Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:70

Zaaknummer

R. 4244/13.151

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De Raad acht het klachtonderdeel dat ziet op het niet zenden van een credit-nota aan klager door verweerder gegrond. De stelling van verweerder dat hij met klager heeft afgesproken dat eerst later een credit-nota zal worden verstrekt, heeft verweerder niet schriftelijk vastgelegd. De afspraak wordt door klager betwist.

Inhoudsindicatie

Nu verweerder heeft nagelaten hetgeen hij stelt te hebben afgesproken met klager schriftelijk vast te leggen, dient de Raad het ervoor te houden dat er geen afspraak is gemaakt. Verweerder is door niet aanstonds een credit-nota te sturen en na het sturen van de credit-nota niet aanstonds het bedrag aan klager over te maken, in zijn zorgplicht jegens klager tekortgeschoten.

Inhoudsindicatie

De andere klachtonderdelen die deels eveneens betrekking hebben over de schriftelijke vastlegging alsmede de wijze waarop verweerder procedureel gehandeld heeft, acht de Raad ongegrond.

Inhoudsindicatie

Als maatregel wordt een enkele waarschuwing opgelegd.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 20 juni 2013 met kenmerk R12/13/79, door de raad ontvangen op 21 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een hoger beroepprocedure inzake de huurtoeslag 2007 bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Medio november 2010 heeft verweerder het dossier van mr. X. overgenomen.

2.2 Bij brief van 14 maart 2011 heeft verweerder de Afdeling meegedeeld dat hij de belangen van klager zal behartigen tijdens de zitting op 16 maart 2011. De Raad van State heeft het hoger beroep tegen de Belastingdienst op inhoudelijke gronden afgewezen.

2.3 Verweerder heeft vier toevoegingen aangevraagd om bezwaar te  maken tegen de aanslagen Inkomstenbelasting van 2007 tot en met 2010. De aanvraag voor het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2010 is gehonoreerd.

2.4 Verweerder heeft namens klager op 13 juli 2011 bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting 2010.

2.5 Bij brief van 18 mei 2012 heeft verweerder de Belastingdienst geïnformeerd naar aanleiding van gestelde vragen.

2.6 Op 25 mei 2012 heeft de Belastingdienst een beslissing genomen op het bezwaar van klager en diens bezwaar afgewezen.

2.7 Naar aanleiding van deze beslissing hebben verweerder en klager contact gehad met de belastinginspecteur die zich met het dossier van klager bezighield.

2.8 Op 15 juni 2012 heeft de belastinginspecteur klager een regeling aangeboden.

Bij brief van 26 juni 2012 heeft klager de belastinginspecteur bericht dat hij akkoord gaat met dit voorstel en onder meer geschreven:

“Hierbij bevestig ik akkoord te gaan met uw beslissing om de uitkering van de [bank] te splitsen in een spaardeel à € 12.379,-- en een stamrechtdeel à

ƒ 28.806,--. Een en ander heeft u uiteengezet in uw brief, d.d. 15 juni 2012. [Verweerder] is van mijn akkoord op de hoogte.” 

2.9 Bij brief van 31 juli 2011 heeft klager verweerder onder meer geschreven:

“Na ontvangst van deze voorlopige aanslag 2010 hadden we afgesproken hiertegen in beroep te gaan bij de Belastingdienst.”

2.10 Bij brief van 7 november 2012 heeft klager verweerder gevraagd naar de stand van zaken.

2.11 Op 27 december 2012 heeft er een gesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden.

2.12 Tijdens het dekenspreekuur van 14 januari 2013 heeft klager klachten ingediend tegen verweerder.

2.13 Op 2 februari 2013 heeft verweerder klager een creditnota gestuurd.

2.14 Op 19 februari 2013 heeft verweerder het bedrag van de creditnota aan klager teruggestort.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat:

a) hij heeft nagelaten om in beroep te gaan tegen een beslissing op bezwaar van 25 mei 2012 van de Belastingdienst Rijnmond, kantoor Rotterdam;

b) hij klager geen creditnota gestuurd heeft voor het bedrag van de eigen bijdrage dat teveel betaald is door klager, terwijl verweerder klager beloofd had het bedrag te restitueren;

c) hij niet, althans zeer laat, gereageerd heeft op een brief van klager van 7 november 2012 waarin hij verweerder verzocht hem mee te delen wat de stand van zaken is met betrekking tot het beroep tegen het afgewezen bezwaarschrift;

d) hij tijdens een gesprek op 27 december 2012, waarbij klager bleek dat er geen beroep was ingesteld, klager heeft laten weten dat hij toestemming had om naar een andere advocaat te gaan;

e) hij de Raad van State niet tijdig bericht heeft dat hij de zaak overnam van mr. X., zodat de Raad van State het pleidooi van mr. X. behandeld heeft;

f) hij zijn brief van 18 mei 2012 aan de belastinginspecteur verstuurd heeft zonder daarover overleg met hem te voeren.

 

4 VERWEER

4.1 De regeling die klager getroffen heeft met de belastinginspecteur is het hoogst haalbare in de zaak van klager. Klager heeft zelf het gesprek gevoerd met de belastinginspecteur en had geen behoefte aan de aanwezigheid van verweerder. Verweerder heeft klager diverse malen meegedeeld dat verder procederen over de beslissing op het bezwaar onnodig tijd en geld zou kosten. Klager was het hiermee eens. Bovendien heeft klager zelf het voorstel van de belastinginspecteur geaccepteerd, zoals blijkt uit zijn brief van 26 juni 2012 aan de belastinginspecteur. Klager heeft in die brief geschreven dat verweerder hiervan op de hoogte was. Er kan verweerder geen verwijt gemaakt worden.

4.2 De verrekening van de teveel betaalde eigen bijdrage zou plaatsvinden nadat bij beëindiging van de zaak de peiljaarverlegging nogmaals getoetst zou zijn door de Raad voor Rechtsbijstand. Klager is hiermee akkoord gegaan. Verweerder heeft dit niet schriftelijk bevestigd. Toen tijdens het gesprek van 27 december 2012 bleek dat klager de teveel betaalde eigen bijdrage terug wilde ontvangen, heeft verweerder daarvoor zorggedragen.

4.3 Verweerder heeft na ontvangst van de brief van 7 november 2012 herhaalde malen tevergeefs geprobeerd klager te bereiken. Er is op 14 en 19 december 2012 telefonisch contact geweest. Uiteindelijk is er een gesprek gevoerd op 27 december 2012. Verweerder betwist dat klager twee weken lang elke dag naar zijn kantoor heeft gebeld om te trachten verweerder te bereiken. Tijdens het gesprek van 27 december 2012 heeft verweerder klager uitgelegd dat de regeling, die klager met de Belastingdienst getroffen had, het hoogst haalbare was. Verweerder heeft klager meegedeeld dat het klager vrij stond om een second opinion te vragen of een andere advocaat te benaderen om de zaak over te nemen.

4.4 Verweerder heeft na de overname van de zaak van klager van mr. X. een pleitnota overgelegd bij de Raad van State. Deze pleitnota is deel gaan uitmaken van het dossier.

4.5 De brief van 18 mei 2012 betrof een uitleg over de inhoud van de diskettes. Verweerder achtte het verzenden van de brief in het belang van klager. De Belastingdienst had immers om inlichtingen gevraagd. Verweerder heeft de belangen van klager behartigd, zoals hij behoorde te doen.

 

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Verweerder dient belangrijke afspraken waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil schriftelijk vast te leggen. Verweerder  de telefoongesprekken met klager op basis waarvan hij aannam dat klager niet in hoger beroep wenste te gaan, niet schriftelijk vastgelegd.

5.2 Klager heeft echter in zijn brief van 26 juni 2012 zelf aan de Belastingdienst geschreven dat hij akkoord gaat met het voorstel en dat zijn advocaat, verweerder, hiervan op de hoogte was. Dientengevolge mocht verweerder ervan uitgaan dat klager geen beroep bij de rechtbank (meer) wilde instellen. Onder die omstandigheden kan klager niet verweten worden dat hij de hiervoor bedoelde telefoongesprekken niet heeft vastgelegd.

5.3 Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.4 Verweerder dient als advocaat nauwgezetheid te betrachten in financiële aangelegenheden. De stelling van verweerder dat hij met klager heeft afgesproken dat eerst later een creditnota zou worden verstrekt, heeft klager betwist. Er is geen schriftelijke vastlegging van de door verweerder gestelde afspraak met klager. Een advocaat dient belangrijke afspraken, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid en geschil, schriftelijk te bevestigen. Nu verweerder dit heeft nagelaten, dient de raad het er voor te houden dat er geen afspraak is gemaakt.

5.5 De raad is verder van oordeel dat verweerder, door pas in februari 2013 een creditnota te sturen en nog later het bedrag aan klager over te maken, in zijn zorgplicht jegens klager tekort geschoten is.

5.6 Het klachtonderdeel is gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.7 Aan de hand van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting heeft de raad niet kunnen vaststellen hoe de contacten tussen partijen zijn geweest naar aanleiding van de brief van 7 november 2012. Gelet op de verklaringen van partijen acht de raad aannemelijk dat partijen over en weer getracht hebben elkaar te bereiken. Hoewel de bespreking van de brief van 7 november 2012 enige tijd op zich heeft laten wachten, oordeelt de Raad dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is.

5.8 Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

5.9 Gelet op het verhandelde ter zitting en de dossierstukken oordeelt de raad dat het verweerder vrij stond om te besluiten dat hij de procedure, die klager voor ogen stond, niet wilde voeren. Een advocaat heeft immers een grote mate van beleidsvrijheid om een zaak al dan niet aan te nemen en kan niet gehouden worden een procedure te voeren waar hij als advocaat niet achter staat. Verweerder heeft door klager te wijzen op de mogelijkheid van een second opinion of het overnemen van zijn dossier, gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamd.

5.10 Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

5.11 Onweersproken is gesteld dat verweerder de behandeling van de zaak van klager op een laat tijdstip, kort voor de mondelinge behandeling bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State, heeft overgenomen en dat verweerder een pleitnota heeft overgelegd bij de Raad van State. Het behoorde op dat moment niet tot de mogelijkheden om nieuwe gronden in te dienen. De raad is niet gebleken dat verweerder onjuist heeft gehandeld.

5.12 Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel f

5.13 Uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting maakt de raad op dat klager bezwaar heeft tegen verzending van de brief van verweerder en niet tegen de inhoud. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij diende te reageren op vragen van de Belastingdienst. De raad is ook overigens niet gebleken dat door verzending van de brief de belangen van klager geschaad zijn. Van enig verwijtbaar handelen is niet gebleken.

5.14 Het klachtonderdeel is ongegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel b gegrond;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

- legt verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 januari 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 21 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl