Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:7

Zaaknummer

152/12

Inhoudsindicatie

Het handelen van een deken valt slechts onder het tuchtrecht als hij (kort samengevat) door zijn handelen het vertrouwen in de advocatuur ondermijnt. In casu niet gebleken dat de deken de instructie van de klachtzaak zodanig heeft gedaan, dat het vertrouwen in de advocaat is ondermijnd. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 31 januari 2014

in de zaak 152/12

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer en mevrouw [    ]

klagers

 

tegen:

mr. [    ]

in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 9 september 2012 van klagers, binnengekomen bij de raad van discipline op 14 september 2012, hebben klagers de klacht  ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 25 september 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht voor instructie verwezen naar mr.  M., deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement Z.

1.3    Bij brief aan de raad van 24 januari 2013 met kenmerk 1213/19, door de raad ontvangen op 25 januari 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement Z. de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.4    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 november 2013 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    brief van klagers d.d. 5 augustus 2013 met bijlagen;

-    brief van klagers d.d. 13 november 2013 met bijlagen.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klagers hebben zich op 24 februari 2011 tot mr. D. gewend in verband met een klacht die zij hebben ingediend tegen mr. K. Mr. K. vertegenwoordigde een wooncoöperatie in een geschil tussen klagers en die wooncoöperatie. Klagers lieten zich in die geschillen (op adviesniveau) bijstaan door mr. B, die zich in januari 2012 aan de kwesties heeft onttrokken. Mr. K. heeft mr. B o.a. bij e-mail van 16 september 2011 bericht dat klagers zich niet rechtstreeks tot de cliënte van mr. K. moesten wenden en dat op dergelijke berichten niet meer gereageerd zou worden.

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder in zijn weergave van de klacht tegen mr. K., is voorbijgegaan aan het verwijt van klagers dat mr. K. (onder verwijzing naar Gedragsregel 18, die, kort samengevat inhoudt dat advocaten onderling uitstuitend contact met elkaar onderhouden en zich niet rechtstreeks tot de wederpartij van hun cliënt wenden) aankondigde dat door klagers aan de cliënte van mr. K. gezonden brieven, ongeopend c.q. ongelezen zouden worden geretourneerd, terwijl mr. K. wel rechtstreeks klagers benaderde, terwijl mr. B. hun advocaat was. Door deze handelwijze van verweerder is er geen oplossing tot stand gekomen.

b)    verweerder niet bereid is gebleken uitspraken in de klachtzaak tegen mr. K. nader toe te lichten en dit onder meer afdoet met ‘ik heb daar geen zin in’. De wijze van klachtbehandeling door verweerder doet afbreuk aan het vertrouwen in de gewenste onafhankelijkheid en objectiviteit die verweerder aan de dag zou moeten leggen; te meer nu verweerder heeft gezegd dat de klachten tegen mr. K. niet gegrond zullen worden verklaard door de tuchtrechter.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder heeft aangevoerd dat hij in een bemiddelingsgesprek, na schriftelijk hoor en wederhoor te hebben toegepast, een toelichting heeft gegeven op Gedragsregel 18 waarin hij tevens op voorhand zijn visie over de klacht tegen mr. K. heeft gegeven. Hij heeft echter meegedeeld dat niet hij, maar de tuchtrechter uiteindelijk oordeelt.

Ad klachtonderdeel b)

Verweerder herkent zich niet in dit klachtonderdeel. Uitgebreide brieven van klagers na de instructiefase heeft hij naar behoren proberen te beantwoorden. Onjuist is het verwijt dat hij de zienswijze van klagers onderbelicht heeft gelaten.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad constateert dat het gaat om een klacht tegen verweerder in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline blijft het tuchtrecht ook gelden wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat. Indien hij zich bij de vervulling van zijn taak in die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (dan wel misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt en waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Aan dit criterium dient het handelen van verweerder te worden getoetst.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Op grond van bovengenoemd criterium komt de raad tot het oordeel dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de kant van verweerder. Uit de stukken is niet gebleken dat verweerder bij de instructie van de klachtzaak van klagers jegens mr. K. en met name bij de weergave van het standpunt van klagers en de uitleg van Gedragsregel 18, zodanig heeft gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur daardoor is geschaad. Evenmin is komen vast te staan dat de wijze van instructie van verweerder aan het tot stand komen van een oplossing in de weg heeft gestaan. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel komt de raad tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder de gang van zaken met betrekking tot de klachtprocedure onvoldoende heeft toegelicht. Al helemaal niet is komen vast te staan dat verweerder heeft aangegeven dat hij ‘daar geen zin in had’. Dit klachtonderdeel is dan ook feitelijk onvoldoende onderbouwd en daarmee ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, G. Ham, J.A. Holsbrink, N.H.M. Poort, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2014.

 

griffier                                                   voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klagers

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl