Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:264

Zaaknummer

ZWB 11 - 2014

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft, nadat de betaling op zijn derdengeldrekening was ontvangen, nagelaten erop toe te zien dat de deurwaarder zijn executiemaatregelen direct zou staken. Klagers belangen zijn onnodig geschaad.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk)gegrond. Berisping

Uitspraak

Beslissing van 3 november2014

     in de zaak ZWB11-2014

naar aanleiding van de klachtvan:

 

 

 

klager

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 10 januari 2014met kenmerk K13-076heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabantde klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 22 september 2014. Ter zitting van 22 september 2014zijn klager en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 10 januari 2014 met bijlagen.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klager. Verweerder heeft klagers wederpartij bijgestaan in een kort geding procedure aangaande een concurrentiebeding. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard kort geding vonnis d.d. 13 november 2012 is klager veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van € 1.391,--.

 

2.2      Bij faxbericht d.d. 14 november 2012 te 16.26 uur heeft verweerder klagers advocaat verzocht om voor 16 november 2012 te 12.00 uur aan hem te laten weten of klager vrijwillig zou overgaan tot betaling.  Verweerder heeft daarbij aangegeven dat bij gebreke van een positieve reactie zou worden overgegaan tot betekening van het vonnis.

 

2.3      Bij e-mailbericht d.d. 14 november te 16.35 uur heeft klagers advocaat aan verweerder bericht dat de door verweerder gestelde termijn nauwelijks kan worden beschouwd als een redelijke betalingstermijn.

 

2.4      Betaling van de proceskosten diende plaats te vinden via klagers rechtsbijstandsverzekering en heeft plaatsgevonden op valutadatum 27 november 2012. Op 28 november 2012heeft de betekening van het vonnis plaatsgevonden.

 

2.5      Op 29 november 2012 heeft verweerder een bankafschrift van zijn derdengeldrekening ontvangen. Op 30 november 2012 heeft klagers advocaat per fax aan verweerder bericht dat er reeds was betaald. Op dit faxbericht heeft klagers advocaat geen reactie ontvangen. Op 3 december 2012 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder klagers bank, welk beslag op 10 december 2012 aan klager is overbetekend.

 

2.6      Bij faxbericht d.d. 12 december 2012 heeft klagers advocaat verweerder bericht dat dit in strijd is met de Gedragsregels en dat klager zich vrij achtte om een klacht in te dienen. Op 14 december 2012 heeft verweerder hierop per fax gereageerd met de mededeling dat de betaling was ontvangen op 29 november 2012 en dat betekening achterwege was gebleven indien klagers advocaat verweerder zou hebben bevestigd dat klager vrijwillig zou betalen. Verweerder heeft klagers advocaat voorts medegedeeld dat, na ontvangst van de betaling,de deurwaarder helaas niet is bericht dat overbetekening niet meer nodig was, hetgeen verweerder spijt.

 

2.7      Bij faxbericht d.d. 18 december 2012 heeft klagers advocaat verweerder bericht dat de betaling reeds op 26 november 2012 door de rechtsbijstandsverzekering is uitgevoerd en heeft gevraagd of bij verweerder een andere valutadatum bekend was. Voorts heeft klagers advocaat verweerder medegedeeld dat het goed is dat verweerder de onjuiste beslaglegging en overbetekening erkent, maar dat hij de opheffing van het beslag mist alsook uitleg aan de bank dat verweerder onnodig de indruk van wanbetaling vestigde.

 

2.8      Bij brief d.d. 7 januari 2013 is klager door de deurwaarder gesommeerd om binnen vijf dagen tot betaling van een bedrag van € 1.778,60 bij gebreke waarvan tot beslag op klagers inboedel zou worden overgegaan. Bij brief d.d. 8 januari 2013 heeft verweerder aan klagers advocaat de derdenverklaring van de bank doorgestuurd met het verzoek te laten weten welk bedrag ten laste van klager was geboekt, welke bedrag verweerder vervolgens aan klager zou overmaken.

 

2.9      Bij brief d.d. 9 januari 2013 heeft klagers advocaat verweerder bericht dat verweerder aansprakelijk werd gehouden voor alle schade. Bij brief d.d. 10 januari 2013 heeft de deurwaarder klager bericht dat in afwachting van nadere instructies van verweerder geen verdere maatregelen zouden worden genomen. Bij brief d.d. 11 januari 2013 heeft verweerder klagers advocaat bericht dat hij de deurwaarder heeft laten weten dat de betaling de dag na de betekening is uitgevoerd. Bij brief d.d. 17 januari 2013 heeft de deurwaarder klager bericht dat het bankbeslag was opgeheven en dat werd overgegaan tot sluiting van het dossier.

 

 

3          KLACHT

 

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij:

1.      ten onrechte tot betekening en executie (waaronder beslaglegging) van een vonnis in kort geding d.d. 13 november 2012 is overgegaan terwijl klager reeds tot betaling van de proceskosten ten bedrage van € 1.391,-- was overgegaan, waartoe hij veroordeeld was;

2.      na het vonnis in kort geding van 13 november 2012 een onredelijk korte betalingstermijn heeft gesteld, van de door hem te treffen executiemaatregelen de advocaat van klager geheel niet op de hoogte heeft gesteld, een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven met betrekking tot de datum waarop de betaling is ontvangen en in het geheel niet adequaat heeft gereageerd op de brieven van klagers advocaat.

             

 

 

 

4          VERWEER

 

4.1      Klachtonderdeel 1

Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Betaling heeft plaatsgevonden per valutadatum 27 november 2012, de betaling is geboekt op 28 november 2012 en het rekeningafschrift is op 29 november 2012 ontvangen. Op 27 november 2012 is opdracht tot betekening gegeven en deze opdracht is op 28 november 2012 uitgevoerd. Klager heeft verweerder niet medegedeeld dat betaling zou plaatsvinden. Vervolgens heeft de overbetekening plaatsgevonden, omdat de deurwaarder door verweerder niet was geïnformeerd over de betaling. Dat is onjuist maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, hetgeen door verweerder in zijn brief van 14 december 2012 ook is gemeld. De wet van Murphy is opgetreden ten aanzien van het beslag, omdat verweerder ervan was uitgegaan dat de deurwaarder over de betaling was geïnformeerd. Pas op 7 januari 2013, toen verweerder van kerstverlof was teruggekeerd, werd hem duidelijk dat de deurwaarder nog steeds niet was geïnformeerd. Op 8 januari 2013 is de zaak hersteld.

 

4.2     Klachtonderdeel 2

          Klagers advocaat is in zijn reactie op verweerders brief van 14 november 2012 niet ingegaan op de vraag of vrijwillig zou worden betaald en ook daarna is geen bericht over betaling ontvangen. Verweerder kon dus overgaan tot betekening van het vonnis. Er is geen onjuiste voorstelling gegeven over de betaling, omdat verweerder pas op 29 november 2012 kennis heeft genomen van de betaling. In de brief van 14 december 2012 heeft verweerder zijn excuses aangeboden. Verweerder heeft klagers advocaat gevraagd welk bedrag ten laste van klager was geboekt, zodat hij dit bedrag op de derdengeldrekening van klagers advocaat kon storten. Verweerder heeft de bankkosten van € 110,-- op de derdengeldrekening van klagers advocaat overgemaakt. 

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

 

5.2      Klachtonderdeel 1

Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder op of rond de datum waarop de betaling van de proceskostenveroordeling op zijn derdengeldrekening is ontvangen opdracht heeft gegeven tot betekening en tenuitvoerlegging van het vonnis. De datum waarop betaling heeft plaatsgevonden en de datum waarop verweerder de opdracht tot betekening en tenuitvoerlegging heeft gegeven liggen dermate dicht bij elkaar dat de raad niet onaannemelijk acht dat verweerder op het moment tot hij opdracht gaf tot betekening niet op de hoogte was van het feit dat de betaling reeds had plaatsgevonden. Het enkele feit dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden nadat de betaling reeds had plaatsgevonden acht de raad derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

 

5.3      Echter, een advocaat die opdracht geeft tot betekening en tenuitvoerlegging van het vonnis dient vervolgens zijn derdengeldrekening wel nauwlettend in de gaten te houden op binnenkomende betalingen en dient de executiemaatregelen direct te staken zodra hij bemerkt dat is betaald. Op 29 november 2012 heeft verweerder een bankrekeningafschrift van zijn derdengeldrekening ontvangen en op 30 november 2012 heeft verweerder voorts een faxbericht van klagers advocaat ontvangen waarin hem werd medegedeeld dat reeds was betaald. Nadien is echter voortgegaan met de tenuitvoerlegging van het vonnis en het verzenden van sommaties. Ondanks herhaalde berichten van klagers advocaat aan verweerder heeft de deurwaarder eerst in de tweede week van januari 2013 de opdracht gekregen om zijn werkzaamheden te staken. Verweerder heeft terecht erkend dat hij hiervoor verantwoordelijk is.

 

5.4      Uit het voorgaande blijkt dat verweerder, nadat de betaling op zijn derdengeldrekening was ontvangen, heeft nagelaten erop toe te zien dat de deurwaarder zijn executiemaatregelen direct zou staken. Aldus heeft verweerder niet de benodigde zorgvuldigheid jegens klager in acht genomen. Klagers belangen zijn hierdoor onnodig geschaad. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

5.5      Klachtonderdeel 2

Klachtonderdeel 2 ziet op de wijze waarop verweerder met klagers advocaat heeft gecommuniceerd. Ofschoon de wijze waarop verweerder met klagers advocaat heeft gecommuniceerd naar het oordeel van deraad niet de schoonheidsprijs verdient, kan verweerder op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. In het faxbericht d.d. 14 november 2012 te 16.26 uur heeft verweerder klagers advocaat verzocht om voor 16 november 2012 te 12.00 uur aan hem te laten weten of klager vrijwillig zou overgaan tot betaling. Die termijn is weliswaar kort, maar naar het oordeel van de raad niet te kort. Ofschoon het beter ware geweest indien verweerder klagers advocaat op de hoogte had gesteld van zijn opdracht tot betekening , was hij daartoe gezien de inhoud van zijn faxbericht d.d. 14 november 2012  niet verplicht. Ook van de door de deurwaarder genomen stappen hoefde verweerder klagers advocaat niet steeds op de hoogte te stellen. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat klagers advocaat en verweerder van mening verschilden over de datum waarop de betaling heeft plaatsgevonden. De raad is van oordeel dat uit die stukken niet blijkt dat verweerder de intentie heeft gehad om klagers advocaat hierover een verkeerde voorstelling van zaken te geven. De raad acht klachtonderdeel 2 op basis van het voorgaande ongegrond.

 

5.6     De raad komt tot de slotsom dat klachtonderdeel 1 gegrond en klachtonderdeel 2 ongegrond moet worden verklaard.

 

 

6        MAATREGEL

 

6.1     Ondanks herhaalde berichten van klagers advocaat aan verweerder is, nadat verweerder op de hoogte was geraakt van de verrichte betaling, voortgegaan met de tenuitvoerlegging van het vonnis en het verzenden van sommaties. Aldus heeft verweerder niet de benodigde zorgvuldigheid jegens klager in acht genomen. Klagers belangen zijn hierdoor onnodig geschaad. De raad is van oordeel dat een berisping passend en geboden is.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

1.    verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond;

2.    verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en legt ter zake aan verweerder op een berisping.

 

 

Aldus gegeven doormr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. A.J. Sol, P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, J.J.M. Goumans, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 november2014.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op     4 november 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

per e-mail verzonden aan:

-       de deken in het arrondissementZeeland-West-Brabant

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-             verweerder

-             de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

En, voor zover de klacht ongegrond is verklaard, door:

-     klager

-     de deken in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl