Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-03-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:35
Zaaknummer
13-250
Inhoudsindicatie
Er wordt geprocedeerd over een nalatenschap. Verweerder is de advocaat van de wederpartij en tevens familielid, neef, van klagers. Tijdens de klachtprocedure overlijdt klaagster.
Inhoudsindicatie
In geval van overlijden van een klager tijdens de klachtprocedure, dient de behandeling van de klacht te worden gestaakt tenzij de behandeling van de klacht om redenen aan algemeen belang ontleend moet worden voortgezet. Hiervan is geen sprake. De behandeling wordt wel voortgezet voor zover de klacht is ingediend door klager.
Inhoudsindicatie
De eerste twee klachtonderdelen betreffen feiten die zich in 2008 hebben voorgedaan. De raad verklaart klager niet ontvankelijk in deze klachtonderdelen vanwege het lange tijdverloop. Hoewel verweerder een opdracht van zijn naaste familieleden heeft aangenomen, heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerder zijn vrijheid en onafhankelijkheid van beroepsuitoefening hierdoor in gevaar heeft laten brengen. Voor de raad speelt hierbij een rol dat verweerder zelf geen direct (erfrechtelijk) belang had in de kwestie waarin hij de belangen van zijn moeder en tante behartigde.
Uitspraak
Beslissing van 10 maart 2014
in de zaak 13-250
naar aanleiding van de klacht van:
(wijlen) mevrouw [ ]
adres
klaagster
en
de heer
adres
klager
tezamen te noemen: klagers
tegen:
mr. X
advocaat te H.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 14 oktober 2013 met kenmerk 13-0086 RvT/LB/ml, door de raad ontvangen op 15 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 januari 2014 in aanwezigheid van klager, de weduwnaar van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst alsmede van de brief van verweerder met bijlagen van 30 december 2013.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Het gaat in deze zaak onder meer om de verdeling van een nalatenschap tussen vier kinderen. Verweerder staat twee zussen bij, waaronder zijn moeder. Klagers, de twee andere kinderen, werden en worden bijgestaan door een andere advocaat. Verweerder trad dus op als advocaat van de wederpartij.
2.3 Sinds 2004 speelt er een familieconflict. Verweerder is de kleinzoon van de overledene wiens nalatenschap ter discussie staat.
2.4 Bij brief van 18 april 2013 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.
2.5 Op 26 juli 2013 heeft verweerder zich teruggetrokken als advocaat van zijn moeder en tante.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) Als advocaat telefonisch en schriftelijk gegevens van de overleden moeder van klagers op te vragen bij diverse instanties zonder bekend te maken dat hij een zoon is van zijn cliënte en daardoor misbruik te maken van titel en hoedanigheid;
b) Zijn cliënte te adviseren aangifte te doen van valsheid in geschrifte tegen klager;
c) Zich schuldig te maken aan partijdigheid en belangenverstrengeling als gevolg van de nauwe persoonlijke relatie tot zijn cliënten;
d) Een eigen belang bij deze zaak te hebben als (afgeleide) erfgenaam;
e) De grens van het toelaatbare ruimschoots te hebben overschreden.
Volgens klagers heeft verweerder in de zaak een eigen belang. Klagers zijn van mening dat er daardoor sprake is van belangenverstrengeling en dat hij door de nauwe persoonlijke relatie tot zijn cliënten, zijn moeder en zijn tante, partij is geworden. Ook kan hij over informatie en familiegegevens beschikken die een andere advocaat niet zou hebben gehad.
4 VERWEER
Verweerder voert tegen de klachten verweer. Op de inhoud daarvan zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
5 BEOORDELING
5.1 Tijdens de zitting is de raad erover geïnformeerd dat klaagster medio november 2013 is overleden. Het overlijden van klaagster nadat de klacht ter kennis van de raad is gebracht, brengt niet mee dat de klacht per overlijdensdatum van rechtswege als vervallen of ingetrokken moet worden beschouwd (HvD 3 mei 2002, nr. 3360). In zijn beslissing van 16 april 2012 (nr. 5978) heeft het Hof van Discipline bepaald dat op de voet van artikel 47a van de Advocatenwet de behandeling van de klacht dient te worden gestaakt, tenzij de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. In de onderhavige zaak acht de raad geen redenen van algemeen belang aanwezig op grond waarvan de behandeling van de klacht van klaagster dient te worden voortgezet. De raad zal de behandeling van de klacht van klaagster op grond van het bovenstaande staken.
5.2 De behandeling zal evenwel worden voortgezet voor zover de klacht van klager afkomstig is. Ten aanzien daarvan oordeelt de raad als volgt.
ad klachtonderdelen a en b)
5.3 De klachtonderdelen a en b lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Deze klachtonderdelen betreffen feiten die zich in 2008 hebben voorgedaan. Klager heeft zich op 18 april 2013 voor het eerst tot de deken gewend om hierover te klagen.
5.4 Bij de beantwoording van de vraag of klager zijn klacht zo tijdig heeft ingediend dat hij daarin kan worden ontvangen (welke vraag de raad eerst behandelt), moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, te weten enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijke belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, en anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij de tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Niet op voorhand kan worden gezegd welk tijdverloop moet worden aangehouden, maar dit zal van geval tot geval aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval moeten worden bepaald.
5.5 De raad is van oordeel dat in de hiervoor bedoelde afweging het belang van rechtszekerheid van verweerder zwaarder heeft te wegen. De door klager ter zitting aangevoerde redenen, te weten dat hij zijn klacht destijds al kenbaar had gemaakt bij het kantoor waar klager werkzaam was en dat toen al gespeeld werd met de gedachte een officiële klacht bij de deken in te dienen, vormen onvoldoende rechtvaardiging om zo lang te wachten met het indienen van de klachten voor zover deze betreffen het optreden van verweerder in 2008. Weliswaar is in 2010 nog met derden over het handelen van verweerder in 2008 gecorrespondeerd, maar deze correspondentie werpt niet een ander licht op dat handelen en klager beroept zich daar ook niet op.
5.6 De raad acht de termijn waarbinnen de klachtonderdelen a en b zijn ingediend, onredelijk lang. Deze klachtonderdelen worden om die reden niet ontvankelijk verklaard.
ad klachtonderdelen c, d en e
5.7 Een advocaat dient te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in gevaar zouden kunnen komen.
Een advocaat dient bedacht te zijn op de situatie dat hij ten opzichte van zijn cliënt niet meer de vrijheid bezit om deugdelijk te adviseren en te representeren. Ook de indruk die bij derden wordt gewekt kan hierbij een rol spelen. Een belangenverstrengeling door financiële of persoonlijke relaties kan de gewenste onafhankelijkheid in gevaar brengen. Voorts dient een advocaat niet op te treden tegen een wederpartij ten aanzien van wie hij over vertrouwelijke informatie beschikt die hij niet heeft betrokken van zijn cliënt. Bij die vrijheid en onafhankelijkheid kán ook de wederpartij als klager belang hebben.
5.8 Hoewel verweerder een opdracht van zijn naaste familieleden heeft aangenomen, heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerder zijn vrijheid en onafhankelijkheid van beroepsuitoefening hierdoor in gevaar heeft laten brengen. Voor de raad speelt hierbij een rol dat verweerder zelf geen direct (erfrechtelijk) belang had in de kwestie waarin hij de belangen van zijn moeder en tante behartigde.
5.9 Hoewel de toonzetting van de correspondentie van verweerder fel kan worden genoemd, acht de raad de grenzen van het toelaatbare niet overschreden. Dat klager de correspondentie en het handelen van verweerder –die ook zijn neef is- als een persoonlijke aanval van verweerder heeft beschouwd, acht de raad –vanwege die nauwe familierelatie- evenwel begrijpelijk. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder er dan ook verstandig aan gedaan het advies van de deken om zich als advocaat terug te trekken, ter harte te nemen.
5.10 Op grond van het bovenstaande acht de raad de klachtonderdelen c, d en e ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- bepaalt dat op de klacht, voor zover deze is ingediend door klaagster, niet hoeft te worden beslist;
- oordeelt klager in de klachtonderdelen a en b niet ontvankelijk;
- oordeelt de overige klachtonderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, J.H. Brouwer, R.J.A. Dil, P.R.M. Noppen, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 10 maart 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager en de echtgenoot van klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.