Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:137

Zaaknummer

ZWB 280 - 2013

Inhoudsindicatie

Niet is komen vast te staan dat excessief is gedeclareerd. Geen ongeoorloofde druk uitgeoefend door klager aan te manen de gemaakte afspraken na te komen.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 2 juni 2014

in de zaak ZWB 280 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

 

       

klager

 

tegen:

 

 

 

 

                                        verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 16 september 2013 met kenmerk K13-028, door de raad ontvangen op 17 september 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 april 2014 in aanwezigheid van klager, zijn gemachtigde en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 16 september 2013 met de daarbij behorende bijlagen.

 

 

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager heeft zich op 5 mei 2010 tot verweerder gewend. Klager had op dat moment een brief ontvangen van de advocaat van zijn ex-echtgenote die aankondigde dat zij wenste te komen tot een echtscheiding. Verweerder heeft klager vervolgens bijgestaan in de echtscheidingsprocedure.

2.2      In een e-mail van 10 mei 2010 heeft verweerder aan klager de opdracht bevestigd. In deze opdrachtbevestiging staat te lezen dat klager niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand en dat het honorarium van verweerder € 195,00 per uur bedraagt, exclusief kantoorkosten en BTW. In de opdrachtbevestiging wordt eveneens aangegeven dat de algemene voorwaarden van verweerder van toepassing zijn en dat facturen steeds binnen 14 dagen na factuurdatum betaald moet worden. Voorts wordt melding gemaakt van het feit dat bij niet tijdige betaling de wettelijke rente en alle in redelijkheid gemaakte gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten in rekening zullen worden gebracht. De opdrachtbevestiging is door klager niet voor akkoord ondertekend, maar klager erkent wel dat hij deze heeft ontvangen.

2.3      In de periode van mei 2010 tot en met eind 2011 heeft verweerder voor klager diverse werkzaamheden verricht en daarvoor facturen aan klager gezonden. Deze facturen zijn door klager niet, althans niet volledig, voldaan. Bij e-mail van 5 januari 2012 schrijft verweerder aan klager dat er inmiddels een betalingsachterstand is ontstaan van € 18.875,=. Verweerder geeft aan dat er spoedig een betaling moet plaatsvinden. Voor zover dat niet mogelijk is, verzoekt verweerder aan klager in ieder geval om zekerheid voor de betaling te stellen. Door verweerder wordt aangegeven dat door hem aanspraak zal worden gemaakt op een rentevergoeding.

2.4      Op 21 mei 2012 stuurt verweerder wederom een e-mail aan klager met daarin het verzoek om de betalingsachterstand met hem te bespreken.

2.5      Bij e-mail van 8 oktober 2012 verwijst verweerder naar een gesprek dat hij eerder met klager heeft gevoerd over de betaling van de openstaande facturen. Verweerder geeft klager een drietal opties, inhoudende ofwel betaling van een bedrag van € 18.500,=, dan wel het stellen van zekerheid in de vorm van een hypotheek of beslag op de woning van klager. Bij e-mail van 12 oktober 2012 reageert klager op de mail van verweerder. Klager geeft aan dat hij nog niet inhoudelijk kan reageren, maar in de daarop volgende week op de kwestie terug zal komen. Dat gebeurt vervolgens op 19 oktober 2012. Klager stuurt dan een e-mail naar verweerder en geeft aan dat hij een bedrag van € 18.500,= in totaal zal voldoen. Een bedrag van € 6.000,= wordt direct voldaan en het restantbedrag van € 12.500,= zal klager voldoen nadat zijn verzekeringsmaatschappij een aan klager toekomend bedrag heeft uitgekeerd. Dit voorstel wordt door verweerder geaccepteerd bij e-mail van 22 oktober 2012. Verweerder verbindt daaraan echter wel de voorwaarde dat het restantbedrag van € 12.500,= uiterlijk op 15 januari 2013 wordt voldaan. Verweerder merkt voorts op dat als de overeengekomen regeling niet stipt wordt nagekomen door klager, de regeling komt te vervallen en verweerder wederom aanspraak zal maken op betaling van rente en kosten met betrekking tot het totale nog openstaande bedrag.

2.6      Klager bericht verweerder bij mail van 22 oktober 2012 met de door verweerder gestelde voorwaarden akkoord te gaan. Vervolgens stuurt klager op 24 oktober 2012 een mail aan verweerder waarin hij aangeeft dat hij het bedrag van € 6.000,= heeft overgeboekt en waarin klager vraagt om een nieuwe totaalnota voor het nog openstaande bedrag van € 12.500,=. Verweerder reageert op dat verzoek bij e-mail van 18 december 2012 en geeft aan dat hij nog geen nieuwe totaalnota zal toezenden. Dat zal pas gebeuren als de gemaakte betalingsafspraken stipt door klager zijn nagekomen.

2.7      Aangezien klager op 15 januari 2013 het door hem verschuldigde bedrag van € 12.500,= nog niet had voldaan, heeft verweerder klager bij brief van 24 januari 2013 gesommeerd om alsnog voor betaling van dat bedrag zorg te dragen. Naar aanleiding van die sommatie heeft klager nog een bedrag van € 6.000,= voldaan. Bij e-mail van 31 januari 2013 schrijft verweerder aan klager dat hij dat bedrag van € 6.000,= heeft ontvangen en dat thans nog openstaat een bedrag van € 6.500,=. Verweerder sommeert klager om voor betaling van dat bedrag zorg te dragen en maakt aanspraak op betaling van de contractuele rente van 2% per maand.

2.8      Klager wendt zich vervolgens bij brief van 19 februari 2013 met de onderhavige klacht tot de deken.

 

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder een disproportioneel bedrag van € 18.500,= heeft gefactureerd,

2.    verweerder ongeoorloofde druk op klager uit heeft geoefend om tot betaling over te gaan of zekerheid te stellen,

3.    verweerder met de advocaat van de wederpartij heeft gesproken over de onbetaald gebleven declaraties,

4.    verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die hoort bij behoorlijke rechtshulpverlening.

 

 

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder stelt zich op het standpunt dat door hem geen disproportionele factuur is verzonden. Verweerder geeft aan dat binnen zijn kantoor alle verrichte werkzaamheden worden bijgehouden op urenlijsten en dat deze specificaties worden meegezonden met de declaraties. Verweerder heeft diverse declaraties met specificaties aan klager verzonden en heeft nimmer een specifieke klacht van klager ontvangen over de hoogte van de aan klager toegezonden declaraties en de door verweerder in rekening gebrachte werkzaamheden. Klager heeft slechts één enkele maal geklaagd over een declaratie, namelijk de eerste declaratie van verweerder, maar deze is, na overleg tussen partijen, gecrediteerd. Op de overige aan klager toegezonden declaraties is door klager nimmer gereageerd. Verweerder verwijst daarnaast naar de betalingsafspraken die op 22 oktober 2012 met klager zijn gemaakt. Juist om verdere discussie over de betaaltermijn en de hoogte van de betalingsverplichtingen te voorkomen, heeft verweerder destijds met klager de afspraak gemaakt dat deze een totaalbedrag van € 18.500,= zou voldoen. Verweerder is van mening dat uit het enkele feit dat klager vrijwillig met de betaling van dit bedrag akkoord is gegaan, reeds blijkt dat klager in ieder geval op dat moment de hoogte van zijn betalingsverplichting jegens verweerder niet disproportioneel vond. Zulks geldt temeer, volgens verweerder, nu klager zelf schrijft dat met de getroffen betalingsregeling sprake is van een win-win situatie.

4.2      Verweerder betwist tot slot dat sprake is van excessief declareren. Verweerder heeft de door hem verrichte werkzaamheden zorgvuldig bijgehouden en heeft de in rekening gebrachte werkzaamheden ook verricht. Van excessief declareren is derhalve geen sprake.

4.3      Voor wat betreft het tweede klachtonderdeel, dat betrekking heeft op nakoming van eerder gemaakte betalingsafspraken, merkt verweerder het volgende op. Verweerder ontkent de door klager gestelde afspraak dat klager de declaraties van verweerder pas eind 2012 zou hoeven te voldoen. Verweerder verwijst naar de opdrachtbevestiging van 10 mei 2010 waarin duidelijk is bevestigd dat facturen van verweerder binnen 14 dagen na factuurdatum moesten worden voldaan. Andere afspraken zijn er, behoudens de afspraken die op 22 oktober 2012 zijn gemaakt, nimmer geweest. Verweerder ontkent dan ook dat hij gemaakte afspraken niet is nagekomen.

4.4      Voor wat betreft het derde klachtonderdeel ontkent verweerder dat hij met de advocaat van de wederpartij van klager contact heeft gehad. Verweerder heeft in de tweede helft van 2012 in het geheel geen contact meer met de advocaat van de wederpartij van klager gehad en heeft met haar derhalve ook geen overleg gevoerd over de betaling van nog openstaande facturen.

4.5      Verweerder is ook overigens van mening dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.

 

 

5          BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1

5.1      Klager stelt dat verweerder een disproportioneel bedrag van € 18.500,= heeft gefactureerd. Uitgangspunt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel is de regel dat de advocaat bij het vaststellen van zijn declaratie een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk salaris in rekening behoort te brengen. Voor de beoordeling van (de redelijkheid van) een declaratie in burgerlijke zaken is uitsluitend de begrotingsprocedure van de Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken beslissend. De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten. De tuchtrechter waakt slechts tegen excessief declareren.

Door klager wordt enkel geklaagd over de hoogte van het in rekening gebrachte bedrag. Overige gronden worden door klager niet aangevoerd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het door hem in rekening gebrachte bedrag, gelet op de door hem verrichte werkzaamheden, redelijk is en heeft bovendien gewezen op het feit dat verweerder met klager zelf afspraken heeft gemaakt over de betaling van dit bedrag. Klager heeft die afspraken ook zelf als win-win betiteld. Niet evident is dat het bedrag van € 18.500,=, waarmee klager zelf heeft ingestemd, excessief of buitensporig is. De raad kan derhalve niet vaststellen dat door verweerder excessief is gedeclareerd. Het eerste klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

          Ad klachtonderdeel 2

5.2     Klager stelt dat verweerder ongeoorloofde druk op hem heeft uitgeoefend om tot  betaling van de declaraties van verweerder over te gaan. Verweerder heeft in oktober 2012 afspraken over de betaling met klager gemaakt. Daarvoor is tussen partijen niet of nauwelijks over de openstaande declaraties van verweerder gesproken. Dat verweerder, op het moment dat klager de gemaakte afspraken niet na kwam, klager heeft aangesproken en heeft verzocht om de gemaakte afspraken alsnog na te komen, betekent niet dat door verweerder ongeoorloofde druk is uitgeoefend. Verweerder mag aanmaningen versturen en mag klager aanspreken op nakoming van gemaakte afspraken. Het tweede klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

          Ad klachtonderdeel 3

5.3      Klager stelt dat verweerder met de advocaat van de wederpartij van klager heeft gesproken over de onbetaald gebleven declaraties van verweerder. Door verweerder wordt dit ten stelligste ontkend. De verklaringen van klager en verweerder hieromtrent staan derhalve lijnrecht tegenover elkaar. In dat geval kan de raad geen oordeel uitspreken. Dat betekent niet dat aan de verklaring van verweerder meer waarde wordt gehecht dan aan de verklaring van klager, het betekent alleen dat niet is komen vast te staan wat er precies is gebeurd. Nu niet kan worden vastgesteld dat verweerder met de advocaat van de wederpartij van klager over de onbetaald gebleven declaraties heeft gesproken, moet dit klachtonderdeel ongegrond worden verklaard.

          Ad klachtonderdeel 4

5.4     Dit klachtonderdeel hangt samen met de hiervoor genoemde klachtonderdelen. Gelet op het feit dat al die klachtonderdelen ongegrond zijn, volgt dit klachtonderdeel ditzelfde lot. Ook klachtonderdeel 4 is ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gewezen door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juni 2014.             

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 juni 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

                  Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-        klager

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl