Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:213

Zaaknummer

OB 74 - 2014

Inhoudsindicatie

Inhoud gelijk aan onderdeel klacht inzake OB 91-2014. Schending van de geheimhoudingsverplichting.

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar gegrond. Geen maatregel.

Uitspraak

Beslissing van 8 september 2014

in de zaak OB 74 – 2014

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

 

 

       

deken

 

tegen:

 

 

 

                                        verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 24 maart 2014 met kenmerk nr. 48/14/043K, door de raad ontvangen op 25 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 30 juni 2014 2014 in aanwezigheid van klager, verweerder en zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 24 maart 2014 met bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft vanaf 1 januari 2012 als advocaat-stagiaire in loondienst bij het kantoor van mr. X gewerkt. Mr. X was de patroon van verweerder. Op 1 en 2 juli 2013 heeft mr. X in de zakelijke computer van verweerder een softwareprogramma laten plaatsen/installeren dat alle handelingen op de computer bijhoudt/registreert en rapporteert. Het betreffende onderzoek is door een ICT-bedrijf uitgevoerd in opdracht van mr. X. Uit dit onderzoek is gebleken dat verweerder bij e-mails van 1 juli 2013  stukken met betrekking tot kantooraangelegenheden via zijn privé e-mailaccount naar het e-mailaccount van zijn vader heeft gestuurd en voorts diverse zakelijke emails heeft doorgezonden naar zijn privé e-mailaccount. Ook stuurde verweerder bij e-mail van 2 juli 2013 een lijst van alle zaken die hij in behandeling had naar zijn privé e-mailaccount en naar zijn vader.

2.2      Mr. X heeft verweerder vervolgens op 2 juli 2013 op staande voet ontslagen naar aanleiding van deze beweerdelijke overtreding van het geheimhoudingsbeding dat op verweerder rustte. Mr. X heeft het ontslag op staande voet bij brief van 2 juli 2013 schriftelijk bevestigd, welke brief door verweerder voor akkoord is ondertekend.

2.3      Naar aanleiding van het ontslag op staande voet heeft er op 8 augustus 2013 een gesprek ten kantore van de deken plaatsgevonden. De bemiddeling van de deken heeft er niet toe geleid dat partijen overeenstemming hebben bereikt.

2.4      Mr. X heeft zich vervolgens bij brief van 29 augustus 2013 met een  klacht tot de deken gewend.

 

3          HET DEKENBEZWAAR

Het bezwaar van de deken  houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder kantoorinformatie alsmede een complete lijst van door hem behandelde dossiers heeft gedeeld met zijn vader en vervolgens heeft gesteld dat zijn vader gerechtigd zou zijn tot deze informatie, omdat deze als systeembeheerder een geheimhoudingsverklaring had getekend.

 

4             VERWEER

4.1      Verweerder stelt zich op het standpunt dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder erkent dat hij af en toe e-mails van zijn kantooradres naar zijn privé e-mailaccount heeft doorgezonden. Volgens verweerder ging het daarbij meestal echter om informatie benodigd voor zaken waaraan hij op dat moment werkte. Ook ging het om positieve reacties van cliënten. Verweerder is van mening dat mr. X zich op wederrechtelijke wijze toegang heeft verschaft tot zijn privé e-mailaccount.

4.2      Verweerder merkt daarnaast op dat zijn vader, aan wie een aantal mails zijn gericht, optrad als systeembeheerder van verweerder. De vader van verweerder had reeds op 2 november 2007 een geheimhoudingsverklaring ondertekend. Daarnaast geldt dat de vader van verweerder de informatie die naar hem is gezonden direct heeft verwijderd. Door de onmiddellijke verwijdering van de betreffende informatie heeft mr. X volgens verweerder geen enkele schade geleden en zal door mr. X ook geen schade worden geleden. Nog afgezien daarvan geldt dat de informatie die op het lijstje stond volgens verweerder niet van zodanige aard is dat een buitenstaander daar ook maar iets mee zou kunnen aanvangen. Verweerder is dan ook van mening dat door hem het geheimhoudingsbeding niet is overtreden en niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.

4.3      Ter zitting heeft verweerder verklaard spijt te hebben van het verzenden van gegevens aan zijn vader.

 

5          BEOORDELING

5.1      De raad overweegt dat de verplichting tot geheimhouding heeft te gelden als een fundamenteel beginsel voor de advocaat in de uitoefening van zijn beroep, dat slechts in uiterst zeldzame gevallen uitzondering lijdt. Die geheimhouding geldt zowel de bijzonderheden van door de advocaat behandelde zaken als de persoon van zijn cliënt(en) en de aard en omvang van diens belangen. Door een zakenlijst aan zijn vader te sturen waarop niet alleen de zaaknamen staan, maar tevens inhoudelijke informatie,  heeft verweerder  zijn geheimhoudingsplicht geschonden. De raad is van oordeel dat verweerder daarvan  een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder had zich moeten realiseren dat hij de door hem opgestelde zakenlijst niet met zijn vader had mogen delen. Het feit dat de vader van verweerder in het verleden een geheimhoudingsverklaring had ondertekend maakt dat niet anders. De gegevens zijn aan de vader niet toegezonden in diens functie als systeembeheerder van verweerders privé-account, maar geheel los daarvan.

5.2       Het onderhavige dekenbezwaar is gelijk aan het eerste onderdeel van de klacht van mr X, de voormalige patroon van verweerder, in de zaak die de raad eveneens op 30 juni 2014 heeft behandeld (kenmerk OB 91-2014). Dat klachtonderdeel is door de raad gegrond bevonden, evenals de overige onderdelen van die klacht. Aan verweerder is in verband daarmee de maatregel van berisping opgelegd.

5.3      Gelet op het onder 5.2 vermelde zal de raad in deze zaak volstaan met gegrondverklaring van het dekenbezwaar en niet opnieuw een maatregel opleggen.

 

              BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het dekenbezwaar gegrond en legt aan verweerder vanwege de samenhang met de beslissing in de klachtzaak OB 91-2014 geen maatregel op.

 

 

Aldus gewezen door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans , voorzitter, mrs. E.J.D.J.M. Kneepkens, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 september 2014.                       

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 september 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl