Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:270

Zaaknummer

ZWB 3 - 2014

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerster is tekortgeschoten bij de behandeling van klaagsters alimentatiezaak.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 3 november2014

     in de zaak ZWB3-2014

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klaagster

 

tegen:

 

 

 

 

verweerster

 

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 2 januari 2014met kenmerk K12/13-009a, b en cheeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabantde klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 22 september 2014. Ter zitting van 22 september 2014zijn verschenen klaagsteren verweerster, vergezeld van haarkantoorgenoten mrs. G. en B., tegen wie klaagster eveneens klachten heeft ingediend, bij de raad bekend onder de zaaknummers ZWB1-2014 en ZWB2-2014. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 2 januari 2014 met bijlagen.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster is werkzaam bij het kantoor van mr. G. dat zowel in Nederland als in Spanje kantoor houdt.. Klaagster heeft verschillende malen met verweersters kantoorgenoot, mr. G., gesproken op het kantoor in M. over verschillende in Nederland en Spanje gerezen problemen. Bij brief d.d. 20 oktober 2011 heeft mr. G.de door klaagster verstrekte opdracht om haar in diverse geschillen bij te staan schriftelijk bevestigd.

 

2.2      Vervolgens zijn verweerster en haar kantoorgenoot, mr. B., inhoudelijk werkzaamheden voor klaagster gaan verrichten, terwijl de betrokkenheid van mr. G., behoudens het schrijven van een eerste brief aan klaagsters echtgenoot in verband met de echtscheidingszaak, zeer beperkt is gebleven. Klaagster heeft zich er een aantal malen over beklaagd dat niet mr. G., maar verweerster en haar kantoorgenoot mr.B., haar zaken behandelden. Mr. G. heeft klaagster steeds te verstaan gegeven dat hij van mening was dat klaagsters zaken in goede handen waren bij verweerster en haar kantoorgenoot mr. B.

 

2.3      Verweerster heeft een alimentatiekwestie voor klaagster behandeld. Haar kantoorgenoot mr. B.heeft zich bezig gehouden met een huurkwestie die zich afspeelde in Spanje en met een huurkwestie die zich afspeelde in Nederland.

 

2.4      Verweerster heeft klaagster geadviseerd om aan de Nederlandse rechtbank voorlopige voorzieningen te verzoeken met betrekking tot een onderhoudsbijdrage voor klaagster en haar kinderen. In dat verband heeft verweerster op 18 november 2011 een conceptverzoekschrift aan klaagster toegezonden. In de begeleidende brief heeft verweerster aan klaagster medegedeeld dat zij nog een aantal gegevens van klaagster nodig had voordat het verzoekschrift kon worden ingediend. Op 7 december 2011 heeft verweerster klaagster bericht dat het verzoekschrift niet kon worden ingediend zolang klaagster de ontbrekende gegevens niet had aangeleverd.

 

2.5      Nadat klaagster verweerster op 16 december 2011 had gevraagd naar de stand van zaken heeft verweerster klaagster op 19 december 2011 als volgt geantwoord:

“Op 24 november jl. heb ik u telefonisch bericht dat u bij het LBIO kunt verzoeken om betaling van achterstallige alimentatie. Hiervoor hebt u de originele beschikking nodig. U dient dit verzoek zelf aan het LBIO te richten. Op 18 november jl., 24 november jl., 30 november jl., 7 december jl. en 13 december jl. heb ik u per e-mail bericht en/of telefonisch met u gesproken over de mogelijkheid om voorlopige voorzieningen aan te vragen inhoudende kinder- en partneralimentatie. Dit gaat om een bijdrage voor de toekomst. Hiervoor heb ik de gegevens nodig die ik u bij e-mail d.d. 18 november jl. heb verzocht. Zonder deze gegevens is het NIET mogelijk om alimentatie te verzoeken. Ik verzoek u derhalve per omgaande deze gegevens aan mij toe te zenden.”

 

 

2.6      Bij e-mailbericht d.d. 20 december 2011 heeft klaagster verweerster bericht dat zij al meerdere keren had aangegeven dat zij geen stukken had met betrekking tot de in Spanje uitgesproken alimentatieverplichting. Klaagster wist ook niet bij welke rechtbank de alimentatiebeschikking was uitgesproken.

 

2.7      Op 20 december 2011 heeft verweerster klaagster geantwoord dat het niet mogelijk was om zonder de Spaanse beschikking nakoming van de alimentatieverplichtingen te realiseren. Verweerster heeft klaagster geadviseerd om het verzoekschrift voorlopige voorzieningen in Nederland in te dienen en zij heeft klaagster verzocht om in dit verband nog ontbrekende gegevens aan te leveren.

 

2.8      Op 25 januari 2012 heeft klaagster verweerster bericht dat zij gegevens over de Spaanse beschikking had gevonden, maar de bijlage bij klaagsters e-mailbericht kon door verweerster niet worden geopend. Klaagster heeft vervolgens gegevens in een nieuw e-mailbericht opgenomen, welke gegevens diezelfde dag door verweerster zijn doorgegeven aan haar Spaanse collega’s.

 

2.9      Op 8 februari 2012 heeft verweerster van haar Spaanse collega’s vernomen dat op basis van de door klaagster aangeleverde gegevens de uitspraak nog steeds niet kon worden achterhaald.

 

2.10    De werkzaamheden zijn op 8 februari 2012 opgeschort wegens gebrek aan vertrouwen aan de zijde van klaagster in verweersters kantoor en het onbetaald laten van declaraties, waarna uitvoerig is gecorrespondeerd en gesproken over de mogelijkheden om de werkzaamheden toch weer op te pakken. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid. Op 18 april 2012 heeft klaagsters nieuwe advocaat verweersters kantoor benaderd met het verzoek alle dossiers aan hem over te dragen.

 

 

 

 

 

 

 

3          KLACHT

 

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat zij:

1.      een jaar nodig heeft gehad om het probleem ter zake de achterstallige betaling van de alimentatie, waartoe de Spaanse rechter klaagsters ex-man had verplicht, op te lossen, terwijl de opvolgend advocaat de zaak in vijf minuten had geklaard;

2.      het dossier niet heeft doorgestuurd aan haar nieuwe advocaat.

             

4          VERWEER

 

4.1      Klachtonderdeel 1

Klaagster had verweerster verzocht om nakoming van de alimentatiebeschikking af te dwingen, waarna geprobeerd is om in Spanje de beschikking te achterhalen. Klaagster had geen kopie van de beschikking en beschikte ook niet over enige andere gegevens waarmee de beschikking zou kunnen worden achterhaald. Op 20 december 2011 is klaagster daarvan op de hoogte gesteld en is zij (nogmaals) geadviseerd om een voorlopige voorziening te vragen. Op 25 januari 2012 meldde klaagster aan verweerster dat zij de beschikking had gevonden, maar de bijlage bij klaagsters e-mailbericht kon niet worden geopend. Klaagster zond vervolgens een geschreven weergave van de bijlage. Dat e-mailbericht is doorgestuurd naar Spanje. Op 8 februari 2012 vernam verweerster dat deze informatie niet correct dan wel volledig was. Dit is niet meer rechtstreeks aan klaagster bericht omdat de werkzaamheden op dat moment reeds waren opgeschort.

4.2      Klachtonderdeel 2

 

          Het volledige dossier is wel degelijk doorgestuurd aan klaagsters nieuwe advocaat. Op 18 april 2012 zijn de stukken per fax en per post aan klaagsters nieuwe advocaat verzonden. Op 9 mei 2012 zijn er per koerier bonnetjes nagezonden. Op 5 oktober 2012 is het originele huurcontract per aangetekende brief aan klaagster verzonden.

 

 

 

5          BEOORDELING

              5.1    Klachtonderdeel 1

De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 van de Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes-zoals over procesrisico en kostenrisico- waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

              5.2     Uit de hierboven onder overweging 2.4 tot en met 2.9 weergegeven vaststaande feiten blijkt dat klaagster tot 25 januari 2012 niet beschikte over de Spaanse alimentatiebeslissing, noch over gegevens waarmee die beslissing kon worden achterhaald. Klaagster bleef voorts in gebreke met het aanleveren van gegevens die nodig waren om bij de Nederlandse rechter een verzoekschrift in te dienen. Toen klaagster op 25 januari 2012 alsnog gegevens over de Spaanse alimentatiebeslissing aan verweerster doorgaf, heeft verweerster die gegevens dezelfde dag doorgestuurd aan haar Spaanse collega’s. Eerst op 8 februari 2012 vernam verweerster dat de door klaagster aangeleverde gegevens niet juist dan wel niet toereikend waren om de beslissing te kunnen achterhalen. Diezelfde dag werden de werkzaamheden in klaagsters zaken door verweersters kantoor opgeschort en omdat het niet meer lukte om tot overeenstemming te komen is de behandeling van klaagsters zaken op 18 april 2012 overgedragen aan klaagsters nieuwe advocaat.

              5.3     De raad is op basis van het voorgaande van oordeel dat klaagster er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat verweerster de alimentatiekwestie onjuist dan wel met onvoldoende voortvarendheid heeft behandeld. Verweerster heeft herhaaldelijk aan klaagster duidelijk gemaakt dat zij, in afwachting van door klaagster aan te leveren gegevens, niet kon overgaan tot het aanhangig maken van een gerechtelijke procedure. Het eerste onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

 

              5.4     Klachtonderdeel 2

                        Klaagster heeft gesteld dat het dossier niet is doorgestuurd aan haar nieuwe advocaat, hetgeen gemotiveerd door verweerster is weersproken. Verweerster heeft gesteld dat de stukken op 18 april 2012 per fax en per post aan klaagsters nieuwe advocaat zijn verzonden, in welk verband ook een verzendbevestiging van het faxbericht is overgelegd. Verweerster heeft voorts gesteld dat er op 9 mei 2012 enkele stukken per koerier zijn nagezonden en dat het originele huurcontract op 5 oktober 2012 per aangetekende brief aan klaagster is verzonden.

5.5     In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerster maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is in deze zaak niet het geval.

 

5.6     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in beide onderdelenongegrond moeten worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

              verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven doormr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. A.J. Sol, P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, J.J.M. Goumans, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 november2014.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 november 2014      

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagster

-       verweerster

en per e-mail verzonden aan:

-       de deken in het arrondissementZeeland-West-Brabant

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              klaagster

-             verweerster

-             de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-             de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl