Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2014:1

Zaaknummer

13-301

Inhoudsindicatie

Klacht over de advocaat van de wederpartij. Nadat eerder een schikking tot stand was gekomen heeft verweerster de gemeente mogen adviseren een bodemprocedure aanhangig te maken tegen klaagster. Verweerster heeft zich niet onnodig grievend over klaagster uitgelaten. Gezien de achtergrond van de klacht heeft verweerster haar stellingen in de dagvaarding mogen verwoorden op de wijze waarop zij dat heeft gedaan. Klaagster kan verweerster niet houden aan de geheimhoudingsplicht, die is opgenomen in een overeenkomst, die zij zelf voor nietig houdt. Alle onderdelen van de klacht zijn kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 3 januari 2014

in de zaak 13-301

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

advocaat te [X]

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 4 december 2013 met kenmerk K 13/131, door de raad ontvangen op 5 december 2013, en van de daarbij gevoegde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klaagster is in conflict gekomen met haar overbuurman. In eerste instantie heeft zij de acties van de politie afgewacht. Toen die uitbleven heeft zij een handhavingsverzoek bij de burgemeester ingediend om tegen de overbuurman bestuursrechtelijke maatregelen te treffen. De gemeente heeft dit verzoek op 12 oktober 2012 afgewezen. Op 27 januari 2013 heeft klaagster haar bezwaarschrift tegen de afwijzing van haar verzoek tot handhaving ingetrokken.

1.3    Naast het aantekenen van bezwaar tegen de afwijzing van haar verzoek tot handhaving heeft klaagster tal van andere procedures in verband met haar geschil met de gemeente aanhangig gemaakt.

1.4    In januari 2013 heeft de gemeente verweerster ingeschakeld om haar bij te staan in de geschillen met klaagster. Verweerster en klaagster hebben per e-mail onder andere contact gehad om de mogelijkheden van een schikking te onderzoeken. In dat verband heeft klaagster per e-mail verweerster zowel met haar voornaam als met haar achternaam aangeschreven en verweerster heeft dat ook gedaan. Voorts is het eenmaal voorgekomen dat verweerster heeft geïnformeerd of klaagster een fijne vakantie heeft gehad. Voor het overige heeft de voorzitter slechts kennisgenomen van e-mails die betrekking hebben op de geschillen van klaagster met de gemeente.

1.5    Op 21 maart 2013 heeft klaagster een vaststellingsovereenkomst met de gemeente gesloten. Overeengekomen is dat klaagster alle lopende bestuursrechtelijke en civiele procedures en verzoeken om schadevergoeding intrekt en dat zij geen nieuwe procedures aanhangig zal maken en/of aangifte meer zal doen. Met betrekking tot deze overeenkomst is geheimhouding overeengekomen. 

1.6    Op 26 mei 2013 heeft klaagster opnieuw een handhavingsverzoek bij de gemeente ingediend nadat zich volgens klaagster nieuwe verwikkelingen hadden voorgedaan die daartoe aanleiding gaven. Het handhavingsverzoek is bij brief van 1 juli 2013 afgewezen. Voorts heeft klaagster de door haar ingetrokken procedures weer heropend.

1.7    Omdat klaagster volgens de gemeente in strijd met de vaststellingsovereenkomst d.d. 26 maart 2013 handelt, zij misbruik maakt van haar recht om bezwaar en beroep aan te tekenen en haar handelwijze belastend is voor de gemeente, heeft verweerster klaagster namens de gemeente gedagvaard tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst op verbeurte van een dwangsom en het betalen van schadevergoeding. Deze procedure loopt nog.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    onrechtmatige en ongepaste adviezen heeft gegeven aan haar cliënte, daarbij oneigenlijke middelen heeft ingezet en geen schikking heeft beproefd

b)    zich onnodig grievend en ongepast vriendschappelijk heeft geuit in de correspondentie

c)    in de dagvaarding onjuistheden en/of onwaarheden heeft opgenomen en suggestieve berichten en chanterende uitlatingen heeft gedaan en daarbij de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

3    VERWEER EN NADERE TOELICHTING / UITBREIDING VAN DE KLACHT

3.1    Het verweer komt waar nodig bij de bespreking van de verschillende klachtonderdelen aan de orde.

3.2    Voor de toelichting en de uitbreiding door klaagster op de klachtonderdelen, die worden besproken onder het kopje 'aanvulling klaagschrift', geldt hetzelfde.

4    BEOORDELING

4.1    Toetsingskader

De klacht betreft het optreden van de advocaat van de wederpartij. Deze advocaat heeft een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn of haar cliënte te behartigen op de wijze die haar goeddunkt. Hij of zij dient de belangen van de cliënt(e) en de stellingen die dienen ter ondersteuning daarvan in vrijheid voor het voetlicht te kunnen brengen en bepleiten. Aan die vrijheid zijn evenwel grenzen. Het is een advocaat niet toegestaan om zich te bedienen van onnodig grievende stellingen. Hij of zij mag voorts geen stellingen poneren waarvan hij of zij weet of in redelijkheid moet weten dat deze feitelijk onjuist zijn. Hij of zij moet, met inachtneming van het voorgaande, de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij respecteren. Dit toetsingskader is in deze zaak van belang.

4.2    Klachtonderdeel 1

Nadat klaagster zich niet langer gebonden achtte aan de vaststellingsovereenkomst, heeft zij in mei 2013 opnieuw een handhavingsverzoek bij de gemeente ingediend. Dat werd afgewezen en zij ging van dat besluit in beroep. Tevens heeft zij de procedures, die zij had ingetrokken nadat de vaststellingsovereenkomst tot stand was gekomen, weer heropend.

4.3    Het is op zijn minst pleitbaar dat klaagster op grond van de vaststellingsovereenkomst verplicht was dat na te laten en met het feit dat verweerster de gemeente heeft geadviseerd om op grond van die overeenkomst tegen klaagster op te treden en voor de gemeente vervolgens is gaan optreden, gaat of ging zij tuchtrechtelijk niet over de schreef. De voorzitter verwijst naar het hiervoor in punt 4.1 uitgewerkte toetsingskader. Dat haar cliënte en zij er niet eerst voor gekozen hebben om - opnieuw - een schikking te bereiken valt - bezien in het licht van het voorgaande - alleszins te begrijpen. Het is een wonderlijk argument tegen de achtergrond van al die verschillende door klaagster geëntameerde nieuwe en heropende procedures.

4.4    Klachtonderdeel 2

    In de e-mailcorrespondentie tussen klaagster en verweerster voorafgaande aan de vaststellingsovereenkomst, waarin werd overlegd over de totstandkoming van die overeenkomst, heeft zich enige vertrouwelijkheid tussen hen ontwikkeld. Op enig moment kwam het tot tutoyeren en gebruikten beiden hun voornaam en die van de ander. Maar het feit dat verweerster daarin is meegegaan (het beginpunt ligt, voor zover te zien, in een e-mailbericht van klaagster van februari 2013) levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. Andere (mogelijk) ongepaste vriendelijkheden of vertrouwelijkheden kan de voorzitter niet zien. Verweerster heeft het op enig moment 'teleurstellend' gevonden dat de zaak weer oplaaide en dat klaagster 'als juriste beter weet'. Dit levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. Het stond verweerster vrij om een dergelijk appel te doen op wat zij zag en mocht zien als het gezond verstand van klaagster. De stelling waarop dat de reactie is, te weten dat de vaststellingsovereenkomst nietig is, een reactie die klaagster te kennen gaf naar aanleiding van het feit dat, zoals zij zelf stelt de vaststellingsovereenkomst door de gemeente werd geschonden, maakt dat begrijpelijk. Een beroep op nietigheid verdraagt zich slecht met een klacht over het feit dat de overeenkomst niet wordt nagekomen. In elk geval mocht verweerster zich zo uiten. De voorzitter ziet geen onnodig grievende uitlatingen van de kant van verweerster, ook niet in de dagvaarding die is uitgebracht om nakoming van de vaststellingsovereenkomst te bewerkstelligen. Dit klachtonderdeel is - eveneens - kennelijk ongegrond.

4.5    Klachtonderdeel 3

    Het feitelijke relaas van verweerster in de dagvaarding zal van dat van klaagster verschillen, maar de visie op wat na de vaststellingsovereenkomst rechtens behoort te zijn doet dat ook. De voorzitter ziet geen tuchtrechtelijk verwijt. Klaagster kan de cliënte van verweerster niet houden aan een geheimhoudingsplicht die is gebaseerd op een overeenkomst die zij zelf voor nietig houdt en (onder meer) om die reden niet verder wenst na te komen. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

4.6    Aanvulling klaagschrift

    De 'Aanvulling klaagschrift', de repliek van klaagster, leidt nog tot nadere overwegingen.

4.7    Het is een misvatting dat de gemeente (of verweerster in haar stellingen die zij namens de gemeente aan de orde heeft gesteld) van klaagster zou verlangen dat zij nooit meer een handhavingsverzoek zou doen.

4.8    Verweerster heeft in haar antwoord op de klacht de deken voorzien van de dagvaarding in de zaak die voor de rechtbank Den Haag tegen klaagster is aangespannen. Dat stond haar vrij, het verweer dat zij moest kunnen voeren maakte dat (vermoedelijk) ook aangewezen.

4.9    Dat verweerster tegenover de raadsman van klaagster in strijd met de vaststellingsovereenkomst zou hebben gehandeld door de verplichting tot geheimhouding van de gemeente te schenden, komt niet uit de verf.

4.10    De veelheid van zaken en de belasting die dit voor de gemeente betekende maakt een vergelijking met de zaak van de 'Dordtse huisjesmelker' niet ongepast. Het is een visie, waarover de tuchtrechter zich in het licht van het hiervoor in punt 4.1 beschreven toetsingskader niet behoort of behoeft uit te spreken. Pleitbaar is zeker dat klaagster in verband met de kwestie een grote druk legde en legt op het gemeentelijk apparaat.

4.11    Aan de sommatie van klaagster aan de gemeente om haar raadsman alleen te benaderen over de dagvaardingszaak (omdat zij de overige kwesties zelf afhandelt) zijn de gemeente noch verweerster gebonden. Klaagster bepaalt nu eenmaal niet waarover verweerster met klaagsters raadsman van gedachten wisselt.

4.12    Het ligt niet op de weg van verweerster om de gemeente aan te sturen in die zin dat de gemeente 'op internet' geen informatie over klaagster verzamelt en daaruit conclusies trekt. Dat laatste daargelaten de vraag of dat allemaal feitelijk juist is.

4.13    Verweerster heeft zich in de punten 44 en 45 van de dagvaarding, die werd uitgebracht omdat klaagster zich niet hield aan de vaststellingsovereenkomst, krachtig uitgelaten over klaagster. Maar, in het licht van het eerder genoemde toetsingskader en in samenhang met de feiten waarop zij zich baseert ligt ook daarin geen tuchtrechtelijk verwijt. Over de feitelijke juistheid van die stellingen zal de rechtbank Den Haag zich moeten uitspreken. Dat is niet aan de tuchtrechter.

4.14    Ook de stellingen geponeerd in de 'aanvulling klaagschrift' zijn kennelijk ongegrond.

4.15    Klaagster heeft zich nadat het dossier door de deken was doorgeleid naar de raad, bij brief d.d. 11 december 2013 tot de raad gewend. De voorzitter heeft kennisgenomen van deze brief. De inhoud van deze brief leidt niet tot een ander oordeel. Het levert daarom geen manco op dat verweerster zich over deze brief niet heeft kunnen uitlaten.

4.16    Het is niet aannemelijk dat een behandeling ter zitting een ander licht zal werpen op de zaak. Op de klacht kan daarom door de voorzitter met toepassing van artikel 46g Advocatenwet worden beslist. De klacht wordt afgewezen.

BESLISSING

De klacht wordt afgewezen.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol voorzitter, met bijstand van mr. A. Huber als griffier op 3 januari 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 januari 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten