Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:356

Zaaknummer

14-311A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Vrijheid van handelen. Geen toepassing gedragsregel 19.

Uitspraak

Beslissing van 15 december 2014

in de zaak 14-311A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 18 november 2014 met kenmerk 4014-0613, door de raad ontvangen op 20 november 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is op 1 september 2011 voor onbepaalde tijd als advocaat-stagiaire in dienst getreden van het advocatenkantoor van mr. V.

1.3 Klager heeft in oktober 2013 een aantal toevoegingsvergoedingen voor zaken waarvan de toevoegingen op zijn naam stonden, laten uitbetalen op zijn bankrekening in plaats van op de bankrekening van zijn werkgever,

mr. V. Na overleg tussen klager, mr. V en een lid van de Raad van Toezicht heeft klager het bedrag aan toevoegingsvergoedingen alsnog aan mr. V betaald, behoudens een bedrag van € 3.104,95 dat hij wenste te verrekenen in verband met door hem gemaakte onkosten.

1.4 Per 13 april 2014 is klager ziek gemeld.

1.5 Per 25 april 2014 is klager geschrapt van het tableau vanwege het niet voltooien van de beroepsopleiding.

1.6 Op 28 april 2014 heeft klager aan de Raad voor Rechtsbijstand verzocht om toevoegingsvergoedingen voor alle zaken waarvan de toevoeging op zijn naam stond, niet uit te betalen.

1.7 Bij brief van 29 april 2014 heeft mr. V klager meegedeeld dat hij het dienstverband met klager wenste te beëindigen, onder meer vanwege de schrapping van klager van het tableau.

1.8 Op 6 mei 2014 heeft mr. V twaalf aan klager gerichte schriftelijke afwijzingen van aanvragen voor toevoegingsvergoedingen ontvangen, waarbij is vermeld:

Wegens het uitdrukkelijk telefonisch verzoek van [klager] worden alle nog openstaande declaraties op naam van [klager] afgewezen.

1.9 Op 7 mei 2014 heeft mr. V klager opgeroepen voor een gesprek in de middag van 8 mei 2014. Klager heeft in de ochtend van 8 mei 2014 bericht dat hij, in overleg met zijn arts, niet zal verschijnen bij het gesprek van die middag.

1.10 Op 9 mei 2014 heeft mr. V klager op staande voet ontslagen en nadien heeft mr. V klager geen loon meer betaald.

1.11 Op 30 mei 2014 heeft klager een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van het ontslag op staande voet.

1.12 Bij dagvaarding van 5 juni 2014 heeft klager mr. V in kort geding gedagvaard en – kort gezegd – loondoorbetaling gevorderd. Mr. V heeft zich in deze kort geding procedure laten bijstaan door verweerder. In reconventie heeft mr. V – onder meer – terugbetaling van het bedrag ad € 3.104,95 gevorderd.

1.13 Bij vonnis van 7 juli 2014 heeft de kantonrechter (als voorzieningenrechter) de vorderingen van klager afgewezen en hem in reconventie veroordeeld tot betaling aan mr. V van een bedrag van € 3.104,95, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

1.14 Bij e-mail van 10 juli 2014 aan de advocaat van klager heeft verweerder onder meer geschreven:

In de bijlage het vonnis in bovengemelde zaak. Ik verneem graag van u per ommegaande of uw cliënt vrijwillig voldoet.

1.15 Bij e-mail van 11 juli 2014 aan de advocaat van klager heeft verweerder onder meer geschreven:

Graag verneem ik uiterlijk vóór 15.00 uur van u of uw cliënt vrijwillig aan het vonnis zal voldoen bij gebreke waarvan ik het vonnis bij uw cliënt zal laten betekenen; de daarvoor te maken kosten zullen op uw cliënt worden verhaald.

1.16 Op 15 juli 2014 heeft de deurwaarder in opdracht van verweerder het vonnis aan klager betekend en bevel tot betaling gedaan.

1.17 Bij e-mail van 22 juli 2014 aan verweerder heeft de advocaat van klager geschreven:

Zoals bekend is cliënt wegens klachten van burn out uitgevallen en is in afwachting van zijn beslissing op de ZW uitkering aanvraag. Zodra deze toegekend is, zal cliënt een aanvang maken met het betalen van de kosten.

Ik verzoek u dan ook om hiermee rekening te houden.

1.18 Op 31 juli 2014 heeft de deurwaarder ten laste van klager derdenbeslag gelegd onder de Rabobank.

1.19 Bij faxbrief van 1 augustus 2014 aan de deurwaarder heeft klager onder meer geschreven:

Tegen het vonnis zal hoger beroep worden ingesteld aangezien de toegewezen vordering op onjuiste gronden geschiedde.

Aangezien het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard is, stel ik voor om een betalingsregeling te treffen. Ik stel voor om een maandelijks bedrag van

€ 150 aan uw opdrachtgever via u te voldoen. Ik wijs u wel erop dat deze betaling uitdrukkelijk onder protest geschied.

1.20 Bij brief van 11 augustus 2014 aan de advocaat van klager (verzonden per fax en per e-mail) heeft verweerder laten weten:

Naar aanleiding van het bericht van uw cliënt d.d. 1 augustus 2014 bericht ik u als volgt. Cliënt kan niet akkoord gaan met de door uw cliënt voorgestelde betalingsregeling en stelt uw cliënt nog eenmaal in de gelegenheid aan zijn betalingsverplichting te voldoen.

Het volledige bedrag dient uiterlijk vrijdag 15 augustus a.s. te zijn bijgeschreven op de [derdenrekening van verweerder] onder vermelding van dossiernummer [dossiernummer]. Bij gebreke van tijdige c.q. niet volledige betaling zal zonder nadere aankondiging het faillissement van uw cliënt worden aangevraagd. Cliënt vertrouwt vooralsnog dat het niet zover behoeft te komen.

1.21 Bij e-mail van 13 augustus 2014 aan verweerder heeft klager geschreven:

In antwoord op uw brief van 11 augustus jl. bericht ik u als volgt.

De inhoud van uw (chantabele) brief is aanleiding om deze onder de aandacht van de plaatselijke Deken te brengen. Ik zal mij dan ook tot de Deken wenden.

1.21 Bij brief van 15 augustus 2014 aan de deken heeft klager de onderhavige klacht jegens verweerder ingediend.   

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) met executiemaatregelen heeft gedreigd zonder klager een redelijke termijn voor beraad te hebben gegeven;

b) zich tijdens schikkingsonderhandelingen met de advocaat van klager arrogant heeft opgesteld en zich bovendien rechtstreeks tot klager heeft gewend, terwijl verweerder wist dat klager door een advocaat werd bijgestaan;

c) feiten heeft geponeerd, waarvan hij weet of behoort te weten, dat deze onjuist zijn.

3 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

3.1 Met klachtonderdeel a) verwijt klager verweerder dat hij in strijd zou hebben gehandeld met gedragsregel 19, die bepaalt dat een advocaat verplicht is, alvorens hij overgaat tot het nemen van maatregelen en in het bijzonder tot het nemen van executoriale maatregelen, zijn wederpartij of diens advocaat van zijn voornemen kennis te geven. In beginsel dient hij daarbij een redelijke tijd voor beraad te geven. Uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden blijkt dat klager op 10 juli 2014 in kennis is gesteld van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van de kantonrechter van 7 juli 2014. De advocaat van klager is bij e-mails van 10 en 11 juli 2014 verzocht te laten weten of klager vrijwillig aan het vonnis zou voldoen. Omdat een reactie uitbleef, is het vonnis op 15 juli 2014 aan klager betekend en is bevel tot betaling binnen twee dagen gedaan. Vanwege het opnieuw uitblijven van reactie zijdens klager is beslag gelegd, waarna klager op 1 augustus 2014 een (voor de opdrachtgever van verweerder onacceptabel) betalingsvoorstel heeft gedaan. Op 11 augustus 2014 is klager nogmaals gesommeerd om aan het vonnis te voldoen en is hem (nogmaals) een termijn van vier dagen gegund om alsnog vrijwillig na te komen, zulks onder aankondiging van een faillissementsaanvraag.

3.2 Met verweerder is de voorzitter van mening dat klager vanaf 10 juli 2014 ruimschoots in de gelegenheid is gesteld om vrijwillig aan het vonnis te voldoen. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat een voorafgaande kennisgeving van het concrete voornemen tot het beslag niet vereist  is, nu dit het beslag zinledig had gemaakt. De advocaat van klager is op 11 augustus 2014 op de hoogte gesteld van het voornemen tot het indienen van een faillissementsrekest, waarna klager nog vier dagen de tijd is gegeven voor beraad. Gelet op de hiervoor geschetste feitelijke gang van zaken is de voorzitter met verweerder van oordeel dat dit een redelijke termijn is.

3.3 Het klachtonderdeel mist derhalve feitelijke grondslag en is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

3.4 Klager verwijt verweerder zich arrogant te hebben opgesteld tijdens schikkingsonderhandelingen met zijn advocaat. Nu verweerder zulks gemotiveerd heeft betwist, kan de voorzitter zulks niet vaststellen. Voorts verwijt klager verweerder zich rechtstreeks tot hem te hebben gewend, terwijl hij wist dat klager werd bijgestaan door een advocaat. Verweerder heeft aangevoerd dat hij in een vrije zittingszaal schikkingsonderhandelingen voerde met de advocaat van klager en dat klager zonder uitnodiging daartoe de zittingszaal betrad en zich in het gesprek mengde. Verweerder was van mening dat de aanwezigheid van klager op dat moment niet paste. Hij heeft daarop de situatie zo beoordeeld dat het in bijzijn van klager bij diens advocaat aan de orde stellen van het in die omstandigheden ongebruikelijke gedrag van diens cliënt, schadelijker zou zijn dan het direct aanspreken van klager. Vervolgens heeft verweerder klager verzocht om de zittingszaal te verlaten. Klager heeft deze door verweerder gestelde toedracht niet weersproken, zodat de voorzitter daarvan uitgaat. De gedragsregel waar klager op doelt is (gedragsregel 18) is niet geschreven voor de door verweerder omschreven situatie, namelijk de situatie waarin verweerder klager feitelijk heeft aangesproken op diens gedrag. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

3.5 Met klachtonderdeel c) verwijt klager verweerder feiten te hebben gedebiteerd, terwijl hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist waren.

3.6 De voorzitter beoordeelt dit klachtonderdeel aan de hand van de volgende maatstaf. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

3.7 Verweerder heeft onweersproken gesteld dat de feiten waar klager op doelt citaten betreffen van door verweerder kennelijk ter zitting gedane uitlatingen betreffende door zijn cliënt (en diens medewerkers) afgelegde verklaringen. Verweerder heeft er naar het oordeel van de voorzitter terecht op gewezen dat de citaten (zo deze al juist zijn) verklaringen zijn van zijn cliënt, op de juistheid waarvan hij – op grond van voormelde maatstaf – mocht afgaan.

3.8 Ook dit klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.  

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 15 december 2014.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 december 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.