Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:43

Zaaknummer

13-182A + 13-186A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaten wederpartij. Verweerders zouden feiten die onvolledig en in strijd met de waarheid zijn naar voren hebben gebracht en daarmee de suggestie hebben gewekt dat klaagster valsheid in geschrifte heeft gepleegd hetgeen onnodig grievend is. Klacht tegen verweerder sub 2, die in de betreffende procedure optrad als curator, niet ontvankelijk. Klachten tegen verweerder sub 1 ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 11 februari 2014

in de zaken 13-182A en 13-186A

naar aanleiding van de klacht van:

 B.V. ( B.V.)

gemachtigde:

de heer mr.

klaagster

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder sub 1

en

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder sub 2

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 4 juli 2013 met kenmerk 4013-0525, door de raad ontvangen op 5 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 december 2013 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, alsmede van de stukken genummerd 1 tot en met 16, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 I B.V. en B B.V. zijn verwikkeld in een procedure.

2.3 B B.V. is in juli 2011 in staat van faillissement verklaard.

2.4 Verweerder sub 2 treedt op als curator in het faillissement van B B.V.

2.5 In de onder punt 2.2 genoemde procedure treedt verweerder sub 1 als advocaat op voor de curator, verweerder sub 2.

2.6 In de procedure tussen I B.V. en B B.V. heeft verweerder sub 1 een Memorie van Grieven en pleitnota opgesteld welke stukken zijn ingediend bij het Hof.

2.7 In voornoemde stukken staan passages, door klaagster in haar klachtbrief geciteerd, die door klaagster ten grondslag aan haar klachten wordt gelegd.

2.8 Bij brief met bijlagen van 13 februari 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerders.

3 KLACHT

3.1 De klacht tegen verweerders houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) feiten die onvolledig en in strijd met de waarheid zijn naar voren hebben gebracht;

b) totaal ongefundeerd de suggestie hebben gewekt dat klaagster valsheid in geschrifte heeft gepleegd hetgeen onnodig grievend is;

c) onzorgvuldig stellingen hebben ingenomen.

3.1 Ter toelichting op de klacht jegens verweerder sub 1 heeft klaagster gesteld dat verweerder sub 1 in de Memorie van Grieven suggereert dat I B.V. mogelijk geregistreerde uitdraaien gebruikt zou hebben als bijlage bij de pandlijsten die zij achteraf zou hebben opgemaakt om daarmee ten onrechte de indruk te wekken dat ook die pandlijsten geregistreerd zijn. Daarmee geeft verweerder sub 1 zich over aan ernstige verdachtmakingen aan het adres van klaagster.

3.2 Voorts heeft verweerder sub 1 in de Memorie van Grieven gesuggereerd dat I B.V. mogelijk ook een geantidateerde akte van verpanding met aangepaste voorwaarden heeft laten registeren.

3.3 Met voornoemde stellingen heeft verweerder sub 1 verschillende onwaarheden verkondigd terwijl verweerder sub 1, als verantwoordelijke advocaat, verplicht is om ervoor te zorgen dat de stellingen die namens zijn cliënten naar voren worden gebracht, op waarheid berusten.

3.4 Ter toelichting op de klacht jegens verweerder sub 2 heeft klaagster gesteld dat het een advocaat niet vrij staat een stelling in te nemen waarvan hij weet dat deze onjuist is, ook als de advocaat in de kwestie als curator optreedt. Verweerder sub 2 was er van op de hoogte dat de stellingen die verweerder sub 1 in de Memorie van Grieven naar voren bracht niet klopte nu verweerder sub 2 ervan op de hoogte was dat de pandlijsten bestonden. Nu verweerder sub 2 cliënt is van verweerder sub 1 en zelf ook advocaat is, verwijt klaagster hem des te meer dat hij verweerder sub 1 heeft toegestaan om regelrechte onwaarheden in de Memorie van Grieven op te nemen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder sub 1 voert verweer en stelt daartoe het volgende. Verweerder sub 1 betwist dat hij voorafgaand aan het pleidooi wist dat er maandelijks pandlijsten waren geregistreerd. Verweerder stelt voorts dat de hem verweten uitingen niet zijn aan te merken als het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen. In de Memorie van Grieven staat niet dat valsheid in geschrifte is gepleegd. De kern van het punt was juist dat dat mogelijk gebeurd zou zijn. Verweerder sub 1 stelt te hebben opgeschreven dat I B.V. en P door B B.V. geregistreerde pandlijsten als bewijs voor het bestaan van verpanding aan hen gebruikt zouden kunnen hebben en dat een registratie tot doel heeft dit soort onzekerheden af te dekken.

4.2 Verweerder sub 1 heeft zich niet onnodig grievend uitgelaten en de klacht moet kennelijk ongegrond worden verklaard.

4.3 Verweerder sub 2 stelt primair dat de klacht jegens hem niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu hij in de procedure waar de klacht uit voortvloeit optreedt als curator en niet als advocaat.

4.4 Subsidiair dient de klacht ongegrond te worden verklaard omdat er geen onjuiste feitelijke gegevens zijn verstrekt, laat staan dat sprake is van onnodig grievende gedragingen. De reden voor het beroep op pauliana was dat de akte van verpanding dateerde van 31 juli 2009 terwijl de verpanding pas in 2010 was geregistreerd. Dat is een vreemde gang van zaken die verweerder sub 2 noopte het standpunt in te nemen dat het pandrecht op paulianeuze wijze tot stand was gekomen.

5 BEOORDELING

Van de klachten tegen verweerder sub 1

Ad klachtonderdeel (a)

5.1 Bij de beoordeling van klachtonderdeel (a) en (b) neemt de raad tot uitgangspunt dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen en zich niet onnodig grievend uit te laten over de wederpartij van zijn cliënt.

5.2 De raad is van oordeel dat klachtonderdeel (a) op basis van het voorgaande niet kan leiden tot een gegrondverklaring nu niet is komen vast te staan dat verweerder sub 1 feiten in de Memorie van Grieven heeft opgenomen waarvan hij wist dat deze onjuist waren.  Verweerder sub 1 heeft enkele stellingen geponeerd hetgeen hem vrij staat.

Ad klachtonderdeel (b)

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel (b) heeft verweerder sub 1 gesteld dat in de Memorie van Grieven niet letterlijk staat dat valsheid in geschrifte is gepleegd. De kern van het punt was volgens verweerder sub 1 juist dat dat mogelijk gebeurd zou zijn.

5.4 De raad is van oordeel dat de manier waarop verweerder sub 1 een en ander heeft opgeschreven niet onnodig grievend is.

Ad klachtonderdeel (c)

5.5 Het feit dat verweerder sub 1 op onzorgvuldige wijze stellingen zou hebben ingenomen kan niet leiden tot een gegrondverklaring van dit klachtonderdeel nu het niet aan klaagster is daarover een klacht in te dienen.  Een dergelijke klacht zou kunnen worden ingediend door de cliënt van verweerder sub 1.

Van de klachten tegen verweerder sub 2

5.6 Met betrekking tot de klachten jegens verweerder sub 2 ziet de raad aanleiding om eerst de vraag te beantwoorden of klaagster ontvankelijk in haar klacht kan worden geacht.

5.7 De raad stelt vast dat artikel 46 Advocatenwet bepaalt dat advocaten aan tuchtrechtspraak onderworpen zijn ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

5.8 Op grond van het bovenstaande acht de raad zich onbevoegd te oordelen over de vraag of sprake is van klachtwaardig gedrag nu verweerder sub 2 in de procedure waar de klacht uit voortvloeit optrad als curator en niet als advocaat. Niet is gebleken dat verweerder sub 2 zich overigens zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur geschaad zou kunnen worden. Hij heeft zich in de procedure, waar de klachten betrekking op hebben, als curator laten vertegenwoordigen door een advocaat.

5.9 De raad acht klaagster niet-ontvankelijk in haar klachten jegens verweerder sub 2.

BESLISSING

De raad van discipline:

ten aanzien van verweerder sub 1:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

ten aanzien van verweerder sub 2:

- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs A. de Groot, G. Kaaij, E.M.J. van Nieuwenhuizen, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 februari 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweersters

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweersters

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl