Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:188

Zaaknummer

L 174 - 2014

Inhoudsindicatie

Tekortkomingen in een rapport van een medisch deskundige kunnen de advocaat niet worden aangerekend. Ook niet als hij daarvan op de hoogte is. Hij kan daarvan juist ter voordele van zijn cliënt gebruik maken.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 16 juli 2014

in de zaak L 174-2014

naar aanleiding van de klacht van:

                                              

 

klaagster

 

tegen:

 

 

verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 18 juni 2014 met kenmerk DOK 14-020 , door de raad ontvangen op 19 juni 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klaagster heeft zich in 2009 gewend tot verweerder met het verzoek haar bij te staan in een medische aansprakelijkheidskwestie. Verweerder heeft de zaak aan zijn medisch adviseur N voorgelegd. Deze heeft op 21 december 2009 (positief) advies uitgebracht, en onder meer geconcludeerd dat bij de operatie van klaagster door (de orthopedisch chirurg verbonden aan) het ziekenhuis geen sprake was van “informed consent”.

1.2         Verweerder heeft, nadat partijen (klaagster en de verzekeraar van het ziekenhuis) in onderling overleg niet tot een regeling konden komen, de rechtbank verzocht een voorlopig deskundigenbericht te bevelen, welk verzoek is toegewezen. Op 29 januari 2012 is door dr. D een deskundigenrapport uitgebracht. De medisch adviseur van klager heeft op 20 februari 2012 hierop gereageerd en (alsnog) negatief geadviseerd, met name omdat het ontbreken van “informed consent” niet langer geloofwaardig zou zijn.

1.3         Verweerder heeft niettegenstaande dit advies op zich genomen een procedure tegen het ziekenhuis te beginnen en daartoe in juli 2013 een toevoeging aangevraagd, die op 15 augustus 2013 is verleend. Verweerder heeft op 25 augustus 2013 de eigen bijdrage bij klaagster in rekening gebracht en daarbij geschreven dat hij zich zodra mogelijk aan de dagvaarding zou zetten. Verweerder heeft klaagster op 18 oktober 2013 bericht wegens gezondheidsredenen niet in staat te zijn de dagvaarding gereed te maken. Hij adviseerde klaagster daarvoor naar een andere advocaat te gaan.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder ervan op de hoogte was dat dr. D in zijn rapportage belangrijke aspecten achterwege heeft gelaten;

2.    verweerder ten onrechte € 500,- extra heeft gevorderd;

3.    verweerder in de letselschadezaak van klaagster twee jaar niets heeft ondernomen en brieven onbeantwoord heeft gelaten;

4.    verweerder geen verder resultaat heeft geboekt nadat de rechtbank klaagster in het gelijk had gesteld.

 

3.           VERWEER    

3.1         Verweerder had alleen van klaagster kunnen vernemen dat het rapport van dr. D omissies bevatte. Als dit al zo zou zijn, valt dit verweerder niet te verwijten.

3.2         De door de rechtbank benoemde deskundige dr. D heeft de rechtbank geschreven dat zijn kosten de begroting met € 500,- zouden overschrijden. De rechtbank vroeg verweerder zich hierover uit te laten. Een en ander valt verweerder niet te verwijten.

3.3         Reeds uit de urenspecificatie blijkt dat klaagster verweerder ten onrechte verwijt dat hij gedurende twee jaar niets voor haar heeft gedaan: verweerder heeft met klaagster gesproken, medisch advies gevraagd, gecorrespondeerd met de wederpartij en met klaagster, een voorlopig deskundigenbericht uitgelokt en opnieuw medisch advies gevraagd.

3.4         Klaagster is niet in het gelijk gesteld door de rechtbank. Er is (nog) geen procedure gevoerd. Als klaagster doelt op het rapport van dr. D: ook daarin is zij niet op alle punten in het gelijk gesteld.

 

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Voor zover er belangrijke aspecten ontbraken in het rapport van de door de rechtbank benoemde deskundige dr. D, valt verweerder hiervan geen verwijt te maken. Het rapport is immers door dr. D opgesteld. Gesteld noch gebleken is dat verweerder op de inhoud van dit rapport invloed had kunnen uitoefenen en heeft nagelaten dat te doen. Ook wanneer er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat het rapport inderdaad omissies kende en dat verweerder daarvan op de hoogte was, valt niet in te zien dat verweerder is tekortgeschoten. Hij had dit feit dan wellicht (ten voordele van klaagster) in rechte kunnen gebruiken. Zo ver is het niet gekomen. Verweerder heeft zijn toezegging de dagvaarding op te stellen niet kunnen nakomen door omstandigheden die weliswaar in zijn persoonlijke sfeer liggen maar die hem niet zijn aan te rekenen.

4.3         Niet verweerder, maar de deskundige heeft aanspraak gemaakt op € 500,- meer aan honorarium dan door hem was begroot. Hiervan valt verweerder geen verwijt te maken.

4.4         Uit de aan de raad overgelegde stukken, waaronder de urenspecificatie van verweerder, volgt dat onjuist is dat verweerder gedurende twee jaar niets voor klaagster heeft gedaan. Kennelijk heeft verweerder meermalen overlegd met klaagster, en daarnaast met betrokkenen (de medisch adviseur, de wederpartij, de rechtbank) gesproken en gecorrespondeerd. De correspondentie en besprekingen hebben elkaar in een behoorlijk tempo opgevolgd.     

4.5         De stelling van klaagster dat zij door de rechtbank in het gelijk is gesteld, berust waarschijnlijk op een misverstand. Wellicht doelt klaagster op de inwilliging van verweerders verzoek namens haar om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. Daardoor wordt een partij echter niet (in haar vordering tot schadevergoeding) in het gelijk gesteld. Dat wordt zij evenmin in het deskundigenbericht zelf, maar pas bij vonnis. Daarop heeft klaagster zich niet beroepen. Het vierde onderdeel van de klacht is daarom evenmin gegrond.

4.6         Nu op grond van het bovenstaande niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder valt te maken, zal de voorzitter de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op juli 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 juli 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.