Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:109

Zaaknummer

R. 4440/14.26.2

Inhoudsindicatie

De beklaagde advocaat heeft nagelaten de griffierechten te betalen en is in een andere zaak niet ter zitting verschenen. De klacht is deels gegrond, maatregel onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 1 maand.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief 21 januari 2014 aan de Raad van Discipline met kenmerk K166 2013, door de raad ontvangen op 22 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 maart 2014 in afwezigheid van zowel klaagster als verweerder. Klaagster en verweerder zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft gebruik gemaakt van de diensten van verweerder.

2.3 Tussen klaagster en verweerder is een discussie ontstaan omtrent de door verweerder bij klaagster in rekening gebrachte werkzaamheden en gedane betalingen alsmede omtrent de bijstand van verweerder in ieder geval in een tweetal zaken.

2.4 Uit het onderzoek van de deken volgt dat verweerder in een zaak verzuimd heeft het griffierecht tijdig te voldoen waarna klaagster is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 28.113,75 te vermeerderen met kosten.

2.5 In de andere zaak is aan klaagster verstek verleend, waarna verweerder uitstel voor antwoord heeft gevraagd. Op de zitting is verweerder niet verschenen en heeft hij evenmin op een andere wijze gereageerd. Klaagster is vervolgens in die zaak veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.858,84 te vermeerderen met kosten.

2.6 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de openstaande facturen ad € 44.638,80 dienen te worden voldaan. Met betrekking tot twee zaken heeft verweerder in de reactie aan de gemachtigde van klaagster naar een tweetal brieven verwezen. In die brieven heeft klaagster gewezen op het feit dat het griffierecht niet is voldaan en wat daar de gevolgen van zouden zijn en heeft hij klaagster medegedeeld zijn werkzaamheden te staken tot het moment waarop zijn nota’s volledig zijn voldaan. Verweerder heeft daarbij vermeld dat klaagster zelf alle lopende procedures dient voort te zetten.

2.7 De gemachtigde van klaagster heeft aan verweerder laten weten onbekend te zijn met de twee genoemde brieven. Hierop heeft verweerder niet meer gereageerd.

2.8 Bij brief van 29 april 2013 is door de gemachtigde van klaagster een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.

 

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:

a. bepaalde werkzaamheden bij klaagster in rekening heeft gebracht en heeft verrekend;

b. de belangen van klaagster niet naar behoren heeft behartigd door te verzuimen het griffierecht tijdig te voldoen en niet op een zitting te verschijnen en ook overigens niet heeft gereageerd op vragen om nadere informatie door de gemachtigde van klaagster.

 

4 VERWEER

Verweerder heeft ten overstaan van de raad geen verweer gevoerd.

 

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Voor zover klaagster verweerder verwijten maakt omtrent de in rekening gebrachte werkzaamheden en gedane verrekeningen is de raad van oordeel dat klaagster zich dient te wenden tot de civiele rechter dan wel een begrotingsprocedure aanhangig dient te maken bij de Raad van Toezicht. De raad is niet bevoegd declaratiegeschillen te beslechten, tenzij sprake is van excessief declareren. Dit laatste is gesteld noch gebleken. Ook overigens heeft klaagster dit klachtonderdeel onvoldoende gesubstantieerd. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.2 Als onweersproken staat vast dat verweerder in een zaak heeft verzuimd het griffierecht tijdig te voldoen en in een andere zaak niet ter gelegenheid van de zitting is verschenen. Verweerder heeft ten overstaan van de deken ter verklaring voor zijn handelen dan wel nalaten verwezen naar een tweetal brieven van hem aan klaagster. Klaagster heeft onweersproken gesteld dat zij deze twee brieven niet heeft ontvangen.  Gelet op het vorenstaande is de raad van oordeel dat verweerder de belangen van klaagster niet naar behoren heeft behartigd en zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk handelend advocaat betaamt. De raad acht dit onderdeel van de klacht  gegrond.

 

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding alsmede het feit dat verweerder niet ter gelegenheid van de zitting is verschenen acht de raad de

maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één maand passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klachtonderdeel a ongegrond en klachtonderdeel b gegrond en legt aan verweerder de maatregel op van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één maand;

- bepaalt dat de schorsing ingaat op de eerste dag dat deze beslissing onherroepelijk is en verweerder opnieuw is ingeschreven als advocaat, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen dan wel bij gelijktijdig opgelegde schorsingen, dat deze schorsingen elkaar achtereenvolgens opvolgen.

 

Aldus bij vervroeging gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2014

griffier voorzitter                

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl