Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:280

Zaaknummer

R.4432/14.18

Inhoudsindicatie

Klager had een klacht ingediend tegen een stafjurist/advocaat van het bureau van de Raad van Toezicht, die werkzaam is onder verantwoordelijkheid van verweerder in zijn hoedigheid van deken. Verweerder had aangekondigd dat hij de stafjurist ter zitting van de Raad van Discipline zou bijstaan. Klager beklaagt zich hierover en stelt dat sprake is van belangenverstrengeling.

Inhoudsindicatie

Klager heeft kort na het indienen van de klacht de klacht tegen de stafjurist ingetrokken. De raad wijst de klacht af als zijnde van onvoldoende gewicht.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 15 januari 2014, door de raad ontvangen op 16 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 september 2014 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet verschenen. Per fax van 6 september 2014 had hij laten weten op het in de oproep genoemde tijdstip (13.00 uur) verhinderd te zijn wegens een zitting van de Rotterdamse rechtbank waar hij niet kon ontbreken. Naar aanleiding daarvan heeft de raad de behandeling verplaatst naar het eind van de middag (16.20 uur), hetgeen klager per fax is meegedeeld. Naar aanleiding daarvan heeft klager meegedeeld dat dat tijdstip niet haalbaar was omdat hij die avond een ‘Kleine Kantoren Overleg’ had. De raad heeft hierop besloten de behandeling om 16.20 uur doorgang te laten vinden. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 In de genoemde fax van 6 september 2014 heeft klager tevens de voorzitter gewraakt voor het geval de zitting niet naar een andere dag verzet zou worden. De wraking is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 3 november 2014. De wrakingskamer heeft vervolgens bij beslissing van 10 november 2014 het wrakingsverzoek afgewezen, met bepaling dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft een klacht ingediend tegen mr. X, advocaat en werkzaam in dienst van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. 

De klacht is onderzocht door een lid van de Raad van Toezicht. Hierna is het dossier aan de Raad van Discipline gezonden, die de behandeling van de zaak heeft geagendeerd op de zitting van 30 september 2013.

2.3 Op 27 augustus 2013 heeft verweerder, optredend in zijn hoedanigheid als deken, aan de Raad van Discipline het volgende meegedeeld:

“Naar aanleiding van uw brief van 23 augustus 2013 in bovenvermelde zaak deel ik u mede dat ik mij namens mr. [X, RvD] in de procedure wens te stellen.”

2.4 Naar aanleiding hiervan heeft klager bij brief van 23 september 2013 aan verweerder gevraagd zich als gemachtigde van mr. X. terug te trekken. Bij brief van dezelfde datum heeft hij bij de voorzitter van de Raad van Discipline een klacht tegen verweerder ingediend. Bij verwijzingsbeschikking van 24 september 2013 heeft de voorzitter van de raad de zaak verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam teneinde de klacht te onderzoeken en af te handelen op de wijze als genoemd in de artikelen 46d en 46e Advocatenwet.

2.5 Op 26 september 2013 heeft klager de klacht tegen mr. X ingetrokken.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij zich bij de Raad van Discipline heeft gesteld als advocaat van mr. X, tegen wie een klacht is ingediend, terwijl hij als deken een onderzoek naar haar heeft ingesteld. Daardoor is sprake van belangenverstrengeling.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat klager geen enkel tuchtrechtelijk belang heeft bij het indienen van zijn klacht, daar hij op 26 september 2013 de klacht tegen mr. X heeft ingetrokken, zodat de geplande zitting niet heeft plaatsgevonden. 

Verweerder voert voorts aan dat klager hem niet in de gelegenheid heeft gesteld zich te beraden over diens schrijven van 23 september 2013, nu klager dezelfde dag nog zijn klacht tegen hem heeft ingediend. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk is. Voor het geval klager ontvankelijk zou zijn stelt verweerder dat het hem vrij stond mr. X in deze bij te staan, nu zij haar taken uitvoert onder verweerders verantwoordelijkheid als deken.

 

5 BEOORDELING

5.1 Het is vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dat ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, het advocatentuchtrecht van toepassing blijft, maar in een dergelijk geval toetst de tuchtrechter slechts aan de beperkte maatstaf of het vertrouwen in de advocatuur door de gestelde gedragingen wordt geschaad (HvD 18 januari 2013 nr. 6450).

5.2 De raad neemt in aanmerking dat klager, nadat hij de onderhavige klacht op 23 september 2013 had ingediend, enkele dagen later, te weten op 26 september 2013, de klacht tegen mr. X heeft ingetrokken. Klager heeft, tegenover het gevoerde verweer, niet onderbouwd welk belang hij daarna nog had bij handhaving van de klacht. 

In de gegeven omstandigheden is de raad van oordeel dat de klacht van onvoldoende gewicht is. Om die reden zal de klacht worden afgewezen.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- wijst de klacht als zijnde van onvoldoende gewicht af.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 december 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT  Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl