Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:394

Zaaknummer

14-115

Inhoudsindicatie

Overtreding gedragsregel 7 lid 4. Kantoorgenoot verweerder trad eerder op in een kwestie met betrekking tot een concurrentie-/relatiebeding  waarop de voormalig werkgever één van de vennoten van de v.o.f aanspraak. Het staat verweerder niet vrij om vervolgens, in het kader van de ontbinding van de  v.o.f. deze vennoot bij te staan tegen klaagster, waarbij het tussen de  vennoten overeengekomen  relatiebeding aan de orde was. 

Uitspraak

Beslissing van 29 december 2014

in de zaak 14-115

naar aanleiding van de klacht van:

[[    ]

klaagster

tegen:

mr. [    ] 

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 6 juli 2014 met kenmerk RvT 13-0367/TRC/fd, door de raad ontvangen op 17 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 oktober 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerder, bijgestaan door mr. J. van Ravenhorst. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1. genoemde brief en de daarbijgaande bijlagen.

1.4    Na de behandeling ter zitting is een fax  van mr. Oevering d.d. 14  oktober 2014 ingekomen in deze zaak. De voorzitter heeft bij monde van de griffier medegedeeld dat daarop geen acht kan worden geslagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster is mede-eigenaar een marktonderzoeksbureau K. Op 1 februari 2012 is de vennootschap onder firma K. (hierna: de v.o.f) gestart. Een van de andere vennoten, de heer W. was tot 1 februari 2012 werkzaam bij het onderzoeksbureau M. te A.. Tussen W. en zijn voormalig werkgever gold een relatiebeding, waarop W. en de v.o.f. op 27 september 2012 werden aangesproken. Beiden werden aansprakelijk gesteld voor de schade voortvloeiende uit de overtreding van het relatiebeding. W. en de v.o.f. hebben zich gewend tot X. advocaten. Zij zijn in deze kwestie bijgestaan door mr. X., kantoorgenoot van verweerder. In het kader van de te verlenen rechtsbijstand heeft op 3 oktober 2012 een bespreking plaatsgehad, waarbij klaagster, W. en X. aanwezig waren. Nadien hebben er nog telefonische en schriftelijke contacten tussen klaagster en mr. X. plaatsgevonden.

2.3    In juni 2013 heeft W. de samenwerking met klaagster opgezegd. Er ontstond een geschil over het relatiebeding dat tussen de vennoten gold. W. heeft zich gewend tot verweerder. Klaagster die werd bijgestaan door mr. Z. heeft verweerder gewezen op overtreding van gedragsregel 7, nu het kantoor van verweerder in het verleden in een soortgelijke kwestie ook voor klaagster, als vennoot van de v.o.f., was opgetreden. In de visie van klaagster diende verweerder W. te verwijzen naar een ander kantoor. In reactie hierop heeft verweerder geschreven: “De v.o.f. K. is door kantoorgenoten van mij bediend en niet uw cliënte, mevrouw M. Er is zelfs nimmer enig contact geweest tussen mijn kantoorgenoten en/of mij enerzijds en uw cliënte anderzijds. Hoe u nu kunt beweren dat mijn kantoorgenoten uw cliënte hebben bijgestaan, is mij een raadsel. Overigens, al was mevrouw M. in het verleden wél mijn cliënte geweest, dan nog staat gedragsregel 7 er niet aan in de weg dat ik in deze kwestie tegen haar zou optreden. Immers, de kwesties waarin mijn kantoorgenoten hebben geadviseerd, zijn geheel andere dan de kwestie die thans aan de orde is.”

2.4    Tussen verweerder en mr.  Z. heeft telefonisch contact plaatsgevonden naar aanleiding van de bezwaren die klaagster had. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan contact met de deken gezocht. Verweerder heeft zijn bewering dat er nimmer enig contact met klaagster was geweest bijgesteld. In verband met de vakantie van W. is er wel enig contact geweest tussen klaagster en mr. X., maar verweerder heeft zijn stelling dat mr. X. nimmer voor klaagster als advocaat is opgetreden, gehandhaafd.

2.5    Klaagster heeft verweerder verzocht een kopie van een factuur toe te zenden aangaande werkzaamheden die kennelijk in opdracht van de v.o.f. waren verricht en die door de v.o.f. in juni 2013 waren betaald. Het betrof een factuur van € 180,--. Verweerder heeft eerst nadat hij daarvoor toestemming kreeg van W., die op het moment dat het verzoek werd gedaan op vakantie was, een kopie van de factuur overgelegd.

2.6    Bij brief met bijlagen van 17 november 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder. In het kader van het onderzoek naar de klacht heeft op 7 april 2014 een bespreking plaatsgevonden. Verweerder heeft daarop besloten zich terug te trekken.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    tegen klaagster op te treden terwijl zijn kantoorgenoot klaagster eerder in een vergelijkbare zaak heeft bijgestaan;

b)    te liegen over contacten tussen klaagster en het kantoor en haar cliënt-zijn;

c)    te weigeren een kopie van een factuur te verstrekken in een kwestie waarin het kantoor haar heeft bijgestaan;

d)    ondanks goede gronden niet over te gaan tot het verwijzen van zijn cliënt teneinde de zaak niet op de spits te drijven.

4.    VERWEER

4.1    Verweerder is van mening dat hij niet in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 7 lid 4 noch met enige andere regel.  Het kantoor van verweerder heeft nimmer opgetreden voor klaagster, maar voor de v.o.f. Klaagster was weliswaar vennoot van de v.o.f. maar kan daarmee niet vereenzelvigd worden. Mocht dat wel het geval zijn, dan staat het verweerder desalniettemin vrij om tegen klaagster op te treden, nu aan de voorwaarden van gedragsregel 7 lid 5 is voldaan. De kwestie waarin verweerder W. tegen klaagster bijstond betreft immers een andere kwestie en verweerder beschikt niet over enige vertrouwelijke of zaaksgebonden informatie die relevant is in de kwestie tegen klaagster. Het ligt op de weg van klaagster te onderbouwen over welke vertrouwelijke informatie verweerder zou (kunnen) beschikken die aan het optreden van verweerder in de weg zou staan. Dat heeft klaagster nagelaten. Er is geen redelijk belang dat zich tegen verweerders optreden voor W. verzet.

4.2    Verweerder heeft zich vergist in zijn stelling dat er geen contact zou zijn geweest tussen klaagster en mr. X.. Voordat verweerder overging tot het verstrekken van een kopie van de factuur, wilde hij eerst de toestemming van W. hebben.

5    BEOORDELING

5.1    De klachtonderdelen a. en d. lenen zich voor gezamenlijke bespreking.

Gedragsregel 7 lid 4 bepaalt dat het een advocaat niet is toegestaan tegen een voormalig cliënt van hem of een kantoorgenoot van hem op te treden, behoudens de uitzonderingen benoemd in gedragsregel 7 lid 5.

5.2    Een kantoorgenoot van verweerder is in het verleden opgetreden voor de v.o.f. K., waarvan klaagster en W. op dat moment de beide vennoten waren. Klaagster werd in de kwestie als vennoot betrokken door de wederpartij en  heeft de opdrachtbevestiging als mede-vennoot ondertekend.  Omdat vennoten van een v.o.f. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen van de v.o.f. en deze hoofdelijke aansprakelijkheid ook betrekking heeft op de interne verhoudingen binnen de v.o.f. heeft de behartiging van de belangen van de v.o.f. rechtstreeks gevolgen voor de vennoten privé en hun vermogen. De verwevenheid tussen de beide vennoten en de v.o.f., die geen rechtspersoonlijkheid bezit, is zo nauw dat niet gesteld kan worden dat er in tuchtrechtelijk opzicht onderscheid kan worden gemaakt tussen de v.o.f. en de vennoten, dat wil zeggen dat de v.o.f. en de vennoten tezamen als cliënt moeten worden gezien. Optreden voor een derde tegen de v.o.f. zou onder omstandigheden (indien wordt voldaan aan de vereisten van gedragsregel 7 lid 5) toelaatbaar kunnen zijn, maar niet is toegestaan op te treden voor de ene vennoot tegen de andere die samen een v.o.f. vorm(d)en en een geschil hebben dat voortvloeit uit hun samenwerking. De v.o.f. en de beide vennoten zijn te beschouwen als één cliënt, die niet gesplitst kan worden (vergelijk: ECLI:NL:TADRARL:2014:324).

5.3    Bovendien leidden de (terechte) verwijten die verweerder werden gemaakt door klaagster af van de eigenlijke zaak, zodat ook daarom een doorverwijzing naar een ander kantoor aangewezen was. Klachtonderdelen a. en d. zijn dan ook gegrond.

5.4    Klachtonderdeel b.

Verweerder had het verwijt van klaagster dat het hem niet vrijstond voor W. en tegen haar op te treden nauwgezetter kunnen en moeten onderzoeken alvorens zijn reactie, die nogal stellig was, kenbaar te maken. Echter, niet is komen vast te staan dat verweerder daarover bewust en opzettelijk onjuiste informatie heeft verschaft. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder heeft gelogen over (de aard van) de contacten die zijn kantoorgenoot in het verleden met klaagster heeft gehad. Klachtonderdeel b. is dan ook ongegrond.

5.5    Klachtonderdeel c.

Verweerder heeft een kopie van de factuur aan klaagster verstrekt. In het licht van de omstandigheden die speelden op het moment dat klaagster het verzoek om een kopie van de factuur te verstrekken deed, is voorstelbaar dat verweerder daar met enige terughoudendheid op reageerde. Klachtonderdeel c. Is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klachtonderdelen a. en d. gegrond en de klachtonderdelen b. en c. ongegrond. De raad legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. E.J. Verster, F.A.M. Knüppe, E.A.T.M. Steverink en F.J.M. Broeders, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 december 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 29 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.