Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:81

Zaaknummer

13-287NH

Inhoudsindicatie

Klacht tegen ex-advocaat en scheidingsbemiddelaar in verband met de kwaliteit van de bijstand door verweerster. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 10 maart 2014

in de zaak 13-287NH

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

klager

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te

  

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 september 2013, door de raad ontvangen op 19 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief aan de raad van 17 september 2013 met de stukken 1 t/m 12 zoals die zijn genoemd op de bij de brief gevoegde inventarislijst en de brief van verweerster van 7 januari 2014 met bijlagen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft in januari en februari 2008 op grond van een VFAS bemiddelingsovereenkomst als advocaat-scheidingsbemiddelaar opgetreden in de echtscheiding van klager en zijn ex-echtgenote.

2.3 Op 15 januari 2008 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden tussen verweerster, klager en diens ex-echtgenote. Van dat gesprek is een verslag opgemaakt. Op 30 januari 2008 heeft een tweede gesprek plaatsgevonden, waarna verweerster een verslag van dat gesprek en een concept echtscheidingsconvenant aan klager en zijn ex-echtgenote heeft toegezonden. Bij e-mail van 12 februari 2008 van de ex-echtgenote van klager (met kopie aan klager) hebben partijen commentaar op het concept geleverd. De e-mail is afgesloten met "hoogachtend, [klager], en doorgestuurd voor en met akkoord door [ex-echtgenote]".

2.4 Het echtscheidingsconvenant is op 13 februari 2008 door partijen ondertekend.

2.5 Klager heeft tegen verweerster een klacht- en beroepsprocedure gevoerd bij de raad van tucht en de raad van beroep van de Stichting Tuchtrechtspraak Scheidingsbemiddeling, welke procedures met de beslissing 1 oktober 2013 van de raad van beroep zijn afgerond. De klachten van klager zijn in die procedures ongegrond bevonden behoudens zijn klacht dat verweerster niet de vermogens van partijen heeft gecontroleerd en aldus verweerster ook niet heeft kunnen vaststellen of de voormalige echtgenote van klager al dan niet in staat was om de door haar gewenste woning te kopen en klager daarover te informeren.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

(a) de mediation onjuist heeft behandeld doordat zij nooit aan klager heeft voorgehouden dat de toepasselijke huwelijksvoorwaarden ook in een alternatieve verrekeningsmethode voorzagen;

(b) zij niet heeft gecontroleerd of de e-mail van partijen aan verweerster van 12 februari 2008 wel de instemming van beide partijen had; en

(c) zij het gewijzigde concept van het echtscheidingsconvenant niet met partijen heeft doorgenomen alvorens zij hen dat convenant ter ondertekening voorlegde.

4 BEOORDELING

Ten aanzien van de ontvankelijkheid

4.1 De raad zal eerst beoordelen of het handelen van verweerster onder het bereik van het voor advocaten geldende tuchtrecht kan worden gebracht. Daarbij overweegt de raad dat een advocaat-scheidingsbemiddelaar die als mediator optreedt een aan mediation eigen positie inneemt. Zijn handelen wordt beheerst door eigen regels, in dit geval de gedragsregels van de VFAS.  Het advocatentuchtrecht blijft voor hem gelden doch uitsluitend voor het geval hij zich bij de vervulling van zijn taak als advocaat-scheidingsbemiddelaar zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. De raad zal het handelen van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 Alvorens het handelen van verweerster  wordt getoetst zal de raad ingaan op de ontvankelijkheid van klager in zijn klacht. De raad constateert dat een periode van ruim vijf jaar is verstreken vanaf de periode dat de kwestie speelde tot het moment dat klager zijn klacht indiende.

4.3 Bij een beroep op de tijd die is verstreken sinds de feiten waarover wordt geklaagd, dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen, te weten: enerzijds het ten gunste van klagers wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds.

4.4 De raad overweegt in dit verband dat in de periode tot aan het indienen van de klacht bij de deken klager een tucht- en beroepsprocedure tegen verweerster heeft gevoerd. Die omstandigheid brengt met zich dat verweerster rekening heeft kunnen houden met een eventuele klachtprocedure als onderhavige en stukken gereed heeft kunnen houden waarvan zij zich bij gelegenheid van haar verweer kon bedienen. Van schending van haar (verdedigings)belangen is de raad ook niet gebleken. Op grond van deze omstandigheden is de raad van oordeel dat de belangenafweging ten voordele van klager moet uitvallen en dat klager ontvankelijk is in zijn klacht.

Ten aanzien van klachtonderdeel (a):

4.5 De raad overweegt dat als onweersproken is komen vast te staan dat partijen zelf de gebruikte verrekeningsmethode hebben gekozen. Verweerster heeft ter zitting bovendien gemotiveerd en onweersproken gesteld dat het gebruik van de alternatieve methode geen betere uitkomst voor klager zou hebben opgeleverd. Overigens blijkt uit de besprekingsverslagen dat de toepasselijke huwelijksvoorwaarden uitgebreid zijn besproken en dat verweerster klager erop heeft gewezen om bij twijfel over de uitleg van de huwelijkse voorwaarden de notaris nader om uitleg en advies te vragen.  Gelet op deze omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerster niet heeft hoeven twijfelen dat de door partijen zelf gekozen verrekeningsmethode de werkelijke wil van partijen was. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel (b):

4.6 Klager heeft ter zitting gesteld dat de e-mail van 12 februari 2008 door hemzelf is opgesteld, waarna hij de e-mail aan zijn ex-echtgenote heeft gestuurd met het verzoek die door te sturen aan verweerster als zij met de inhoud daarvan akkoord was. Klager heeft voorts gesteld dat zijn ex-echtgenote enkele onderdelen van de e-mail heeft veranderd alvorens  deze door te sturen, en dat die wijzigingen niet de instemming van klager hadden. Klager stelt dat de gewijzigde onderdelen in het uiteindelijke convenant zijn terechtgekomen, en dat hij die wijzigingen pas opmerkte nadat hij het convenant reeds had ondertekend

4.7 De raad overweegt dat de e-mail van 12 februari 2008 door zijn voormalige echtgenote aan verweerster is gestuurd met kopie aan  hem, waardoor hij in de gelegenheid is geweest om de inhoud te controleren. Het lag ook op de weg van klager, en niet verweerster, om dat te doen, temeer vanwege het feit dat klager ervan op de hoogte was of had moeten zijn dat de inhoud van de e-mail in het convenant opgenomen zou worden. Dat klager de inhoud van de e-mail pas achteraf heeft gecontroleerd, komt voor zijn rekening. Daarbij komt dat verweerster niet hoefde te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de e-mail. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel (c):

4.8 Klager stelt dat het gewijzigde convenant niet door verweerster met hem is doorgenomen alvorens het ter ondertekening aan hem is voorgelegd. Verweerster heeft die stelling bestreden en aangevoerd dat zij zoals altijd het convenant met partijen doorneemt alvorens het wordt ondertekend en dat zij dat ook hier heeft gedaan. De raad heeft niet kunnen vaststellen wat de juiste weergave van de gang van zaken is, maar heeft geen aanwijzingen om aan de weergave van verweerster te twijfelen. Dat klager het – zoals hij stelde – in haast heeft getekend komt voor zijn rekening. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klachten ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, G.J.W. Pulles, A.M. Vogelzang, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.E. Coenraads als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl