Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:210

Zaaknummer

R. 4418/14.4

Inhoudsindicatie

Verzet. Weergave van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter niet volledig. Verzet in zoverre gegrond. Onderdeel van de klacht maakt ook uit dat verweerster (advocaat wederpartij) het Kinderrechtenverdrag heeft zou hebben geschonden. De raad kan op basis van de beschikbare stukken en informatie evenwel niet vaststellen dat de belangen van kinderen door de handelwijze van verweerster zijn geschaad. Klacht ongegrond. Voor het overige verenigt de raad zich met de beoordeling van klacht door de plaatsvervangend voorzitter en acht het verzet in zoverre ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 6 januari 2014 met kenmerk R. 2014/04 edl, door de raad ontvangen op 7 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 29 januari 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 30 januari 2014 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 10 februari 2014, door de raad ontvangen op 14 februari 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 juni 2014 in aanwezigheid van klager en mr. H. namens verweerster. Verweerster zelf is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster behartigt de belangen van de voormalig echtgenote van klager in een procedure bij het Gerechtshof Den Haag. Zij heeft in die procedure namens haar cliënte een uitdraai overgelegd van sms-berichten, die haar cliënte van klager en hun beider kinderen heeft ontvangen.

2.3 Bij brief met bijlagen van 8 oktober 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht hield, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. zij illegaal verkregen gegevens heeft overgelegd bij het Gerechtshof te Den Haag. Klager heeft in aanvulling gesteld dat verweerster van haar cliënte afgetapte telefoon- en sms gesprekken heeft ontvangen en deze vervolgens in een procedure heeft ingebracht.

b. zij in strijd heeft gehandeld met het Kinderrechtenverdrag.

c. zij niet serieus met de klacht van klager is omgegaan, nu klager ter zitting bij het Gerechtshof heeft aangegeven dat hij deze klacht zou indienen, maar klager nadien niets meer van verweerster heeft gehoord. Klager meent dat verweerster deze klacht in behandeling had moeten nemen, zoals een goed advocaat betaamt.

3.2 Ter zitting van 2 juni 2014 heeft klager het onder c. vermelde klachtonderdeel ingetrokken.

3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de belangen van de cliënte van verweerster, van klager en van hun kinderen door de handelwijze van verweerster ernstig zijn geschaad. Hij doet daarbij een beroep op het Kinderrechtenverdrag.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De raad stelt vast dat de weergave van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter niet volledig is. Klager beroept zich in dat verband namelijk ook op schending door verweerster van het Kinderrechtenverdrag (klachtonderdeel b), wat de plaatsvervangend voorzitter niet heeft genoemd. Het verzet is derhalve gegrond.

5.2 De raad verenigt zich ten aanzien van klachtonderdeel a. met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.3 De behandeling van het verzet heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de raad dat het belang van de moeder kennelijk vorderde dat de rechter met het oog op de verzochte gezagswijziging/omgangsregeling kon vaststellen dat er wel degelijk contact was tussen moeder en de kinderen. Dat kon met de sms-berichten. De raad kan op basis van de beschikbare stukken en informatie niet vaststellen dat de belangen van de kinderen door de handelwijze van verweerster zijn geschaad.

5.5 Het voorgaande brengt mee dat het verzet gegrond is maar de klacht ongegrond.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet gegrond en de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. M. Aukema, A.J.N. van Stigt, P.S. Kamminga en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 augustus 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 augustus 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl