Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:356
Zaaknummer
7043
Inhoudsindicatie
Na tussenbeslissing heeft het hof een getuige gehoord. Hof oordeelt dat verweerder die optrad ald advocaat van de werkgever aan de bedrijfsarts de indruk heeft gegeven dat een regeling was getroffen waardoor de bedrijfsarts (achteraf ten onrechte) dacht dat zich een situatie als bedoeld in de STECR regeling voordeed. Gegrond. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 19 december 2014
in de zaak 7043
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET VERDERE GEDING IN HOGER BEROEP
1.1 Het hof heeft in deze zaak op 23 juni 2014 een tussen beslissing gewezen. De loop van het geding in hoger beroep tot aan die tussenbeslissing is daarin weergegeven.
1.2 Op basis van die beslissing is op 17 november 2014 op verzoek van verweerder X. als getuige gehoord. Van dit verhoor is een proces verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt en onderdeel van het dossier is geworden. Partijen hebben ter zitting verklaard er mee in te stemmen dat op basis van de stukken thans een beslissing zal worden gegeven.
2 NADERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
2.1 De getuige heeft onder meer verklaard: “ik heb contacten met advocaten die zich bezig houden met arbeidsrecht. Ik sprak verweerder met enige regelmaat. Op 26 juli 2011 heb ik contact gehad met verweerder. Ik weet niet meer op wiens initiatief. We hebben telefonisch een aantal zaken doorgenomen en ook de kwestie van Klager. Verweerder zei dat klager maar deels ziek was en dat klager eigenlijk op grond van de Stecr-regeling niet in de Ziektewet thuis hoorde. De Stecr-regeling houdt in dat een arbeidsgeschil wordt gedemedicaliseerd. De werknemer wordt snel hersteld verklaard, maar tegelijkertijd vrijgesteld voor het verrichten van zijn werkzaamheden om partijen ruimte te bieden om tot een regeling te komen. Het is bewust neutraler dan op non-actiefstelling, want dat is het ook niet.
en naar aanleiding van een vraag van klager: “ Als klager zegt dat hij meteen ontslag kreeg nadat hij hersteld was verklaard kan ik alleen maar zeggen dat ik daar niet mee bekend was. Dat heeft verweerder mij destijds niet gezegd.”
2.2 Uit de verklaring van de getuige, bezien in samenhang met de reeds in de tussen beslissing vastgestelde feiten valt af te leiden dat verweerder in juli 2011 als vertegenwoordiger van de toenmalige werkgever van klager, met de heer Van X. contact heeft gehad en gesproken heeft over de situatie waar klager zich in bevond.
2.3 Eveneens valt daaruit af te leiden dat de inhoud van dat gesprek voor de heer van X. aanleiding was om klager, die tot dat moment bij een collega van de heer X. cliënt was, op te roepen voor een afspraak en tevens om aan zijn collega Y., bij wie klager tot dat moment onder controle was, mee te delen dat er een regeling was getroffen, inhoudende dat betrokkene niet meer behoefde te werken, maar dat de arbeidsongeschiktheid moest worden stopgezet.
De verklaring van de heer X. biedt derhalve geen steun voor de stelling van verweerder dat hij in zijn contact met de heer X. nooit gesproken zou hebben over een regeling.
2.4 Op het spreekuur van vrijdag 26 augustus 2011 is aan klager meegedeeld, naar aanleiding van het gesprek tussen de heer X. en verweerder, dat met de werkgever was afgesproken dat betrokkene op non-actief zou worden gesteld bij herstelmelding in verband met een regeling. De herstelmelding (aan de werkgever) per 1 september 2011 bevatte een soortgelijk bericht.
2.5 In plaats van met klager en /of zijn raadsman het overleg te openen heeft verweerder echter op 31 augustus 2011 in een uitvoerig gemotiveerde brief een ontslagvergunning aangevraagd wegens disfunctioneren en verwijtbaar handelen en nalaten.
2.6 Het hof concludeert derhalve dat verweerder bij de bedrijfsarts de indruk heeft gewekt dat er een regeling was getroffen, dan wel in het kader van de Stecr-regeling zou worden getroffen, hetgeen voor verweerder– zoal hem dit niet duidelijk was op basis van het gesprek met de heer X.- in ieder geval af te leiden was uit de tekst van de herstelmelding en dat verweerder na die herstelmelding geen overleg met klager(s advocaat) heeft gevoerd maar integendeel, onverwijld een ontslag aanvrage heeft ingediend wegens disfunctioneren en verwijtbaar handelen en nalaten van klager.
2.7 In deze tuchtrechtelijke procedure zal het Hof thans verweerders handelwijze beoordelen aan de hand van de vaste maatstaf voor de beoordeling van een klacht van de wederpartij. Die luidt, voor zover ten deze van belang, dat de advocaat een ruime mate van vrijheid heeft de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt en dat die vrijheid niet ten gunste van een tegenpartij mag worden beknot, tenzij de belangen van de wederpartij daarbij nodeloos of op ontoelaatbare wijze worden beknot.
2.8 Verweerders handelwijze beoordeelt het hof aan de hand van deze maatstaf als gedrag dat een behoorlijk advocaat niet betaamt, nu het geen betoog behoeft dat klagers belangen in zijn arbeidsconflict met verweerders cliënt op ontoelaatbare wijze konden worden geschaad door verweerders handelwijze.
2.9 Het hof acht dan ook de klacht gegrond en zal aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing opleggen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 december 2013, onder nummer 13-142, voor zover de klacht ongegrond is verklaard;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.D.R.M. Boumans, C.A.M.J. Raymakers en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2014.