gewend. De werkzaamheden van verweerder zijn geëindigd als gevolg van het faillissement van C. B.V. Klager heeft de zakelijke relatie met verweerder begin september 2012 beëindigd.

2.3    Voorts was er in 2012 een procedure aanhangig tussen verweerder en L., waarin klager en zijn dochter M.K. waren opgeroepen om als getuige te verschijnen.

2.4    In of omstreeks december 2010 heeft klagers dochter, S.K., zich tot verweerder gewend vanwege een geschil over een huurkoopovereenkomst betreffende een paard, omdat de (huur)verkoper het paard terugeiste. De dienstverlening aan deze dochter is eveneens in september 2012 beëindigd.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder zijn eigen belang diende door klager voor te houden dat het financieel voordeel zou opleveren als klager in de procedure tussen verweerder en genoemde L. als getuige voor verweerder zou optreden.  Klager, zijn echtgenote en dochter M. K. zijn gedagvaard om ter zitting van de rechtbank L. van 1 november 2012 als getuige te verschijnen in de zaak tussen verweerder en genoemde L. in ruil waarvoor klager (en/of zijn familieleden) financieel zou(den) worden gecompenseerd. Klager en zijn familieleden zijn per exploot opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Echter tevergeefs want zij zijn niet als getuige gehoord, omdat het verhoor niet doorging.

b)    verweerder klager onder druk heeft gezet door hem twee belastende brieven te laten ondertekenen. Klager heeft die brieven niet zelf opgesteld. Dat heeft verweerder dan wel diens secretaresse gedaan. De exacte inhoud en de datum van de brieven weet klager niet meer.

c)    verweerder klager, althans diens dochter S.K., onjuist heeft geadviseerd door haar aan te raden de maandelijkse huurkooptermijnen aan de wederpartij M., niet langer te betalen. In een daarop volgende procedure heeft de rechter de door de wederpartij ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding van de huurkoopovereenkomst gehonoreerd. De procedure is door de dochter van klager verloren. Dit heeft grote schade aangericht.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder is door L. aansprakelijk gesteld vanwege gepretendeerde onjuiste advisering. In die procedure heeft verweerder een voorlopig getuigenverhoor doen houden waarbij ook klager en zijn dochter M.K. als getuige zouden worden gehoord. Per aangetekende brief heeft de advocaat van verweerder alle getuigen opgeroepen tegen 24 januari 2013, de dag waarop het getuigenverhoor zou plaatsvinden. Omdat klager telefonisch had laten weten aan de advocaat van verweerder dat hij en zijn dochter niet als getuige zouden verschijnen, heeft de advocaat van verweerder zowel klager en zijn dochter bij deurwaardersexploot opgeroepen.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Aanvankelijk had klager verweerder zijn hulp aangeboden nadat verweerder door L. aansprakelijk was gesteld. Niet alleen door middel van een tweetal verklaringen van 18 april 2008 en 11 april 2011 maar ook door middel van een door de echtgenote van klager bijgehouden dagboek waarin exact was opgenomen wat er had plaatsgevonden.

4.3    Nadat de procedure die verweerder voor de dochter van klager had gevoerd in verband met een geschil over een paard, dat niet het gewenste resultaat voor klager opleverde, is klager als een blad aan de boom omgedraaid. Klager heeft zich er nooit eerder over beklaagd dat de brieven van 18 juni 2008 en 11 april 2011 zouden zijn ondertekend.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Verweerder voert aan dat klager niet-ontvankelijk is omdat klager geen belang heeft. Het betreft werkzaamheden die verweerder voor de dochter van klager verrichtte. Klager behartigde als vader de juridische belangen van zijn dochter S. die formeel cliënte van verweerder was en procespartij in diverse procedures. Medio december 2010 verzocht klager verweerder hem dan wel zijn dochter bij te staan in een procedure met betrekking tot een paard. Uit het contract bleek dat er ogenschijnlijk sprake was van een huurkoopconstructie, hoewel het contract de aanhef had ‘huur, koopcontract’. Verweerder heeft klager driemaal geadviseerd een procedure te starten ten einde in rechte te doen vaststellen wat de status van bedoeld contract was. Klager wilde dit niet. In maart 2011 heeft de wederpartij in die procedure een gewelddadige inbraak/overval gepleegd op de manege van de dochter van klager ten einde het paard wederrechtelijk terug te halen. Klager heeft daardoor schade geleden. Verweerder heeft klager geadviseerd voor deze schade conservatoir beslag te leggen en een schadevordering in te stellen. Verweerder heeft zijn cliënte (de dochter van klager) bij brief van 24 februari 2011 gewezen op de risico’s nu niet duidelijk was of er sprake was van een huurovereenkomst met een koopoptie dan wel een huurovereenkomst. De dochter van klager had de betaling van de huurtermijnen opgeschort en wilde de door haar geleden schade die de eigenaar van het paard had veroorzaakt, verrekenen met de openstaande huurtermijnen. Verweerder heeft de dochter van klager op de risico’s van die actie gewezen waarop de dochter van klager via verweerder alsnog de huurtermijnen heeft voldaan. Verweerder is van mening dat de uitspraak van de rechtbank van 15 augustus 2012 met betrekking tot de niet-betaalde huurtermijnen niet juist is. Zijn advies was dan ook hoger beroep in te stellen.

 

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    De raad is van oordeel dat het verweerder vrijstond om klager en zijn dochter M.K. als getuige op te roepen in een procedure die L. tegen verweerder had aangespannen. Dat de advocaat van verweerder ervoor heeft gekozen om klager en zijn dochter bij deurwaardersexploot op te roepen is evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. De wet schrijft voor op welke wijze getuigen opgeroepen moeten worden en de advocaat van verweerder heeft conform de desbetreffende wetsartikelen gehandeld. Niet is komen vast te staan dat verweerder met onjuiste middelen heeft gepoogd klager te beïnvloeden om als getuige op te treden dan wel een voor verweerder gunstige verklaring af te leggen. Dat het verhoor van klager en zijn dochter uiteindelijk niet doorging, is, wat daar ook verder van zij, niet aantoonbaar aan verweerder te wijten. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    Klager heeft aangevoerd dat hij onder druk brieven, waarvan de exacte inhoud en datum hem niet bekend zijn, heeft ondertekend. De raad constateert dat deze brieven zich niet bij de stukken van het dossier bevinden. Verweerder heeft het in dit klachtonderdeel gestelde ontkend en klager heeft zijn stellingen niet nader onderbouwd, zodat het in dit klachtonderdeel gestelde niet is komen vast te staan. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.3    In dit klachtonderdeel is klager niet-ontvankelijk. Immers vast staat dat het de (meerderjarige) dochter van klager was, S., die zich tot verweerder heeft gewend en voor wie verweerder in en buiten rechte is opgetreden in de kwestie met het paard. Het is derhalve de dochter die in dezen een belang heeft en niet klager zelf. Klager is dan ook in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt klachtonderdeel a en b ongegrond;

-    oordeelt klachtonderdeel c niet-ontvankelijk.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, G. Ham, A.H. Lanting, H.J. Meijer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 augustus 2014.

 

griffier                                                             voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl